Werkwoord: [h]מְרֵעִים[h] – meree‘iem
Eerste stap: verwijderen eventuele voor- en achtervoegsels.
Voorvoegsel | מְ++ – me | → | participium verdubbelingsstam of ha-stam |
Persoonsuitgang | ++ים ִ++ iem | → | verbuiging zoals van een naamwoord |
. | . | → | mannelijk meervoud |
.
- Naast de reeš en de ‘ajin moet het werkwoord nog een letter hebben.
Tweede stap: de derde radicaal van de wortel vinden.
- Zwakke werkwoorden die een letter kunnen verliezen in participium meervoud, verdubbelings- of ha-stam:
- → primae noen (in de ha-stammen)
- → tertiae hee
- → ultimae geminatae (in de ha-stammen)
- Geen aanwijzingen voor wegvallen noen.
- Mogelijk wegvallen slot-hee, want achtervoegsel op die plek gekomen.
- Mogelijk dubbele slotmedeklinker, in de ha-stammen wordt eenradicalige stam gebruikt.
- Het werkwoord ++רעה++ - raa‘aa komt hoofdzakelijk voor in de kale stam en valt daarom af.
- Het werkwoord ++רעע++ - raa‘a‘ komt wel voor de vorm die we voor ons zien.
- → het enkelvoudige actieve deelwoord van hif‘iel is ++מֵרַע++ - meera‘
- → de oorspronkelijke lange ee als tweede vocaal is hier a geworden door keelletter
- → maar komt terug in de meervoudsvorm: meree‘iem
- ++רעע - raa‘a‘ betekent slecht zijn (basisstam), of slecht doen (ha-stammen).
Resultaat: “zij, die slecht doen; de schoften"