Edward Schillebeeckx (1914-2009) was een van de grootste theologen die Nederland en Vlaanderen ooit hebben voortgebracht. Getraind in de Franse nouveau theologie van Chenu en Congar stond hij in het hart van de kerkelijke en theologische vernieuwing van de katholieke kerk. In de jaren na het concilie schreef Schillebeeckx vele artikelen over de vele nieuwe theologische ideeën die opgeld deden. Deze ideeën waren vaak gebaseerd op het marxisme en het feminisme. Ze haakten in op vraagstukken betreffende oorlog en vrede, seksuele vrijheid en sociaal-economische bevrijding. Daarnaast schreef Schillebeeckx ook over vernieuwingen binnen de Kerk, zoals inzake de hiërarchie, de inspraak van de gelovigen, het kerkelijk ambt en het priestercelibaat. In de periode van sterke vernieuwingsdrang kwam hij ook dikwijls in conflict met medetheologen en het Romeins leergezag. Tot een officiële veroordeling kwam het overigens nooit.
Edward Cornelis Florent Alfons Schillebeeckx werd op 12 november 1914 in Antwerpen geboren. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in het Vlaamse Kortenberg. Zelf heeft Schillebeeckx ooit gezegd dat hij al op zesjarige leeftijd priester wilde worden. Zijn gymnasiumopleiding volgde hij aan het Sint-Jozefcollege van de paters jezuïeten in Turnhout. Daar deed hij in 1934 eindexamen. In datzelfde jaar trad hij toe tot het noviciaat van de orde der dominicanen in Gent. Vanwege zijn zwakke gestel werd de jonge frater door zijn overste vrijgesteld van vasten het nachtelijk koorgebed.
Na een studie van drie jaar wijsbegeerte aan het Filosoficum van de dominicanen werd Schillebeeckx in 1938 opgeroepen om zijn militaire dienstplicht te vervullen. In augustus 1939 zwaaide hij af, maar anderhalve maand later werd hij gemobiliseerd vanwege de oorlogsdreiging. Amper twee maanden vóór zijn demobilisatie vielen de Duitsers in mei 1940 België binnen en moest hij opnieuw onder de wapenen. Vanwege de Belgische nederlaag dook hij een onder, maar wist zich na een korte tijd weer bij zijn confraters te voegen.
Na zijn omzwervingen kwam Schillebeeckx terecht op het Dominicaans Theologicum in Leuven. Na vier jaar behaalde hij daar het lectoraat op een thesis getiteld: Over het begrip sarks, vlees, in de brieven van Paulus. Na twee jaar aanvullende theologiestudies aan de theologische faculteit van de Franse dominicanen ‘Le Saulchoir’ in Etiolles en aan de ‘École des Hautes Études’ van de Sorbonne, legde hij in juli 1946 aan de Sorbonne te Parijs het doctoraalexamen af. Aan ‘Le Saulchoir’ promoveerde hij in 1951 tot doctor in de theologie op het proefschrift De Sacramentenleer bij de H. Thomas.
Van 1945 tot 1956 was Schillebeeckx hoogleraar in de dogmatiek aan het Dominicaner Theologicum in Leuven. In deze periode verscheen zijn boek De sacramentele heilseconomie. Met dit werk wilde hij de katholieke leer van de sacramenten herzien. In plaats van een uitgebreide analyse van gezagvolle teksten over de sacramenten, probeerde Schillebeeckx inzicht te verschaffen in de historische ontwikkeling van deze heilstekenen. Na 1956 was Schillebeeckx als hoogleraar verbonden aan het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven. In 1958 kwam hij met een nieuw boek over de sacramenten: Christus, sacrament van de Godsontmoeting. “Deze boeken openden nieuwe perspectieven en waren destijds voor Nederland een eye-opener. Ik reageerde daarin tegen de verzakelijking van de sacramenten, tegen hun haast magische en automatische werkzaamheid…”, aldus Schillebeeckx zelf in Theologisch testament.
In 1958 werd Schillebeeckx benoemd tot gewoon hoogleraar aan de faculteit der godgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Nijmegen. De theologische sfeer die hij daar aantrof, beschouwde hij als achterhaald. Schillebeeckx kreeg de opdracht om op traditionele wijze de middeleeuwse traktaten te behandelen. Maar de Vlaamse professor weigerde dat. Hij wilde dezelfde weg inslaan die hij in Leuven al had beproefd: de studie van de heilsgeschiedenis. Opmerkelijk daarbij was dat Schillebeeckx werd geïnspireerd door protestantse theologen uit Zwitserland. Uiteindelijk werd het Schillebeeckx toegestaan zijn eigen visie te ontwikkelen. Daarbij betrok hij in zijn theologische zoektocht naar waarheid steeds meer de moderne filosofie en de menswetenschappen. In kerkelijke kringen verwierf Schillebeeckx gaandeweg groot respect om zijn vernieuwende inzichten.
Kardinaal Bernard Alfrink had voor aanvang van het Tweede Vaticaans Concilie zoveel vertrouwen in professor Schillebeeckx dat de toenmalige aartsbisschop van Utrecht ook namens zijn Nederlandse collega-bisschoppen het Vaticaan verzocht de Nijmeegse hoogleraar te benoemen als peritus (theologisch expert) van het concilie. Dat werd echter geweigerd door de conservatieve curiekardinaal Alfredo Ottaviani. Schillebeeckx zou te progressief zijn. De Nederlandse bisschoppen stelden hem toen maar aan als hun eigen peritus.
Tijdens het concilie was Schillebeeckx wereldnieuws, omdat hij als raadgever van het als progressief bekend staande Nederlandse episcopaat, buiten de concilieaula lezingen en persconferenties gaf over de Nieuwe Theologie. Volgens deze stroming moest de Kerk zich in haar liturgie, catechese en diaconie meer baseren op de Bijbel en de oudste postbijbelse bronnen en zich daardoor ontdoen van alle Middeleeuwse aanslibsels. Die nieuwe visie was volgens de wereldpers de motor achter de hoop van veel bisschoppen en gelovigen dat de Kerk eindelijk met haar tijd zou meegaan.
“Soms wordt gezegd dat de theologie in de Rooms-katholieke kerk vernieuwd werd door het Tweede Vaticaans Concilie. Dat is onjuist. Vaticanum II was (althans in theologisch opzicht) veeleer zelf een bevestiging van de vernieuwende tendensen in de West-Europese theologie...”, schreef Schillebeeckx in zijn Theologisch testament. “Ondanks alle oprechte aggiornamento (..) heeft het concilie geen antwoord gegeven op urgente vragen die vlak na de afsluiting van het concilie (1965) in de jaren 1966, ’67 en ’68 de gemoederen beroerden. (..) Een kerk, die zich in het concilie eindelijk openstelde voor de liberale waarden (na ze een eeuw lang verdoemd te hebben) werd na het concilie geconfronteerd met een nieuwe, strijdende utopie van de samenleving die in opstand kwam tegen die voor bepaalde groepen kwetsende en pijnlijke, fnuikende kanten van de liberale open maatschappij. Het concilie werd achterhaald door vele nieuwe ideeën die in de samenleving opkwamen…”
In de jaren na het concilie schreef Schillebeeckx vele artikelen over de vele nieuwe theologische ideeën die opgeld deden. Deze ideeën waren vaak gebaseerd op het marxisme en het feminisme. Ze haakten in op vraagstukken betreffende oorlog en vrede, seksuele vrijheid en sociaal-economische bevrijding. Daarnaast schreef Schillebeeckx ook over vernieuwingen binnen de Kerk, zoals inzake de hiërarchie, de inspraak van de gelovigen, het kerkelijk ambt en het priestercelibaat. Deze kwesties waren hot items op het zogeheten Pastoraal Concilie (1966-1970) in Noordwijkerhout. Deze Nederlandse kerkvergadering legde de toenemende spanningen binnen de katholieke gelederen bloot. Schillebeeckx werd in toenemende mate beschouwd als het brein achter de linkse kerkelijke beweging, waarvan het Vaticaan zich zo duidelijk zou distantiëren.
In 1968 moest Schillebeeckx in Rome verschijnen omdat hij door het Heilig Officie, de vroegere Inquisitie, werd verdacht van ketterij. In zijn artikelen zou Schillebeeckx blijk hebben gegeven van opvattingen over tal van onderwerpen die tegen de katholieke leer ingingen. Rome benoemde de Duitse theoloog Karl Rahner als zijn verdediger. Na diens verklaring tegenover het Heilig Officie werd de zaak in de doofpot gestopt. Schillebeeckx noch Rahner zouden ooit vernemen wat precies de aanklachten inhielden en waarom het proces niet werd voortgezet.
In de jaren zeventig verwierf Schillebeeckx internationale faam met twee boeken over Jezus, die bestsellers werden: Jezus, het verhaal van een levende (1974) en Gerechtigheid en liefde. Genade en bevrijding (1977). Het eerste boek presenteert Jezus als historische figuur op basis van historisch-kritisch onderzoek van de evangeliën van Marcus, Matteüs en Lucas. De Jezus die hierin naar voren komt is een profeet van de eindtijd, een prediker die de definitieve doorbraak van Gods heerschappij aankondigt. In Gerechtigheid en liefde. Genade en bevrijding schrijft Schillebeeckx wat de implicaties zijn van het geloof in Jezus als de Christus. Christen-zijn betekent volgens Schillebeeckx de opdracht om solidair te zijn met de lijdende en de verdrukte medemens. De God van Christus wil geen lijden van mensen – integendeel, zegt Schillebeeckx: God roept op tot de bevrijding van de mens uit iedere mogelijke gevangenschap, zowel geestelijk, psychologisch, politiek, maar ook religieus.
In de herfst van 1979 ontstond er in de pers veel commotie toen ontdekt werd, dat het Vaticaan al enkele jaren een officieel onderzoek deed naar de rechtzinnigheid van Schillebeeckx’ opvattingen over Jezus. Het boek Jezus, het verhaal van een levende had Rome genoopt Schillebeeckx om tekst en uitleg te vragen over zijn “buitensporige” voorkeur voor de historisch-kritische methode, die bijbelverhalen ontmythologiseerde. De godheid van Jezus zou daarmee volgens de Congregatie voor de Geloofsleer in het gedrang komen. De mediaonrust nam toe toen bleek dat Schillebeeckx naar Rome werd ontboden. De gevoerde procedure werd door critici als zeer geheimzinnig omschreven die deed denken aan Middeleeuwse ketterprocessen. In werkelijkheid liep het proces met een sisser af. Zelf zei Schillebeeckx in zijn Theologisch testament daarover: “Er kwam geen enkele veroordeling of berisping”. Wel kreeg hij in november 1980 een brief uit Rome, “waarin werd gezegd dat enkele ambiguïteiten niet zijn weggenomen en dat de geloofsorthodoxie hierbij wel niet in het gedrang kwam, wel ‘de leer van de kerk’.
Na vele publicaties over het kerkelijke ambt publiceerde Schillebeeckx in 1980 het boek Kerkelijk ambt. Voorgangers in de gemeente van Jezus Christus. Daarin verdedigde hij onder meer dat in bepaalde, uitzonderlijke omstandigheden ook in de eucharistie een diaken of een leek als buitengewone bedienaar kerktheologisch aanvaardbaar is. Kardinaal Ratzinger, de nieuwe prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, vond dat bedenkelijk en riep Schillebeeckx ter verantwoording. Volgens Schillebeeckx zelf kon Ratzinger hem op dit punt niet betrappen op ketterij. Wel vond de kardinaal dat het punt in strijd was met een bepaling van het Vierde Concilie van Lateranen van 1215. Als reactie op deze kwestie vaardigde Ratzinger in 1983 een decreet uit waarin Rome iedere twijfel wegvaagde. Niet langer was de lekenvoorganger in de eucharistie in buitengewone situaties een theologisch ‘vrije’ kwestie. Het pauselijk gezag had besloten dat voortaan onder alle mogelijke omstandigheden alleen een priester kon voorgaan in de eucharistie. Later zou het Vaticaan met een ander definitieve uitspraak inzake het kerkelijk ambt komen: de ambtstheologische kwestie van de vrouw als diaken of priester. Volgens Schillebeeckx waren er vanuit de traditie geen bezwaren tegen de wijding van vrouwen te vinden. Paus Johannes Paulus II oordeelde in 1994 anders en beschouwde de theologische kwestie daarom als afgedaan.
De strubbelingen met het Vaticaan waren er de oorzaak van dat de Katholieke Universiteit Nijmegen geen leerstoel naar Schillebeeckx mocht vernoemen. Kardinaal Simonis, grootkanselier van de Nijmeegse theologiefaculteit, leek aanvankelijk geen bezwaren te hebben, maar kwam daar later op terug. Mogelijk zou het Vaticaan er zijn veto over hebben uitgesproken. De nieuwe leerstoel kreeg als naam Theologie en Cultuur. Tegenover De Bazuin liet Schillebeeckx weten de gang van zaken “kleinmenselijk” te vinden. “Ze vergeten dat Rome in het verleden weliswaar drie processen tegen mij gevoerd heeft, maar dat ik nooit veroordeeld ben.” Ketter mag hij dan niet zien, maar men kan niet ontkennen dat sommige van zijn standpunten indruisen tegen de uitspraken van het hoogste kerkelijke gezag. Om er maar een paar te noemen: de vrouw in het ambt, kerkelijke echtscheiding, afschaffing verplicht priestercelibaat, herroeping van de encycliek Humanae Vitae over geboorteregeling en zijn pleidooi voor een democratische gezagsstructuur in de kerk.
Dat de hoogste regionen van de RK-Kerk hem als een dissident bleven beschouwen – andere eminente theologen werden wél kardinaal – nam niet weg dat over de hele wereld, binnen én buiten de Kerk, Schillebeeckx als een baanbreker werd gezien. Als blijk van deze waardering ontving hij eredoctoraten van onder andere de universiteiten van Missouri, Chicago, Montreal, Leuven en Berkeley in Californië. In 1969 verleende de Belgische cultuurraad hem het Landjuweel van Vlaanderen. In 1982 ontving Schillebeeckx de Erasmusprijs wegens zijn verdiensten voor de theologische wetenschap, maar ook voor zijn "hertaling" van het christelijk erfgoed. “Schillebeeckx wordt door de collegae theologen gewaardeerd omdat hij via zijn theologie bijgedragen heeft tot de humanisering van de westerse cultuur. Hij heeft dit in de eerste plaats gedaan door de theologie dichter bij het concrete leven te brengen,” aldus de jury.
Schillebeeckx heeft altijd zeer verschillende kritieken gehad: van grote lof tot grote afkeer. Het imago van Schillebeeckx is divers: erudiet, begaafd, geleerd, maar moeilijk toegankelijk. Bij zijn overlijden stond in dagblad Trouw te lezen dat zijn 'Jezus'-boek (Jezus, het Verhaal van een Levende, 1974) "veel te moeilijk voor niet-vakgenoten om te begrijpen. Te moeilijk ook voor sommige collega’s." En moeilijk is Schillebeeckx, moeilijk voor zijn lezers, maar ook voor zichzelf. Hij eiste het uiterste van ieders denkvermogen, theologen zowel als leken. Zijn wetenschappelijke theologentaal wordt dan ook vaak bijna theologische poëzie. Zo schrijft hij in zijn nooit gepubliceerde Hermeneutiekdictaat: “We trekken binnen in een verhaal dat al begonnen is. We beginnen dus bij een willekeurig punt binnen de open geslotenheid van een eindige wereld.” (http://schillebeeckx.nl/materiaal/lezingen) Dat is theologische poëzie: 'We trekken binnen in een verhaal dat al begonnen is', dat is Gods verhaal met mensen (Mensen als verhaal van God, 1989). Als wij geboren worden, zijn wij reeds onderdeel van Zijn heilsgeschiedenis. We trekken binnen in de 'open geslotenheid' van onze eigen wereld. Onze wereld is zowel geopend als gesloten. Dat is een paradox, maar hij klopt wel. De mens is van nature beperkt, sterfelijk, feilbaar, maar tegelijkertijd is hij geroepen om tot volle liefde met de God van zijn bestaan te komen. En die roeping is oneindig.
Het laatste artikel dat Schillebeeckx publiceerde heeft ook zo programmatische, paradoxale titel: 'Over de rakelingse nabijheid van de onervaarbare God' (bundel, 2005). Hoe kan een onervaarbare God toch rakelings nabij zijn? Door bemiddeling. Schilebeeckx blijft altijd een in en in katholieke theoloog. God is (als God) zo mateloos groter dan welke mens zich ook maar kan voorstellen, dat Hij door een onmetelijke kloof van ons gescheiden wordt. God kan zich echter manifesteren in objecten, bijvoorbeeld de vuurkolom uit Exodus en het Brood van de Eucharistie, en in mensen als Abraham, Mozes en in Jezus van Nazareth. Die bemiddeling is nodig om God vooral ook God te laten zijn, en de mens vooral ook mens onder de mensen. Om die twee bij elkaar te krijgen is een goddelijk ingrijpen nodig, een 'zich bekend maken'.
In KRO’s Studio Magazine van 18 mei 2002 zei Schillebeeckx, toen 87, in een interview met Gerard Klaasen dat zijn gezondheid niet best meer was. “Ik heb allerlei kwalen, maar mijn hoofd is nog altijd goed. Ik werk gewoon door, maar om de tien minuten moet ik van de computer af en rondwandelen. Door artrose heb ik in mijn ruggenwervel praktisch permanent pijn. Ik heb zware kanker die agressiever wordt.” Ondanks de pijn zei hij een dankbaar en gelukkig mens te zijn. “Ouderdom maakt wijzer, relativeert. Oude mensen zijn vaak de meest progressieve die ik ken. Onder jongeren zie ik veel meer conservatisme.”
Dit artikel is mede gebaseerd op een in memoriam dat op KatholiekNederland.nl is gepubliceerd.