Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Oosters christendom » introductie » Wat is oosters christendom? De Kerken van het Oosten in vogelvlucht

Wat is oosters christendom? De Kerken van het Oosten in vogelvlucht

Door drs. Leo van Leijsen 

Hét oosters christendom bestaat niet, wel als het ware oosterse ‘christendommén’, elk met zijn traditie en eigenheid. Spreken over de oosterse kerken in hun grote diversiteit kan niet anders dan in vogelvlucht. 
 
Allereerst maken wij een gang door de geschiedenis. Daarbij passeren de revue: het christendom van de Late Oudheid, met zijn verschillende kerken, tradities en ritussen; de komst van de islam naar het Midden-Oosten; het oosters christendom in Oost-Europa, en de verhouding tussen Oost en West.
 
Hierna volgt de huidige tijd. Daar wordt het leven met de islam en onder het communisme aangestipt, worden enkele belangrijke kenmerken van het oosters christendom bekeken, en wordt naar de uitdagingen anno nu voor het oosters christendom gekeken. Een schets van de spanning ‘oosters christendom als eenheid’ – ‘oosters christendom als veelheid’ sluit deze bijdrage af.

Geschiedenis

Vanuit Jeruzalem en toenmalig Palestina ging rond 30 n.C. de boodschap van het evangelie als een vuurtje rond, zo lezen we in het Pinksterverhaal in het Bijbelboek Handelingen (Hand. 2:1-13). De Blijde Boodschap werkte aanstekelijk. Voor de verbreiding van het nieuwe geloof echter is het beeld van een veenbrand: langzaam maar zeker, wellicht adequater. Het christendom heeft er ruim drie eeuwen over gedaan om een relatief gevestigde religie te worden in het Middellandse Zeegebied, waaronder vooral grote delen van het Midden-Oosten. Dit gebied was het grondgebied van het Romeinse Rijk.

Verbreiding naar alle windstreken 

De oudste christelijke geloofsverbreiding vanuit Palestina strekte zich uit naar alle windstreken. Noordwaarts ging de missie naar Antiochië, de toenmalige hoofdstad van Syrië. Het was de stad waar de ‘volgelingen van de Weg’ volgens Hand. 11 voor het eerst christenen werden genoemd. De verkondiging geschiedde tevens richting Anatolië, hedendaags Centraal-Turkije, en verder naar westelijker streken: Klein-Azië (West-Turkije), Griekenland, de Balkan en Italië. Dit is de bekende route. 
 
Maar er was ook een kerstening oostwaarts: naar Edessa en Nisibis (de huidige Zuid-Turkse steden Urfa en Nusaybin) in Noord-Mesopotamië. Het christendom verspreidde zich daar ook nog verder, over de oostgrens heen van het Romeinse Rijk, naar het huidige Irak en Iran. Deze gebieden behoorden tot het toenmalige Perzische Rijk. Ook India ontving al vroeg het Evangelie, volgens een oude legende door de prediking van de apostel Thomas (daarom ‘Thomaschristenen’ geheten), maar in elk geval niet later dan de tweede eeuw. Bepaalde streken van India kenden kolonies van Joodse handelslieden. Daar viel de christelijke verkondiging in vruchtbare bodem. Rond 300 bereikte het Evangelie vanuit de Anatolische steden Caesarea en Sebaste het koninkrijk Armenië. 
 
Er was ook snel een verkondiging richting zuiden. Bekend is het verhaal uit wederom hetzelfde Bijbelboek Handelingen (Hand. 8), waar de bediende van de koningin van Ethiopië – in feite is Nubië (= Zuid-Egypte/Noord-Soedan) bedoeld – zich bekeert op de woorden van de apostel Philippus. En we weten dat al in de eerste eeuw het Evangelie wortel schoot in Egypte. Eind 4e eeuw was Egypte een overwegend christelijk land. Dat gold trouwens ook voor gebieden als het huidige Turkije en het antieke Syrië, dat beduidend groter was dan de huidige Syrische Arabische Republiek. 
 
Al deze kerkelijke gemeentes van de eerste eeuwen hadden hun eigen tradities, vaak zeer plaatselijk bepaald. Ook de talen in de liturgie én in het dagelijks leven waren zeer verschillend; Grieks en Syrisch allereerst, later ook Koptisch en Armeens, maar ook Perzisch, Georgisch et cetera. Deze waren (en zijn vaak nog) in ‘het christelijke Midden-Oosten’ de voornaamste talen.

Romeinse en Perzische wereldrijken 

In het Romeinse Rijk had het christendom vervolgingen te doorstaan. Rond 313, onder keizer Constantijn de Grote, verkreeg de Kerk haar vrijheid en verwierf ze zelfs allengs een bevoorrechte plaats in de samenleving. Constantijn verplaatste de hoofdstad van Rome naar het oostelijke stadje Byzantium, vanaf dat moment Constantinopel (‘stad van Constantijn’) geheten, het huidige Istanboel. Er ontstond vanaf die tijd een nieuwe politieke werkelijkheid in het Romeinse Rijk. Sommige historici spreken dan vanaf dat moment ook al liever van het Byzantijnse Rijk.
 
In het Perzische Rijk ten oosten van dit Byzantijnse Rijk heeft het christendom nooit de hele maatschappij kunnen kerstenen. Maar de kerk genoot er aanvankelijk alle vrijheid onder de toentertijd tolerante sjahs. Het Romeinse (dus ook Byzantijnse) Rijk was al eeuwen de aartsvijand van het Perzische Rijk. Toen het christendom de godsdienst bij uitstek werd (en eind 4e eeuw zelfs staatsgodsdienst) van deze Romeinse/Byzantijnse aartsvijand, werden de christenen in Perzië als een vijfde kolonne van deze vijand beschouwd. Door beschuldigingen van verraad aan het adres van christenen braken in Perzië heftige geloofsvervolgingen uit. Deze werden aangevuurd door de priesterkaste van het mazdeïsme, een staatsvariant van de godsdienst van Zoroaster. De Kerk in Perzië wilde, mede om de beschuldigingen van landverraad, haar bestuurlijke onafhankelijkheid bevestigen ten opzichte van de Kerk in het Romeinse/Byzantijnse Rijk. Dit deed ze overigens zonder de kerkelijke gemeenschap met haar te verbreken: de Kerk van het Romeinse/Byzantijnse Rijk en die van Perzië bleven fundamenteel één Kerk, verbonden door hetzelfde geloof. 

Ruzie in de Kerk

Toch is de eenheid van de Kerk reeds na 300 hevig onder druk komen te staan. Met name in de 5e eeuw, toen er in de Kerk ruzie over de persoon van Christus, de ‘Godmens’, ontstond: hoe zit het met de verhouding tussen het goddelijke en het menselijke in Jezus Christus? Daarover ontstonden intern zeer felle meningsverschillen, die uiteindelijk uitmondden in kerkelijke scheuringen. Ook politieke motieven speelden een rol.
 
Op de zogeheten Oecumenische Concilies van Efeze in 431 en Chalcedon in 451 probeerde men tot oplossingen te komen. Maar de verdeeldheid was niet meer te stuiten. Sommige lokale kerken aanvaardden de conciliebesluiten van 431 en 451, maar er waren ook gedeeltelijke of hele geloofsgemeenschappen die met die besluiten niet uit de voeten konden. (Deze kerken staan in het ‘Overzicht Oosterse Kerken’ in de linker- en middenkolom onder de romeinse cijfers I t/m V, zie de sectie ‘Meer informatie’ in het menu rechts.)

‘Kerk van het Oosten’, Syriërs, Armeniërs, Kopten, Ethiopiërs, Byzantijnen

Geleidelijk aan maakten eerst de Kerk van Perzië, oftewel de ‘Assyrisch-apostolische Kerk van het Oosten’, en later de Syrisch-orthodoxe, Armeens-apostolische, Koptisch-orthodoxe en Ethiopisch-orthodoxe Kerken zich los uit de eenheid met de Byzantijnse Rijkskerk. De Byzantijnse Staat vervolgde die andere kerken waar deze op zijn grondgebied bestonden, voornamelijk in Syrië en Egypte. Armenië en Ethiopië lagen buiten het Byzantijnse Rijk en onttrokken zich hieraan.
 
Met de scheuringen in de 5e eeuw zou een verdeeldheid bezegeld worden die tot op heden het oosters christendom bepaalt. 
 
De Assyrisch-apostolische Kerk van het Oosten wordt vaak ‘nestoriaanse Kerk’ genoemd, maar men heeft die term niet graag. Nestorius (± 386 - ± 451), die veroordeeld werd op het Concilie van Efeze in 431, is voor deze kerk een grote heilige. Toch zegt de Assyrisch-apostolische Kerk van het Oosten dat ze haar leer over Christus eerder op andere theologen fundeert, die overigens net als Nestorius afkomstig waren uit het Griekstalige Antiocheense gebied (Theodoretus van Cyrrhus, en vooral Theodorus van Mopsuestia, beiden tijdgenoten van Nestorius). Kortom, men beschouwt zich niet als specifiek ‘nestoriaans’.
 
Een andere groep: de Syrisch-orthodoxe, Armeens-apostolische, Koptisch-orthodoxe en Ethiopisch-orthodoxe Kerken, werd in de geschiedenis door anderen vaak ‘monofysitisch’ genoemd, naar de leer dat Jezus eigenlijk alleen maar God zou zijn. Deze kerken echter wijzen die naam af; ook zij beschouwen het monofysitisme als een ketterij. Men vermijde daarom liever voor hen de betiteling ‘monofysitisch’. Men noemt hen tegenwoordig bij voorkeur ‘Oriëntaals-orthodox’: ‘oriëntaals’ om ze te onderscheiden van de Oosters-orthodoxe kerken die we in Griekenland, Rusland enzovoort vinden; ‘orthodox’, omdat ze zichzelf als ‘rechtzinnig’ beschouwen. (Huidige doctrinaire omschrijving: ‘miafysitisch’ of ‘henofysitisch’, naar Gr. ‘mia’ of ‘hen’ = één, en ‘physis’= natuur, in dit geval de ‘éne Godmenselijke natuur van Christus’ betreffend.)

Van pluriformiteit naar relatieve uniformiteit. Het ontstaan van aparte ‘ritussen’

Op het einde van de Late Oudheid gaat zich de betekenis van de vele vormen in het oosters christendom voor de latere geschiedenis duidelijker aftekenen. De vorming van enkele aparte ‘ritussen’ was een gefaseerd proces, vertrekkend van een grote veelvormigheid naar een zekere uniformering. Hieronder een vereenvoudigde schematische weergave van het verloop van dit proces.
 
• Fase 1 - De eerste christengemeenten, verspreid over de toenmalige Mediterrane en Midden-Oosterse wereld, kenden een zeer grote onderlinge verscheidenheid (1e en 2e  eeuw, maar ook later). Er was lokaal een aanzienlijke verscheidenheid in de vormgeving van het kerkelijk ambt en het kerkelijke bestuur, in de theologie, in de Bijbeluitleg, in de liturgie, in de zang, in de kerkelijke kalender en in de spiritualiteit. Maar in principe steeds in onderlinge eenheid van geloof. 
 
• Fase 2 - In de loop van de 3e  en 4e  eeuw waren beginnende vormen van kerkelijk centraal gezag ontstaan, georganiseerd vanuit de grote culturele metropolen van het Romeinse Rijk en van Perzië – vaak steden met vele honderdduizenden inwoners, die ook toonaangevende kerkelijke centra waren geworden: Rome, Alexandrië, Antiochië, Edessa, Seleucië-Ctesiphon en iets later Constantinopel. Rond deze kerkelijke ‘metropolieën’ én – wat later werd genoemd – ‘patriarchaten’ clusterden de plaatselijke kerkelijke tradities uit de omliggende gebieden samen tot grotere regionale tradities. 
 
• Fase 3 - Na de vele christologische schisma’s van de 5e eeuw hebben de afzonderlijke tradities rond de grote kerkelijke centra weer een verdere ontwikkeling doorgemaakt. Binnen afgebakende geloofsgemeenschappen intern zien we dan een nog verdere uniformering. Maar ten opzichte van andere geloofsgemeenschappen was er soms een uitbloei van de verschillen met hen. Dit ter bevestiging van het onderscheid ten opzichte van de ander. Maar men bleef elkaar ook beïnvloeden. Zo ontstaan er min of meer vast omschreven tradities: Syrisch-orthodox, Koptisch, Armeens, et cetera. Vanaf die tijd kunnen we spreken van aparte ‘ritussen’ zoals we die nu kennen.
 
Nog altijd springt met de verschillende tradities de veelvormigheid van het oosterse christendom in het oog. Maar bekeken vanuit het gezichtspunt van de allereerste grote veelvormigheid is er juist uniformering. 

Kerken onder de islam: tussen vrijheid en onderdrukking

De 7e eeuw was een roerige tijd. In de jaren ’30 van deze eeuw was de islam vanuit het Arabisch schiereiland noordwaarts naar het Midden-Oosten gekomen. Het westen van het Midden-Oosten was op dat moment – in elk geval nominaal – vrijwel geheel christelijk; de meer oostelijk gelegen gebieden van het huidige Irak en Iran hadden grote christelijke gemeenschappen. Dat bleef nog lange tijd zo. Alleen de bovenlaag was Arabisch en moslim; zelfs hogere ambtenaren waren nog lange tijd christen. 
 
Met name de Oriëntaals-orthodoxe kerken waren in het begin vaak blij met de nieuwe heersers, omdat daarmee de zware vervolging ophield die ze van de Byzantijnse Rijkskerk moesten doorstaan. Maar er ontstonden later ook vervolgingen van christenen door moslims. De oosterse kerken onder de islam leefden tussen vrijheid en onderdrukking. 
 
In een proces van eeuwen gingen veel christenen om allerlei – vooral politieke en sociale – redenen over naar de islam, zodat rond het jaar 1000 de christenen in de meeste gebieden van het Midden-Oosten voortaan een minderheid vormden (zij het wel een belangrijke minderheid), en dit tot op de dag van vandaag. Velen van deze Midden-Oosterse christenen namen niet de godsdienst, maar wel de taal van de Arabieren over; zij werden op deze manier Arabisch(talig)e christenen.

Maronieten 

In de 7e eeuw was er in West-Syrië rond het klooster van St. Maron (een heilige asceet uit de 5e eeuw, naar wie het klooster was genoemd) een groep die trouw was aan de Rijkskerk van de Romeinse/Byzantijnse keizer in Constantinopel. Op last van die verre keizer had men in St. Maron een bepaalde leer over Jezus Christus (het zogeheten ‘monotheletisme’) aanvaard, die later op het Concilie van Constantinopel in 681 weer werd veroordeeld. Echter, deze Maronitische geloofsgemeenschap hield vast aan de veroordeelde leer en kwam daarmee, min of meer ongewild, buiten diezelfde Romeinse/Byzantijnse Rijkskerk te staan waaraan ze steeds trouw had willen blijven. Zo ontstond er in het Midden-Oosten naast de reeds bestaande afzonderlijke kerken de zelfstandige Maronitische kerk met haar eigen patriarchaat van Antiochië (zie ‘Overzicht Oosterse Kerken’ VI, in de sectie ‘Meer informatie’ in het menu rechts.). De thuishaven van deze kerk was aanvankelijk vooral westelijk Syrië en later vooral Libanon. Ze heeft oorspronkelijk het Aramees als taal en een eigen West-Syrische liturgische traditie, die verwantschap vertoont met die van de Syrisch-orthodoxen.

Byzantium noordwaarts: Oost-Europa 

In de Kerk van het Byzantijnse Rijk bestond een missionair elan. Maar dit rijk werd in het westen begrensd door de Latijnse christenheid (West-Europa) en in het zuiden (Noord-Afrika) en het oosten (Midden-Oosten) door de islam. Daarom ontstond er in de eeuwen na de opkomst van de islam een Byzantijnse evangelisering noordwaarts: naar Bulgarije, Moravië (het huidige Oost-Tsjechië, later Latijnse ritus), Servië en Kiëv-Roes (het huidige Oekraïne) en van daaruit weer richting Moskovië, de basis van het moderne Rusland. Zij ontvingen in een lang proces het Evangelie in de Byzantijnse Oosters-orthodoxe vorm. Hier ligt de basis van de huidige Europese Orthodoxie, die internationaal gezien het leeuwendeel uitmaakt van het oosters christendom. In het uitgestrekte Rusland ontstonden vanuit de Orthodoxe Kerk weer vele andere geloofsgemeenschappen, zoals bijvoorbeeld enkele kerken van de Oudgelovigen die in de 17e eeuw bepaalde liturgische hervormingen in de Russische Staatskerk afwezen.

Oost-West

Kijken we naar hoe zich intussen met de millenniumwisseling de verhoudingen tussen Oost en West hadden ontwikkeld. Toen er tussen de Zetel van Rome en het belangrijke patriarchaat van Constantinopel na eeuwen van steeds terugkerende spanning en vervreemding een scheuring plaatsvond, het ‘Grote Schisma van 1054’, volgden de Oost-Europese kerken Byzantium in dezen. Ook de Grieks-orthodoxe patriarchaten van Antiochië, Jeruzalem en Alexandrië volgden mettertijd Constantinopel. (zie ‘Overzicht Oosterse Kerken’, VII, linker- en middenkolom).
 
De scheuring tussen Rome en Constantinopel van 1054 is deels een symbolisch jaartal. Er waren wel vaker schisma’s, over en weer, tussen de grote regionale kerken, en die werden meestal weer geheeld. Maar dit schisma zou later in de geschiedenis zijn vooralsnog onherstelbare karakter betonen, ingescherpt door wat er later, met name tijdens de Kruistochten, tussen het Latijnse Westen (rooms-katholieken) en het Byzantijnse Oosten (Oosters-orthodoxen) aan onverkwikkelijkheden voorviel.  

Kruistochten

Vooral de Kruistochten vanuit het Westen vanaf het einde van de 11e eeuw hebben aan de latere verhouding tussen Rome en Constantinopel inderdaad geen goed gedaan. Berucht is de plundering van Constantinopel in 1204 door de Vierde Kruistocht. In het Midden-Oosten waren de verhoudingen tussen de kruisvaarders en de plaatselijke oosterse kerken zeer verschillend. De rechten van de Grieks-orthodoxen werden vaak met voeten getreden door de westerlingen, de Latijnen. Anders was het met de overige oosterse kerken in het Midden-Oosten. Er waren tijdens de Kruistochten vormen van wederzijdse kerkelijke gemeenschap, in Rome opgevat als een terugkeer naar de Katholieke Kerk, maar door de oriëntalen als een vereniging van twee gelijke christelijke kerken beschouwd. Deze verschillen van interpretatie waren mede de reden dat de kerkelijke communio na verloop van tijd weer werd verbroken of eenvoudigweg verdampte. Eén plaatselijke oosterse kerk, de Maronitische, heeft echter in haar geheel de vereniging uit die tijd met de Kerk van Rome behouden en bestendigd. De Maronitische Kerk heeft dan ook geen Orthodoxe tegenhanger.

Uniatisme

Na de grote verliezen voor de Rooms-katholieke Kerk in Noord-Europa vanwege de Reformatie (16e eeuw) ontstond er in haar een nieuw soort herenigingpolitiek. Deze had een fundamenteel ander karakter. Had men in de middeleeuwen nog de eenheid nagestreefd met oosterse kerken in hun geheel, nu gingen gedeelten van oosterse kerken over naar de Kerk van Rome. Overigens deden ze dit met (min of meer) behoud van hun eigen liturgie en tradities. Het effect was dat bepaalde oosterse bisdommen en parochies, of ook individuele bisschoppen, priesters en gelovigen, zich losscheurden van hun oosterse moederkerk en een eigen, met Rome geünieerde oosterse kerk vormden. Dit gebeurde niet alleen in het Midden-Oosten, maar ook in India en vooral in Oost-Europa. (Zie in de rechterkolom van het ‘Overzicht Oosterse Kerken’ in de sectie ‘Meer informatie’.). Deze vorm om tot kerkelijke eenheid te komen, heet uniatisme en is in de 20e eeuw door de Rooms-katholieke Kerk afgewezen, in eerste aanzet op het Tweede Vaticaanse Concilie (1963-1965) en definitief met de Verklaring van Balamand in 1993, een verklaring van de gezamenlijke katholiek-orthodoxe theologische dialoogcommissie. Dat wil overigens niet zeggen dat de Zetel van Rome zich distantieert van de oosterse katholieke kerken die vanuit het uniatisme zijn ontstaan, de zogeheten geünieerde kerken. Het bestaan van deze oosterse katholieke kerken vormt met name in Oost-Europa een belangrijk struikelblok in de oecumene met de Oosters-orthodoxe kerken. In de meeste Midden-Oosterse landen is de situatie enigszins anders. De geünieerde kerken voor de Orthodoxen mogen daar dan wel een pijnlijke herinnering aan het uniatisme vormen, er prevaleert toch wel de onderlinge christelijke solidariteit. Wat moet je ook anders als je moeder Grieks-katholiek is en je vader Grieks-orthodox en je echtgenoot of echtgenote Maronitisch?

Protestantse zending

Er was ook protestantse invloed in het christelijke Oosten. In de 19e eeuw kwamen er Angelsaksische zendelingen (uit de VS en Groot-Brittannië, meest anglicanen en presbyterianen) naar het Midden-Oosten en ook naar India. Toen hun evangelisatiepogingen onder moslims geen vruchten afwierpen, richtten zij zich tot de aanwezige oosterse christenen, wier kerkelijk leven in die tijd soms tekenen van een grote kwetsbaarheid en zelfs verval vertoonde. Daarenboven konden deze kerken ook, met hun iconen, monnikendom, vermeende of echte bijgeloof en wat dies meer zij, de toets van de met name calvinistische rechtzinnigheid niet doorstaan. Onder de invloed van de zendelingen ontstonden er revival-bewegingen in oosterse kerken, die op een gegeven moment vervreemd raakten van de oosterse moederkerken en eigen protestantse kerken gingen vormen. Ze namen allemaal een westerse protestantse traditie aan, op enkele na. Hier zij één van deze laatste genoemd: de protestantse Mar Thoma-kerk, een kerk in India, die – met enkele protestantse wijzigingen – de eigen Syrisch-orthodoxe liturgie behield. Er zijn dus protestantse kerken van de oosterse ritus! (De belangrijkste protestantse kerken staan onderaan in het ‘Overzicht Oosterse Kerken’.)

Onder de islam 

Het oosterse christendom wereldwijd, met al zijn verschillende kerken, heeft tot in onze moderne tijd vaak een moeilijk bestaan moeten leiden. Het leven onder de islam betekende een bestaan in de sfeer van tolerantie, die in Europa voor moslims tot aan de moderne tijd totaal niet bestond. Toch waren christenen er in zekere zin ‘tweederangs-burgers’. De kwetsbare verhouding van oosterse christenen met hun onmiddellijke moslimburen heeft hen in belangrijke mate ten positieve gevormd (bv. kunnen leven in co-existentie met de ‘ander’, de islamitische volksgenoot), maar soms ook misvormd (collectieve trauma’s variërend van bv. de Armeense genocide in 1915 tot alledaagse discriminatie en vervolging in het heden, soms resulterend in juist een ongenuanceerd afwijzende houding ten opzichte van moslims). 
 
Het Osmaanse Rijk was tussen de 16e en de 19e eeuw een multi-etnische, multinationale samenleving. Christenen hadden daarbinnen een relatieve vrijheid. Echter vanaf ongeveer 1840, wellicht al iets eerder, wijzigden zaken zich ten slechte, zowel religieus als politiek. In Libanon en Syrië waren christenen slachtoffer van moordpartijen door moslims en druzen (een uit de islam ontstane esoterische geloofsgemeenschap). Onder Turken, Arabieren en Joden ontwikkelde zich politiek nationalisme, maar ook onder christelijke volkeren als Grieken, Serviërs, Roemenen en Armeniërs (later, in de 20e eeuw,  ook onder de verschillende Aramees-talige christelijke groepen, vaak samengevat onder de etnische zelfbetiteling ‘Assyriërs’, naar de oude bewoners van Mesopotamië). Deze volkeren hadden vaak zeer tegengestelde belangen en nationale aspiraties, die wel moesten botsen. Er ontstond in het Osmaanse Rijk daarmee gedurende de 19e eeuw een nieuwe explosieve situatie, die ook op verschillende plaatsen en tijden ook werkelijk uitbarstte. Het ultieme dieptepunt werd bereikt in de genocide op de Armeense en Syrische christenen (vooral 1915) tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Communisme: Oost-Europa en Ethiopië 

In die Eerste Wereldoorlog vestigde zich ook het communisme in Rusland (1917) en later, in de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog (eind jaren ’40), in Oost-Europa. En het Afrikaanse land Ethiopië had een communistisch regime van 1974 tot 1991. Binnen de officiële atheïstische ideologie van het communisme hadden de oosterse kerken een zeer beperkte vrijheid en waren ze slachtoffer van vaak grove godsdienstonderdrukking. Naast spirituele rijkdom, inderdaad soms tegen de verdrukking in, is het ook die verdrukking die het gezicht van oosterse kerken bepaalt, tot op heden, zelfs enkele decennia na de val van het communisme.

Kenmerken van oosters christendom

Na de bovenstaande gang door de tijd halen we hieronder enige zaken voor het voetlicht die tot op heden in belangrijke mate kenmerkend voor oosterse kerken zijn:
 
• Liturgie en zang - De liturgie is in alle oosterse kerken het hart van het kerkelijke leven. Daar manifesteert de Kerk zich bij uitstek als gemeente van Christus. In de eredienst speelt de zang een grote rol. De prachtige Russische koorzang is alom bekend. Deze is beïnvloed door Duitse, Italiaanse en Poolse kerkmuziek, reden waarom ze op westerlingen herkenbaar overkomt en hun zo prettig in het gehoor ligt. Maar als men zuidwaarts afzakt, richting Roemenië en Griekenland, en al helemaal richting het Midden-Oosten, Oost-Afrika en India, ontmoet men totaal andere zangtradities. Deze klinken zeer oriëntaals in de oren. Het gaat daarbij overigens om uiteenlopende zangtradities: ook in de Oriënt verschillen de soorten kerkzang onderling aanzienlijk. Qua sfeer doen ze de westerse hoorder vaak denken aan Turkse of Arabische zang. De zang is vaak zonder instrumentale begeleiding, maar niet zelden is die er ook wel: het orgel (Armeniërs, oosterse katholieken, Grieks-orthodoxen in Noord-Amerika), de oosterse luit, de kanoun en de viool (Syrisch-orthodoxen en -katholieken, Maronieten), de trommels (Ethiopiërs), de triangels, cimbalen en sisters (Kopten). De menselijke stem is in oosterse kerken bij uitstek het instrument om God te loven, vaak exclusief, maar het is dus een mythe dat oosterse kerkzang altijd en overal slechts a capella zou zijn.
 
• Kunst - De artistieke rijkdom van oosterse kerken is in feite weergaloos, ook literair. Er is veel liturgische en religieuze poëzie, vaak van een enorme schoonheid! Vergeten we ook niet de architectuur en de beeldende kunst: miniaturen in eeuwenoude handschriften, sculpturen, fresco’s, mozaïeken. En er zijn de beschilderde panelen. Die laatste noemen we vaak iconen, maar ook mozaïeken en wandschilderingen zijn in feite iconen, d.w.z. religieuze beeltenissen. 
Het opmerkelijke is dat iconen niet in alle oosterse kerken aanwezig zijn. In veel oosterse kerken hebben iconen een grote plaats in het kerkelijke leven, zoals in de Oosters-orthodoxe, Koptische en Ethiopische kerken. Maar sommige oosterse kerken hebben wellicht nooit echt iconen gehad, of waren er misschien ook wel ooit tegen, of zijn hun iconentraditie door de teisteringen van de geschiedenis eenvoudigweg kwijtgeraakt; denken wij hierbij aan de Assyrisch-apostolische Kerk met haar kale kerkinterieurs. Hún ‘icoon’ a.h.w. is het H. Kruis, alom in hun kerkruimtes aanwezig en (de verering ervoor) wordt als één van hun zeven sacramenten beschouwd. 
In andere oosterse kerken hebben iconen een zekere gerespecteerde maar ambivalente plek, bijvoorbeeld in de Syrisch-orthodoxe Kerk. Bij het binnenkomen en verlaten van de kerkruimte kussen de Syrisch-orthodoxe gelovigen geen icoon, zoals in de Oosters-orthodoxe kerken, maar het Evangelieboek. Men kan in hun liturgische vieringen zien dat Syrisch-orthodoxen iets anders hebben met iconen dan Oosters-orthodoxen.
 
• Kerk en ambt - Wat het dienstambt in de Kerk betreft hebben alle oosterse kerken, inclusief de protestantse van de oosterse ritus, de indeling die met name ook vanuit de Katholieke Kerk bekend is: bisschop-priester-diaken (het drieledig ambt). Een patriarch (of katholikos = soort patriarch) is de hoogste bisschop. Een centraal leergezag zoals dat van de paus van Rome kennen de zelfstandige oosterse kerken niet. Evenals in de Rooms-katholieke Kerk mogen vrouwen geen priester of bisschop worden. Trouwens, in de protestantse kerken met westerse traditie van het Midden-Oosten zijn vrouwen ook geen dominee, priester (anglicanen) of  bisschop (anglicanen en lutheranen). 
 
• Gebed en spiritualiteit - Gebed en spiritualiteit vormen een essentieel onderdeel van het leven in de verschillende oosterse kerken. Het gebed hoort in principe bij het leven van iedere christelijke gelovige. In het christelijke Oosten is die speciale vorm van spiritualiteit en ascese ontstaan die wij monnikendom en kloosterleven noemen. Deze vorm heeft zich, zoals bekend, ook al snel verbreid in het Westen. In het oosters christendom waren er extreme vormen van ascese, bijvoorbeeld het staan op een hoge pilaar, al biddend en geestelijke raad gevend aan bezoekers. Denken we aan beroemde ‘stylieten’ als Simeon de Pilaarheilige (5e eeuw). In alle oosterse tradities hebben de monniken en de monialen een belangrijk stempel gedrukt op de Kerk als geheel. De Oosters-orthodoxe traditie heeft vanuit de monastieke traditie het zogeheten Jezusgebed ontwikkeld: “Heer Jezus Christus, Zoon van de levende God, ontferm u over mij, zondaar!”. Dit is een gebed dat ook door niet-monniken – de ‘gewone’ gelovigen –  wordt gepraktiseerd. Er is een hele mystieke theologie rondom dit gebed ontwikkeld (het ‘hesychasme’). Het Jezusgebed  zou volgens sommigen ook in de Koptisch-orthodoxe Kerk bestaan, maar bijvoorbeeld in de Syrisch-orthodoxe spiritualiteit is deze gebedsvorm totaal niet ontwikkeld en heeft men andere gebedsvormen. 

Oecumene

De oecumene in het oosterse christendom is er vooral een van successen. Er is een oecumenische praktijk van alledag in met name het Midden-Oosten. De oecumene is daar vaak verder gevorderd dan in Europa, al was het maar omdat de christenen zich als minoriteit in een moslimsamenleving een al te grote verdeeldheid eenvoudigweg niet kunnen permitteren. Ik denk verder ook aan de belangrijke theologische overeenkomsten uit de 20e eeuw. Aan het einde van de vorige eeuw zijn er over en weer vele oecumenische overeenkomsten gesloten en verklaringen afgelegd, officieel én inofficieel, tussen allerlei soorten Orthodoxe (en andere oosterse) kerken, anglicanen, protestanten en katholieken. Steeds wordt in die verklaringen gezegd dat de theologische en kerkelijke conflicten uit de 5e eeuw achteraf bekeken over een verschil in terminologie gingen en niet over een verschil in geloof in de Godmens Jezus Christus. Deze overeenkomsten van eind 20e eeuw behoren tot de belangrijkste oecumenische verworvenheden van het recente verleden. Vooral in het Midden-Oosten hebben ze veel vrucht afgeworpen en werken ze positief door in de pastorale praktijk, bijvoorbeeld in de vorm van minder hindernissen bij gemengde huwelijken tussen echtelieden van verschillende christelijke kerken.
 
Met name met de Syrische-orthodoxe Kerk en met de Assyrisch-apostolische Kerk zijn de banden vanuit ‘Rome’ tamelijk goed. Er is zelfs een officiële regeling van het gedeeltelijk delen in elkaars sacramenten (communicatio in sacris), indien dat pastoraal wenselijk is. Met het patriarchaat Constantinopel of met de Roemeens-orthodoxe Kerk heeft de Rooms-katholieke Kerk goede internationale contacten.
 
Daarnaast zijn er rond de oecumene met oosterse kerken – naast successen – ook desillusies. De oecumene tussen de Rooms-katholieke Kerk en enkele Oosters-orthodoxe Kerken – ik denk aan het grote Russisch-orthodoxe patriarchaat van Moskou – heeft haar eigen ietwat stroeve dynamiek. Gelukkig is hierin de laatste jaren een zekere kentering ten goede gekomen.

Uitdagingen

Een van de grote uitdagingen voor de oosterse kerken vormt de emigratie naar het Westen, met name vanuit het Midden-Oosten, maar ook vanuit Oost-Europa, India en de Hoorn van Afrika (Ethiopië, Eritrea). Hoe vangen ze dat organisatorisch, pastoraal en spiritueel en ten langen leste ook theologisch op? 
 
Een tweede uitdaging voor met name de christenen in het Midden-Oosten is het samenleven met de islam. 
 
Een derde grote uitdaging is de secularisatie, die niet alleen in westerse (immigratie)landen ras is voortgeschreden, maar met name ook in Oost-Europa. Door het communisme én door de moderne tijd zijn ontkerkelijking en secularisatie in Oost-Europa zeer groot. De spreuk Ex Oriente Lux, ‘het Licht komt uit het Oosten’, lijkt dan ook een romantische illusie. Die constatering doet niets af aan de geestelijke rijkdom die de oosterse kerkelijke tradities in huis hebben. Vraag is natuurlijk of die tradities er voor brede bevolkingsgroepen (nog) toe doen, of ze de mensen blijven inspireren en of het geloof nog massaal kan worden doorgegeven. Volop uitdaging dus ook rond secularisering, met vragen die niet zo heel veel anders zijn dan die in de westerse kerken.

Eigen spiritueel universum 

Tijdens een van de vele kleine bijeenkomsten op de Assemblee van de Wereldraad in 1998 te Harare werd aan de oosters-orthodoxe priester en oecumenisch theoloog uit de VS, father Leonid Kishkovsky, gevraagd waarom de Oosters-orthodoxen en de Oriëntaals-orthodoxen zich daar zo als één duidelijke groep manifesteerden, ondanks het feit dat ze niet met elkaar in kerkelijke gemeenschap (communio) zijn. Zijn antwoord was dat ze één ‘geestelijke wereld’ deelden. Met alle grote verschillen tussen oosterse kerken onderling kunnen we voorzichtig spreken van ‘oosters christendom’ tout court. Het vormt een eigen ‘geestelijke wereld’, een eigen spiritueel universum met inderdaad verschillende sterren aan het firmament, grote en kleine. Oosterse kerken verschillen onderling van elkaar én ze delen veel zaken met elkaar.

Hetzelfde Evangelie anders

Wat oosterse christenen delen, is dat ze hetzelfde Evangelie dat westerse christenen ook willen navolgen eeuwenlang hebben geleefd op een manier die anders is dan in het Westen. Hetzelfde Evangelie anders!
 
Ondanks de onderlinge verschillen hebben oosterse kerken vaak dezelfde gelovige vragen gesteld, die ze dan natuurlijk vaak ook weer verschillend van elkaar hebben beantwoord. Vergelijk het met protestant en katholiek in de geschiedenis: dezelfde vragen – bijvoorbeeld rond genade –, maar onderling afwijkende antwoorden. 
 
Anders gezegd, er zijn verschillen: sommige oosterse tradities stellen de vergoddelijking (= dat de mens mag worden als God) heel centraal,; andere hebben (daarnaast) afwijkende modellen van ’s mensen weg naar God (bijvoorbeeld de navolging van de Heer, zoals in de oud-Syrische theologie); én er zijn overeenkomsten, die men onderling deelt ten opzichte van het Westen, bijvoorbeeld de theologische leer over de voortkomst van de H. Geest binnen de drie-ene God (de afwijzing van Filioque, ‘en uit de Zoon’, een westerse toevoeging in de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel die zegt dat de Geest niet alleen voortkomt uit de Vader, maar ook uit de Zoon – wat het Oosten niet accepteert.

Oosters christendom in Nederland

Van de meeste onafhankelijke oosterse kerken is er wel een parochie of een geloofsgemeenschap in Nederland, alleen protestantse oosterse kerken en Indiase oosterse kerken ontbreken vrijwel. Sommige van deze kerken zitten in de landelijke Raad van Kerken in Nederland, soms ook in een plaatselijke Raad van Kerken. De Kopten en Syrisch-
orthodoxen hebben beide een bisdom in Nederland, de oosters-orthodoxen hebben een bisschopsconferentie die de verschillende jurisdicties (patriarchaten) vertegenwoordigt. Er is ook een Vereniging voor Orthodoxen H. Nikolaas van Myra. Van de geünieerde, d.w.z. oosterse katholieke, kerken zijn ook enkele parochies aanwezig in Nederland. De
Katholieke Vereniging voor Oecumene onderhoudt goede contacten met oosterse kerken in Nederland. Het para-universitaire Instituut voor Oosters Christendom aan de Radboud-Universiteit te Nijmegen is een academische instelling die het oosters christendom bestudeert en een internationale uitstraling heeft.  
 
Leo van Leijsen is medewerker Oosterse Kerken van de ‘Katholieke Vereniging voor Oecumene Athanasius en Willibrord’.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Leo van Leijsen.