De term ‘Holocaust’ ,of ‘Shoah’, verwijst naar de systematische vervolging en vernietiging van het ‘Joodse ras’ door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). In hun streven naar een zuiver arisch Derde Rijk wilden de nazi’s Europa ‘Jodenvrij’ maken. Miljoenen Joden en niet-Joden vonden de dood als gevolg van deze Holocaust. De relatie van de Rooms-katholieke Kerk tot de Holocaust is tweezijdig. Aan de ene kant veroordeelde de Kerk de Holocaust op morele gronden en probeerden katholieke burgers en kerkleiders hun Joodse medeburgers te beschermen. Het protest van de Nederlandse aartsbisschop de Jong is hier misschien wel het bekendste voorbeeld van. Maar aan de andere kant werden de Kerk en de toenmalige paus Pius XII beschuldigd van een gebrek aan daadkracht en een stilzwijgen tegenover de misdaden van de nazi’s. Dit artikel zal een historisch overzicht geven van de Holocaust en de verhouding van de Rooms-katholieke Kerk tot deze zwarte bladzijde uit de Europese geschiedenis.
De term ‘Holocaust’ is een afgeleide van het oud-Griekse λόκαυστον (holokauston) en betekent ‘geheel verbrand’ of ‘brandoffer’. De benaming, die specifiek verwijst naar de uitroeiing van de Joden, werd vanaf eind jaren 50 en begin 60 gebruikt als vervanging van de term ‘genocide’ voor de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Waar ‘genocide’ verwijst naar de massamoorden, zowel op de Joden als op andere groepen, zoals homoseksuelen, gehandicapten en zigeuners, verwijst ‘Holocaust’ naar de historische uniciteit van het afschuwelijke Joodse lot. (1) Omdat de benaming ‘Holocaust’ oorspronkelijk verwijst naar een vrijwillig brandoffer aan God, heeft deze term voor sommigen een nare bijklank. Daarom wordt ook vaak het Hebreeuwse Shoah gebruikt (שואה =vernietiging). De nazi’s spraken van de Endlösung der Judenfrage (de oplossing van het Jodenvraagstuk) en hedendaagse historici gebruiken vaak de Engelse term Final Solution.
In 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht als führer van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Het antisemitische partijprogramma vond al snel gehoor in Duitsland, dat zwak was door de nasleep van de Eerste Wereldoorlog en zich in een economische crisis bevond. Onder invloed van een sociaal-darwinistische denkwijze betoogden de nazi’s dat het Joodse ras inferieur was aan het zuivere (Duitse) arische ras. In eerste instantie uitte het antisemitisme zich in pesterijen van burgers en ordetroepen en een langzame afzondering van de Joodse burgers uit de samenleving.
Vanaf 1935 radicaliseerde het antisemitisme met de invoering van de Neurenberger wetten. De ‘Burgerschapswet’ ontnam de Duitse Joden hun burgerrechten, de ‘Wet ter bescherming van het Duitse bloed en de Duitse eer’ verbood alle seksuele relaties en huwelijken tussen Joden en niet-Joden en de ‘Wet ter bescherming van de genetische gezondheid’ verplichtte stellen om een medisch onderzoek te ondergaan om na te gaan of ze gezonde kinderen konden voortbrengen en om zich bij een negatieve uitslag te laten steriliseren. In de nacht van 9 op 10 november 1938 werden door heel Duitsland Joden aangevallen en vermoord en Joodse winkels en synagogen geplunderd. Deze Reichskristallnacht vond plaats als wraakactie op de moord op de Duitse diplomaat Vom Rath en was het begin van een nieuwe stap in de radicalisering van het antisemitisme.
In de jaren 1938 tot 1941 werd gezocht naar een Endlösung, een oplossing voor het ‘Joodse vraagstuk’. Van oktober 1939 werd Aktion T4 opgezet, de codenaam van het nazistische eugenetica programma. Gehandicapten, misvormden en psychiatrische patiënten werden gedwongen zich te steriliseren of om euthanasie te plegen. Aktion T4 werd in augustus 1941 onder grote druk van de Katholieke Kerk afgebroken.
Na 1941 ging men over op de volgende stap in de Endlösung, namelijk in de vorm van Aktion Reinhardt. Voor de creatie van een zuivere Arische natiestaat moest het Duitse Rijk Jodenvrij gemaakt worden. De oorspronkelijke plannen om de Europese Joden naar Madagaskar te verbannen bleken niet haalbaar. In bezet Polen was men al begonnen met het deporteren van Joden naar gecentreerde getto’s, overvolle woonwijken waar de Joden onder barre omstandigheden gedwongen woonden. De deportaties en concentraties in getto’s kostte echter veel geld en voedsel. Langzaamaan ontstond het idee bij de nazi’s om het Joodse ras geheel te vernietigen. Er ontstonden door heel Europa, voornamelijk in Oost-Europa, concentratiekampen en vernietigingskampen. In de concentratiekampen verrichtten de gevangenen dwangarbeid, waarbij ze tot nut konden zijn voor het Duitse Rijk. Grote aantallen stierven hier aan uitputting. De vernietigingskampen werden gebouwd om doelbewust en systematisch grote groepen, waaronder voornamelijk Joden, te kunnen vermoorden. Dit gebeurde door middel van vergassing, waarna de lijken werden begraven of verbrand.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en na de bevrijding van de kampen door de geallieerden waren miljoenen burgers omgekomen. Schattingen van het totale aantal slachtoffers variëren enorm. Dit komt deels doordat de grens tussen dood door schuld en de hongersdood in zo een grote oorlog als de Tweede Wereldoorlog moeilijk te bepalen is en omdat het ene cijferaantal de doden in de Sovjet Unie als slachtoffers van de nazi’s meetelt, terwijl anderen de slachtoffers van Stalin’s regime niet meetellen. Ook over het aantal Joodse slachtoffers van de Holocaust wordt gediscussieerd door historici. Maar uitgaande van de meeste betrouwbare schattingen zijn tussen de vijf en zes miljoen Joden omgekomen tijdens de Holocaust. (2)
Rond het begin van de Tweede Wereldoorlog werd ook in het katholieke milieu het ‘Joodse vraagstuk’ een onderwerp van debat. Enkele katholieke academische publicaties in Nederland over het Jodendom behandelden het vraagstuk als een seculiere politieke kwestie. (3) De politieke analyse van de Joden als minderheid binnen een natiestaat stond echter wel los van de theologische analyse over het Jodendom. Noch heeft deze literatuur te maken met het radicale antisemitisme van de Holocaust. Hoewel dus het Joodse vraagstuk op politiek gebied ook het katholieke debat binnendrong, wat toegeschreven kan worden aan de opkomst van de moderne sociologische wetenschap, veranderde de waardering van het Jodendom op theologisch gebied niet of nauwelijks. (4)
De Holocaust en vooral het euthanasieprogramma van de nazi’s brachten grote morele bezwaren teweeg bij de Rooms-katholieke Kerk. Zoals hierboven al vermeld heeft de Katholieke Kerk in 1941 een zwaar protest aangetekend bij de Duitse bevelhebbers over het sterilisatie- en euthanasieprogramma Aktion T4. Het aanklagen van deze moorden die ‘tegen de wetten van God en de natuur ingaan’ en de daaropvolgende openbare preek van de kardinaal van Münster Clemens von Galen op 3 augustus 1941 hadden succes. Het protest vanuit de machtige Kerk bracht een schokeffect teweeg bij de nazileiding. Op 23 augustus 1941 gaf Hitler dan ook het bevel T4 in te trekken. Toch werd het euthanasieprogramma hierna stilletjes voortgezet, maar nu werd de bekritiseerde vergassingsmethode vaak vervangen door methoden van uithongering en het gebruik van medicijnen.
Hoewel de Kerk zich actief verzette tegen de eugenetische maatregelen van de nazi’s, op basis van morele afkeuring, en daarnaast ook veel individuele gevallen bekend zijn waarin katholieke burgers of lokale parochies zich inzetten om hun vervolgde Joodse medeburgers te helpen, werd de hoogste kerkleiding, het Vaticaan, na de oorlog verweten geen actief protest te hebben aangetekend tegen de Jodenvervolging. De kritiek richtte zich op het zwijgen van paus Pius XII. Het actieve protest van de Nederlandse aartsbisschop Jan de Jong tegen de Jodenvervolging in Nederland speelde een belangrijke rol in het naoorlogse debat over de verhoudingen tussen de Katholieke Kerk onder Pius XII en de Holocaust. (5)
In juli 1942 deden de christelijke Kerken in Nederland, naar initiatief van aartsbisschop Jan de Jong, een telegram uitgaan, waarin de Kerken protesteerden tegen de deportatie van Joodse Nederlanders. Zij verklaarden hierin dat deze deportaties ingingen tegen de wet en het welbevinden van de Nederlandse bevolking. (6) Het telegram werd in alle katholieke en calvinistisch-gereformeerde kerken voorgelezen. Al snel volgden represailles. Op 2 augustus werden door het hele land katholieke Joden van hun bed gelicht. De aartsbisschop was zich bewust van de tragische gevolgen van zijn beslissing. Hoewel de nazi’s ditmaal niet toegaven aan de katholieke druk, wilde hij zijn protest toch voortzetten. Hij verbood het katholieken in Nederland mee te werken aan de deportaties van Joodse medeburgers. (7) In mei 1943 zette hij zijn naam onder een brief die een oproep deed aan het Vaticaan om openlijk te protesteren tegen de deportaties van het Joodse volk. Paus Pius XII gaf hier geen gehoor aan.
De protestacties van aartsbisschop De Jong zijn van grote invloed geweest op de herinnering aan de verhouding tussen de Katholieke Kerk (het Vaticaan) en de Holocaust. Hierin zijn verschillende fasen te herkennen. (8)
In Nederland verschenen direct na de oorlog de eerste publicaties over de protestacties van de Nederlandse aartsbisschop. (9) Vervolgens werden deze acties van De Jong vanaf de jaren 1950 als symbool gebruikt voor de vermeende systematische strijd die de nazi’s tegen de Katholieke Kerk zouden hebben gevoerd. Er ontstond een hardnekkige mythe, waarin het beeld naar voren kwam dat alle katholieke Joden in Nederland gedeporteerd zouden zijn. Deze katholieke Joodse gedeporteerden werden gebombardeerd tot ‘martelaren’. (10)
Een derde, kritischer, ontwikkelingsfase ontstond in de jaren zestig met het verschijnen van wetenschappelijke historische studies. (11) De voormalige mythen over de protesten en represailles kregen nu een wetenschappelijke basis. Daarnaast werd duidelijk dat niet alle katholieke Joden gedeporteerd waren. De jaren 1960 brachten ook een kritisch debat over de rol van de Kerk teweeg. In 1963 bracht de Duitse auteur Rolf Hochhuth het toneelstuk Der Stellvertretter (de plaatsvervanger) op de planken. Het stuk was een kritiek op het ‘zwijgen’ van paus Pius XII tijdens de Tweede Wereldoorlog en het uitblijven van een openbaar protest tegen de Jodenvervolging. Het toneelstuk maakte heftige reacties los. Degenen die de paus verdedigden, haalden de protestacties in Nederland en de represailles hierop aan. De paus zou zich hebben weerhouden van protest, om ergere represailles te voorkomen. (12) Medestanders van Hochhuth waren voornamelijk onder Nederlandse auteurs te vinden. Zij leverden kritiek op de in hun ogen laffe houding van het Vaticaan tijdens de oorlog en loofden het optreden van De Jong juist als een daad waarin vele katholieken een goed voorbeeld hadden gevonden.(13)
Eind jaren 1990 leeft het debat op wanneer historici als Daniel Goldhagen en John Cornwell de oude beschuldigingen aan het adres van Pius XII weer opnemen. Cornwell beschuldigt de paus nogmaals van een laf, maar doelbewust gebrek aan optreden en Goldhagen beweert dat de mythe van de Nederlandse gebeurtenissen is misbruikt om de Katholieke Kerk tot slachtoffer te maken in plaats van tot dader. (14)
Het Vaticaan heeft na de oorlog in verschillende verklaringen spijt betuigd voor het gebrek aan actief verzet van (leden van) de Kerk tegen de Jodenvervolging door de nazi’s. In het door het Vaticaan opgestelde document Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah van 16 maart 1998 wordt verklaard:
"Wij betreuren de fouten en de nalatigheid van deze zonen en dochters van de kerk ten diepste. We scharen ons achter de woorden van de verklaringNostra Aetate van het Tweede Vaticaans Concilie, die in ondubbelzinnige bewoordingen stelt: 'Indachtig het met de joden gemeenschappelijk erfdeel en gedreven niet door politieke overwegingen maar door godsdienstige evangelische liefde, betreurt de kerk, die alle vervolgingen tegen wie ook verwerpt, bovendien de haat, de vervolgingen en de uitingen van antisemitisme die, wanneer en door wie ook tegen de joden zijn gericht.'" (15)
Later in het document staat geschreven:
"Aan het einde van dit millennium wil de katholieke kerk uitdrukking geven aan haar grote smart over de fouten van zonen en dochters in alle tijden. Dit is een daad van berouw (teshoewa), aangezien wij, als leden van de kerk, zowel met de zonden als met de verdiensten van al haar kinderen verbonden zijn. De Kerk benadert de uitroeiing, de Shoah, die het joodse volk in de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan, met diep respect en intens medeleven. Het is niet puur een kwestie van woorden, maar ook een bindende plicht." (16)
Het Vaticaan erkent met deze woorden dus dat de Kerk en sommige van haar leden in gebreke zijn gebleven in het verzet tegen de Holocaust. De relatie van de Katholieke Kerk tot de Holocaust is dus tweezijdig, daar de Kerk aan de ene kant de Holocaust op morele gronden veroordeelde en katholieke burgers en kerkleiders wel degelijk hun Joodse medeburgers probeerden te beschermen. Maar aan de andere kant zal paus Pius XII en de Kerk altijd beschuldigd blijven worden van een gebrek aan daadkracht en een stilzwijgen tegenover de misdaden van de nazi’s.
Auteur: Milou van Hout