Sinds het Tweede Vaticaans Concilie is het ambt van diaken veel belangrijker geworden. Voordien was de wijding tot diaken een stap op weg naar de priesterwijding. Men spreekt dan van een transeunt diaken.
Het Tweede Vaticaans Concilie gaf het diaconaat zijn betekenis terug, die het oorspronkelijk had: helper van de bisschop met speciale aandacht voor de zorg voor de armen. Dit is de permanente diaken. Ook getrouwde mannen kunnen tot permanent diaken worden gewijd.
Diakens behoren tot de geestelijkheid en zijn dus net als priesters opgenomen in, of zoals het officieel heet, geïncardineerd in de geestelijkheid van een bisdom, een orde of congregatie. Ze assisteren de priester tijdens de eucharistieviering, onder meer door het Evangelie voor te lezen, de Tafel te dienen, en te assisteren bij het uitreiken van de communie. Verder mag een diaken met toestemming van de pastoor te doop bedienen, assisteren bij een huwelijkssluiting, preken tijdens een eucharistieviering, en voorgaan in andere vieringen zoals vieringen van woord en communie en begrafenisvieringen..
In de pastorale zorg zijn catechese en diaconie specifieke taken voor de diakens. Ze zijn meestal werkzaam in een parochie.
De diaken mag in het dagelijks leven gekleed gaan als een lid van de geestelijkheid. In de praktijk komt dit in Nederland en België niet voor. Wel zijn diakens vaak herkenbaar aan en kruisspeldje op hun kleding. In de liturgie draagt de diaken een albe met om zijn middel een cingel. Om zijn linkerschouder heeft hij een stola die hij draagt als een sjerp. Ook kan hij een dalmatiek dragen. Dit is korter dan het kazuifel van de priester, heeft mouwen en er is geen kruisteken op afgebeeld.
Meer over de diaken en de kerkelijke documenten die op hem betrekking hebben is te vinden op katholiek.nl, rkk.nl en rkdocumenten
Het Tweede Vaticaans Concilie bracht opnieuw onder de aandacht dat er twee vormen van priesterschap zijn: het algemeen priesterschap en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap. Alle gelovigen hebben namelijk deel aan het algemeen priesterschap: zij zijn namelijk door Christus gezonden om in woord en daad zijn heil te verkondigen. Maar wie tot priester gewijd is en op deze manier deel heeft aan het ministerieel priesterschap heeft een bijzondere verantwoordelijkheid.
De constitutie Lumen gentium, uitgevaardigd door het Tweede Vaticaans Concilie verwoordt dit onderscheid als volgt:
Een priester wordt door een bisschop gewijd; deze priesterwijding is een van de zeven sacramenten. Na zijn wijding voert een priester zijn taken uit onder verantwoordelijkheid van een bisschop. Hij is als het ware zijn naaste medewerker. Alleen ongehuwde mannen kunnen tot priester worden gewijd; ook na hun wijding mogen ze niet trouwen.
Tot de taken van de priester behoren:
- Het toedienen van sacramenten, met uitzondering van het vormsel en het wijdingssacrament. Een priester kan dus geen priester, diaken en uiteraard ook geen bisschop wijden. Wel kan hij, als de bisschop hem daartoe machtigt, bij wijze van uitzondering het vormsel toedienen;
- Het voorgaan in de eucharistieviering;
- Het verkondigen van het evangelie en de leer van de kerk.
De meeste priesters zijn werkzaam als pastoor of kapelaan in een parochie.
Er wordt soms een onderscheid gemaakt tussen seculiere en reguliere priesters. Reguliere priesters zijn lid van een orde of congregatie, seculiere priesters niet.
Meer over het ambt van priester op katholiek.nl
Een bisschop is een opvolger van de apostelen. Elke bisschop is gewijd door drie bisschoppen. Op hun beurt zijn die bisschoppen ook weer door drie bisschoppen gewijd en zo kunnen we teruggaan tot de tijd van de apostelen. Daarom spreekt men van de apostolische successie: een lijn van wijdingen die vanaf de apostelen onafgebroken doorgaat tot de hedendaagse bisschoppen.
Samen vormen de bisschoppen het College van Bisschoppen dat leiding geeft aan de rooms-katholieke Kerk. De bisschop van Rome, de paus, is de voornaamste onder hen en is als opvolger van de apostel Petrus hoofd van het College van Bisschoppen en opperherder van de Kerk.
Een bisschop mag alle zeven sacramenten toedienen. Hij wijdt dus ook priesters en diakens. Zij werken in zijn bisdom onder zijn verantwoordelijkheid.
In de loop van de geschiedenis is de positie van de paus steeds voornamer geworden en werd de rol van de bisschoppen in het bestuur van de Kerk steeds kleiner. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie wordt de collegialiteit van de bisschoppen opnieuw benadrukt, evenals het feit dat de paus geen aparte positie bekleedt, maar binnen het College van Bisschoppen de eerste onder zijn gelijken is.
De aanspreektitel van een bisschop is ‘monseigneur’ (mgr.) of gewoon ‘bisschop’. Tijdens liturgische vieringen waarbij hij als bisschop aanwezig is, draagt hij een mijter en een staf. Verder draagt hij een borstkruis en een bisschopsring. Buiten de liturgie kan hij een paarse toog dragen of een paarse ‘cappa’ (schoudermantel) en bij officiële gelegenheden een paarse mantel (‘cappa magna’).
Meestal wordt een bisschop na zijn wijding benoemd tot residerend bisschop in een bisdom (diocees). Die benoeming geschiedt door de Congregatie voor de Bisschoppen, een onderdeel van de Romeinse Curie. Daarbij kan de Congregatie een keuze maken van een lijst van drie kandidaten die zijn voorgedragen door het kapittel van het betreffende bisdom. De Congregatie kan dit advies naast zich neerleggen en in de praktijk komt dit nogal eens voor. Uiteindelijk bekrachtigt de paus de benoeming.
Na zijn benoeming neemt de bisschop zijn zetel (cathedra) in bezit. Deze staat in de kathedraal van het bisdom. Hij is dan residerend bisschop. Overigens worden niet alle bisschoppen residerend bisschop. Zij zijn titulair bisschop. Ze krijgen dan alleen de titel van bisschop, van een bisdom dat niet meer bestaat.
Verder kan de paus een bisschop tot hulpbisschop in een bepaald bisdom benoemen. Deze hulpbisschop neemt dan een deel van de taken van de bisschop over, bijvoorbeeld omdat het een groot bisdom is of omdat de bisschop vanwege zijn gezondheid niet al zijn taken kan uitvoeren. Ook kan een hulpbisschop worden benoemd die na enige tijd de bisschop zal opvolgen. Hij is dan coadjutor, hulpbisschop met recht van opvolging. Heeft hij dat recht niet, dan is hij auxiliaris, hulpbisschop zonder recht van opvolging; is hij alleen belast met het toedienen van wijdingen dan wordt hij wijbisschop genoemd.
Ook een hulpbisschop kan titulair bisschop zijn van een bisdom dat niet meer bestaat. Hulpbisschop Mutsaers van ’s-Hertogenbosch is bijvoorbeeld titulair bisschop van Uccula. Dit was een bisdom in het huidige Tunesië dat bestond voordat het gebied islamitisch werd. Bisschop Gijsen van Roermond was na zijn aftreden als bisschop van dit bisdom en tot zijn benoeming als bisschop van Reykjavik titulair bisschop van Maastricht.
In het Romeinse Rijk hadden een aantal bisschopssteden een bijzondere status. Dat waren meestal de hoofdsteden van de provincies van het rijk. De bisschoppen die hier zetelden werden aartsbisschoppen of metropolieten genoemd. Verder hadden de bisschopszetels die door een van de apostelen waren gesticht een bijzondere status: de bisschoppen die deze zetels bekleden worden patriarchen genoemd: in de Oudheid waren dat Rome, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem. Later kwam daar Constantinopel bij.
Een aartsbisschop verschilt tegenwoordig in zoverre van een bisschop dat een aartsbisdom in principe een aantal suffragane (onderhorige) bisdommen onder zich heeft. Het aartsbisdom Utrecht heeft de Nederlandse; het aartsbisdom Mechelen-Brussel de Belgische bisdommen als suffragane bisdommen. De aartsbisschop kan in principe ingrijpen als er misstanden zijn in de onderhorige bisdommen. In de praktijk gebeurt dit nauwelijks. Een aartsbisdom is vaak ook een bisdom met een bijzondere status. Daarom is er onder meer een aartsbisdom Luxemburg dat geen suffragane bisdommen heeft.
De aartsbisschop wordt ook wel metropoliet genoemd. In enkele gevallen spreekt met van patriarch: dat geldt voor Rome (de paus is onder meer patriarch van Rome), Jeruzalem, Venetië, Lissabon, Goa en Daman. De laatste twee zijn voormalige Portugese gebieden in India.
Een aartsbisschop ontvangt van de paus een pallium: een witte wollen strook waarop zes kruistekens zijn aangebracht. Hiermee wordt de band van de aartsbisschop met de paus benadrukt.
Meer informatie:
Bisschop op katholiek.nl
Aartsbisschop op rkk.nl
De paus verenigt drie ambten: bisschop van Rome, hoofd van de rooms-katholieke kerk en staatshoofd van Vaticaanstad. Als bisschop is hij de opvolger van Petrus, de eerste bisschop van Rome. Hij wordt gekozen door het college van kardinalen: alle kardinalen die nog geen tachtig jaar oud zijn. In principe kan elke gedoopte katholieke man ouder dan dertig jaar worden gekozen; in feite wordt steeds een van de kardinalen gekozen.
Meer informatie over de paus en een uitgebreide historische schets op rkk.nl en op katholiek.nl
Na de paus zijn de kardinalen de belangrijkste hoogwaardigheidsbekleders binnen de rooms-katholieke kerk. Vanouds waren de geestelijken van de belangrijkste kerken van Rome de naaste adviseurs van de paus. Deze werden in het Latijn ‘cardo’ genoemd en vandaar dat deze adviseurs ‘kardinalen’ zijn gaan heten. Sinds 1095 kiest het college van kardinalen de paus, voordien gebeurde dat door de inwoners van Rome.
Omdat alle geestelijken van Rome kardinaal konden worden, zijn er kardinaal-diakens, kardinaal-priesters en kardinaal-bisschoppen. Kardinaal-bisschoppen bekleden hoge functies binnen de curie, kardinaal-priesters zijn meestal aartsbisschoppen, zoals kardinaal Eijk, de aartsbisschop van Utrecht en kardinaal Danneels, de emeritus-aartsbisschop van Mechelen-Brussel, en tenslotte zijn er de kardinaal-diakens, die een functie hebben binnen de curie. Het is altijd de oudste kardinaal-diaken die vanaf het balkon van de Sint-Pieter na het conclaaf bekend maakt wie de nieuwe paus is.
De kardinalen worden benoemd door de paus. De officiële term is dat zij ‘gecreëerd’ worden. Het is gebruikelijk dat de hoogste bestuurders binnen de curie kardinaal zijn. Verder is het gebruikelijk dat een aantal aartsbisschoppen na hun benoeming kardinaal worden. Dat is bijvoorbeeld het geval met de aartsbisschoppen van Utrecht en Mechelen-Brussel.
Eventueel kan de paus de benoeming van een kardinaal geheim houden, ofwel ‘in pectore‘ (in de borst, aan het hart). Dat gebeurt tegenwoordig meestal met kardinalen uit een communistisch land, met name China. De regering kan zo’n benoeming als een provocatie opvatten en de katholieken in het land in nog grotere moeilijkheden brengen. Daarom maakt de paus het creëren niet bekend, ook niet aan de kardinaal zelf. Paus Johannes Paulus II creëerde bijvoorbeeld in 1979 bisschop Ignatius Kung Pin-Mei tot kardinaal. De bisschop zat toen in de gevangenis vanwege zijn kritiek op het communistische regime in het land. Pas toen hij na zijn vrijlating de paus in 1988 ontmoette, hoorde hij van zijn benoeming.
Verder kan de paus een honorair kardinaal creëren. Dat is, zoals de naam al zegt, een eerbewijs. De kardinaal in kwestie is doorgaans ouder dan tachtig jaar en kan dus niet meer deelnemen aan de verkiezing van een nieuwe paus: zijn benoeming is een bijzondere beloning voor zijn werk. Een voorbeeld is de priester Jozef Cardijn, de grote man van de katholieke jeugdbeweging.
Het Heilig College zoals het college van kardinalen officieel heet, kiest tijdens het conclaaf de paus. Kardinalen van tachtig jaar en ouder mogen niet deelnemen aan het conclaaf.
Overigens is het maximum aantal kardinalen dat een paus kiest sinds 1970 bepaald op 120. In 1958 waren het er nog maar 58. Die uitbreiding was vooral ten voordele van de katholieken in Afrika, Amerika en Azië. Niet langer hebben de Europeanen en dan vooral de Italianen het overgrote deel van de stemmen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het sindsdien niet meer vanzelfsprekend is dat een Italiaan tot paus werd gekozen en dat de huidige paus als eerste afkomstig is uit Amerika.
Omdat het aantal kiesgerechtigde kardinalen beperkt is, wordt een aartsbisschop na zijn benoeming niet automatisch kardinaal, ook al waren zijn voorgangers dat wel. Als zijn voorganger nog aan het conclaaf mag deelnemen, moet hij wachten tot deze tachtig jaar wordt - of overlijdt. Daarom werd mgr. Eijk na zijn benoeming niet onmiddellijk kardinaal. Dit leidde tot speculaties over kritiek vanuit het Vaticaan op zijn beleid. Maar die speculaties waren ongegrond: zijn voorganger, kardinaal Simonis, was nog geen tachtig.
Een kardinaal heeft dezelfde liturgische en ceremoniële kleding als een bisschop, maar in plaats van paars draagt hij purper en een kardinaalsring in plaats van de bisschopsring.
Veel meer over kardinalen is te vinden in de encyclopedie van rkk.nl
Kardinaal
Kardinaal-bisschop
Kardinaal-deken
Kardinaal-diaken
Kardinaal-priester
Kardinaal-protodiaken
Kardinaal-protopriester
Kardinaal-subdeken
Kardinaal-vicaris
Het kardinalencollege
Priester (soms een bisschop) die in een missiegebied aan het hoofd staat van een apostolische prefectuur. Dit is eigenlijk de eerste stap op weg naar de stichting van een bisdom. De volgende stap is het ‘apostolisch vicariaat’.
Bisschop (soms een priester) die aan het hoofd staat van een missiegebied dat de status van apostolisch vicariaat heeft. Vaak wordt dit op den duur een gewoon bisdom.
Een apostolisch administrator staat aan het hoofd van een apostolisch administratuur, een bijzondere bestuursvorm binnen de rooms-katholieke kerk. In Nederland en België is een apostolisch administrator evenwel doorgaans een bisschop die tijdelijk het bestuur over een bisdom waarneemt. Meestal is dat het geval wanneer de zittende bisschop zijn ontslag indient omdat hij 75 jaar is geworden. Het is gebruikelijk dat de paus dit ontslag accepteert en hem vraagt het bisdom voorlopig als apostolisch administrator te besturen totdat er een opvolger is benoemd.
Ook aan het hoofd van een parochie kan een administrator als tijdelijke vervanger van de pastoor worden benoemd.
Aan het hoofd van een (aarts-)bisdom staat een residerend bisschop. Bij het besturen van het bisdom wordt hij geholpen door de curie. Er is dus niet alleen een Romeinse curie: elk bisdom heeft zo’n bestuursapparaat dat ingericht is naar de behoefte van elk bisdom.
De bisschop kan bestuurlijke taken delegeren aan verschillende functionarissen:
Een vicaris-generaal is een priester die kan worden belast met een deel van het bestuur van het gehele bisdom.
Deze priester kan een deel van het bestuur van een bisdom overnemen: dat kan een gebied zijn, maar ook een bepaalde taak.
Een priester die de taak van bisschop in kerkrechtelijke zaken overneemt en hoofd is van de kerkelijke rechtbank in het bisdom.
Behandelt officiële documenten: is als het ware de secretaris van het bisdombestuur.
De naam zegt het al: deze functionaris gaat over het beheer van geld en goederen.
Priester die lid is van het kathedraal kapittel, adviesorgaan voor de bisschop. De kanunniken worden door de bisschop benoemd.
Meer over kannunniken op rkk.nl
Hoofd van het kathedraal kapittel.
In grotere bisdommen zijn parochies gegroepeerd in dekenaten. Een van de pastoors van dit dekenaat heeft hierover de leiding en wordt ‘deken’ genoemd.
Priester die niet in een parochie werkt, maar werkt in de zielzorg in een zorginstelling.
Priester die als geestelijk begeleider werkzaam is in het onderwijs.
Vanouds een priester die de zielzorg verzorgt in het leger of in een gevangenis. Tegenwoordig wordt ook een pastoraal werker die deze taak vervult aalmoezenier genoemd.
De abt van een klooster heeft dezelfde bevoegdheden als een bisschop, hoewel hij niet gewijd is zoals een bisschop, maar gezegend. Net als een bisschop draagt hij mijter, staf en borstkruis. Zijn bevoegdheden beperken zich evenwel tot het klooster. Omgekeerd heeft de plaatselijke bisschop geen gezag binnen dit klooster.
Ook hier geldt dat vrouwen niet gewijd kunnen worden: een abdis staat weliswaar aan het hoofd van een abdij, maar valt onder het gezag van de plaatselijke bisschop of rechtstreeks onder de paus.
Overigens kennen verschillende ordes en congregaties een eigen terminologie. Onder meer bij de Augustijnen/augustinessen, dominicanen/dominicanessen, karmelieten/karmelietessen, kartuizers en redemptoristen: heet de overste geen abt, maar prior/priorin; bij de franciscanen en capucijnen is de titel ‘gardiaan’.
De prior of priorin is de vervanger van abt of abdis van een klooster. Bij een aantal ordes en congregaties is dit echter de benaming voor de overste van een klooster.
Een bisdom is verdeeld in parochies. Aan het hoofd daarvan staat een priester: de pastoor. Deze wordt benoemd door de bisschop. Ook de kathedraal van een bisdom heeft een pastoor, die als het ware de plaatsvervanger van de bisschop is: deze wordt plebaan genoemd.
Meer over de pastoor op rkk.nl
Vroeger werd vrijwel elke pastoor in zijn parochie bijgestaan door meerdere priesters die kapelaans worden genoemd of — met name in België — onderpastoors. Tegenwoordig wordt een pastoor meestal bijgestaan door pastoraal werkers, en steeds vaker ook een diaken.
Een pastoraal werker is een man of vrouw die door de bisschop op basis van een volledige pastoraal-theologische opleiding (academisch of hbo) in een parochie of soms ook daarbuiten benoemd wordt, om mee te werken in het pastoraat. In de regel zijn zij niet gemachtigd om sacramenten te bedienen, maar vervullen zij wel taken in de voorbereiding en de verwerking ervan. Ook gaan zij voor in woord- en communievieringen, gebedsvieringen en begrafenisvieringen, en vervullen zij taken van bestuurlijke, catechetische en diaconale aard. Wanneer pastoraal werkers in instellingen zoals ziekenhuizen werken, worden zij geestelijk verzorgers genoemd; wanneer zij in de krijgsmacht werken aalmoezeniers, en in penitentiaire inrichtingen justitiepastor.