Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Liuwe Westra
Dossiers » Vaderspreuken » introductie » Vaderspreuken

Vaderspreuken



Al vanaf het ontstaan van het christendom is ‘ascese’ een belangrijk fenomeen: het verlangen om in afzondering, eenvoud en onthouding te leven. Aan het begin van de vierde eeuw na Christus zien we echter dat dit fenomeen een hoge vlucht neemt: steeds meer mensen trekken zich terug uit de gecultiveerde setting van stad of dorp om zich in afgelegen gebieden, zoals de woestijn in Syrië en Egypte, te vestigen. Het ideaal is dat men zich ver van de drukte en claims van de maatschappij in alle rust geestelijk kan ontwikkelen. De man of vrouw die voor een ascetisch leven kiest, gelooft dat hij of zij zich door middel van onthouding losmaakt van een te grote gehechtheid aan het materiële. In de eenzaamheid komt de asceet zichzelf tegen en wordt het mogelijk te groeien in deugdzaamheid. Zo zijn in het ascetische leven de buitenkant (afzien van seksualiteit, weinig eten en slapen, in afzondering leven, bidden en mediteren) en de binnenkant (het doorstaan van beproevingen, groeien in zelfkennis, het ontwikkelen van deugden) verbonden.

Vormen van ascese

Mensen konden zich op verschillende manieren op eenzame plaatsen vestigen. Sommigen kozen voor de absolute eenzaamheid en leefden als kluizenaars. Anderen vestigden zich in monastieke gemeenschappen, in kloosters, waar men in grotere groepen samenleefde. Er bestond ook een tussenvorm: men woonde in afzonderlijke cellen of grotten, maar kwam geregeld (meestal in het weekend) samen voor kerkdiensten en maaltijden. Dit gebeurde ook in Sketis, een kloosterlijke nederzetting ten zuiden van Alexandrië. In gemeenschappen als Sketis speelden bepaalde kloosterlingen een belangrijke rol: zij functioneerden als geestelijke vaders en werden ‘abba’, ‘vader’. Mensen gingen bij hen langs om advies. In de loop van de tijd ontstonden spreuken van en verhalen over deze wijze mannen. Overigens zijn niet alle spreuken afkomstig van abba’s uit Sketis. De heilige woestijnvader Antonius, bijvoorbeeld, woonde elders, en de vrouwen die in de verzameling voorkomen (Theodora, Sarah en Syncletica) waren ook op andere plaatsen gevestigd. In de loop van de vijfde eeuw werd Sketis meerdere malen overvallen en verwoest. Het is waarschijnlijk dat de overlevenden de spreuken hebben verzameld en opgetekend. Dit gebeurde, naar men aanneemt, in een later stadium, in kloosters te Palestina. De spreuken werden meestal overgeleverd onder de naam ‘Apophthegmata Patrum’, spreuken van de vaders, maar andere titels kwamen ook voor, zoals Gerontikon (boek van de oude mannen), Paterikon (boek van de vaders) of Het paradijs van de vaders. Deze laatste naam werd gebruikt voor een collectie uit de zevende eeuw die in het Syrisch werd overgeleverd.

Verschillende verzamelingen

De twee hoofdvormen waarin de spreuken zijn overgeleverd, zijn de alfabetische en de systematische. De oudste overlevering van deze schriftelijke bronnen gebeurde in het Grieks. In de alfabetische collectie zijn de spreuken alfabetisch (naar de letters van het Griekse alfabet) geordend, op naam van de verschillende (130) abba’s. Deze verzameling begint met de alpha van de heilige Antonius en eindigt met de omega van abba Or. In de alfabetische collectie zijn in principe zo’n duizend spreuken opgenomen. In sommige manuscripten gaat de alfabetische collectie vergezeld van een extra verzameling spreuken en verhalen die anoniem zijn overgeleverd: de zogenaamde ‘anonieme collectie’. Het aantal spreuken dat daarin is opgenomen varieert. Het gaat om enkele honderden. De combinatie van de alfabetische collectie met de anonieme collectie kan worden aangeduid als de ‘alfabetisch-anonieme collectie’. De tweede hoofdvorm waarin de spreuken zijn overgeleverd, is de systematische collectie. In deze verzameling zijn de spreuken niet geordend naar de letters van het alfabet, maar gerubriceerd op thema. Er zijn 21 verschillende hoofdstukken die stuk voor stuk gewijd zijn aan een onderwerp, zoals de gehoorzaamheid, de nederigheid en de liefde. Aan de 21 thematisch geordende capita gaat een inleiding (proloog) vooraf. De Griekse versie van de systematische collectie bevat ongeveer 1200 gezegden. In het midden van de zesde eeuw na Christus werd de verzameling in het Latijn vertaald door twee Romeinse geestelijken, de diaken Pelagius en Johannes de subdiaken. Deze vertaling werd bekend onder de titel ‘Woorden van de Ouderen’: verba seniorum. Het monnikenwezen in het Westen werd er sterk door beïnvloed.

In de loop van de tijd werden de spreuken niet alleen in het Grieks en het Latijn overgeleverd, maar ook in het Syrisch, Slavisch, Koptisch, Armeens, Georgisch, Arabisch, Ethiopisch en Oud-Slavisch. Geleerden die de verschillende tradities van tekstoverlevering hebben bestudeerd, gaan ervan uit dat de oorspronkelijk taal waarin de spreuken werden uitgesproken, de moedertaal van de Egyptische monniken was: het Koptisch. Het materiaal dat we in de collecties opgeschreven aantreffen, maakt dus deel uit van een oudere, orale traditie, waarin de spreuken mondeling werden overgeleverd. Zoals eerder gezegd, werden de uitspraken van de vaders naar alle waarschijnlijkheid in de late vijfde eeuw opgetekend, terwijl ze wellicht al een eeuw eerder waren ontstaan. Een dergelijk proces is te vergelijken met theorieën die bestaan over het ontstaan van de evangeliën in het Nieuwe Testament: eerst ontstond er een orale (mondelinge) traditie in het Aramees waarin verhalen over en uitspraken van Jezus werden overgeleverd. Later werden deze op schrift gesteld en verwerkt in de evangeliën die in het Grieks geschreven werden.

[door Nienke Vos]



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Nienke Vos.