Tillich is zonder twijfel een van de belangrijkste theologen van de twintigste eeuw. In ieder geval is het in de protestantse denkwereld gangbaar Karl Barth en Paul Tillich als dé twee toptheologen van de afgelopen eeuw te noemen, en daarbij Tillich op plaats twee, na Barth, op te voeren.
Tillich is geboren op 20 augustus 1886. Hij is dus een tijdgenoot van Karl Barth. Hij is geboren in Starzeddel, nu Pools grondgebied. Zijn vader is dominee, zijn moeder overlijdt vroeg. Tillich doorloopt het Duitse opleidingssysteem en het gymnasium. Hij begint dan al met het lezen van filosofie. In 1904 gaat hij theologie studeren, in Berlijn, Tübingen en Halle, befaamde theologische universiteiten van het Duitsland van die tijd. In 1910 promoveert hij in de filosofie, in 1912 in de theologie. Het gaat bij beide dissertaties overigens om een filosofisch onderwerp. In 1914 trouwt Tillich met Greti Wever en wordt hij ‘Feldprediger’, predikant bij de Duitse troepen. Tillich zelf beschrijft de ervaringen die hij tijdens de oorlog opdeed als een keerpunt in zijn leven. Na zijn scheiding van Greti Wever ontmoet Tillich Hannah Werner. Zij trouwen in 1924 en blijven, ondanks veel moeilijkheden, tot aan het eind van Tillichs leven samen.
Inmiddels haalt Tillich zijn Habilitation in Halle, ondanks sommige bezwaren vanwege het te filosofische karakter ervan. In 1924 krijgt Tillich eindelijk een benoeming in Marburg, waar dan ook Martin Heidegger zit. Tillich geeft hier colleges dogmatiek. In die tijd komt hij ook in aanraking met het beginnende Barthianisme, dat hij als nieuwe orthodoxie beschouwt en vanwege diens cultuur- en filosofievijandelijke houding verwerpt.
In 1925 krijgt hij een benoeming in Dresden, waar hij vooral van de kunst geniet. 1927 krijgt Tillich een benoeming in Leipzig, waar hij ‘ordentlicher Honorarprofessor’ wordt. Door verschillende omstandigheden krijgt hij in 1929 een benoeming in Frankfurt; als filosoof, niet als theoloog. Frankfurt was in deze tijd een zeer progressieve universiteit, waar onder anderen veel Joodse hoogleraren zaten. Ook Max Horkheimer en Theodor Adorno verbleven in die tijd in Frankfurt, en deze laatste was bij Tillich ‘Seminarassistent’.
Nu echter komen de nationaalsocialisten in Duitsland aan de macht. Tillich had zich in het openbaar voor het socialisme uitgesproken en wordt als vijand beschouwd. Hij hoopt zelfs nog in Duitsland te kunnen blijven en probeert een positie als theologisch hoogleraar in Berlijn te bemachtigen. Maar dat lukt niet en hij wordt ontslagen in Frankfurt. Daarom is hij blij als hij 1933 een aanbod krijgt om naar het Union Theological Seminary in New York te gaan. Hij gaat op dit aanbod in en blijft de rest van zijn leven in de VS. De situatie in de VS is aanvankelijk heel moeilijk voor hem, want heeft hij daar een andere positie dan in Duitsland. Aanvankelijk heeft hij een onbelangrijke positie als hoogleraar aan Union. Later krijgt hij een betere positie als hoogleraar aan Union en ook meer publieke erkenning. Dat is mede te danken aan zijn vriend Reinhold Niebuhr, die er indertijd voor gezorgd heeft dat Tillich in de VS terechtkwam.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is hij politiek actief. Hij helpt mee de organisatie Selfhelp for Emigrees from Central Europe te stichten. Verder doet hij mee bij Die Stimme Amerikas, een zender die in Duitsland te horen was en het verzet tegen de nazi’s stimuleren moest. Hij neemt echter geen echt anti-Duitse positie in. Nadat de nazi’s verslagen zijn zet Tillich zich in voor een democratisch Duitsland. Hij neemt deel aan het ‘Re-education Army’, dat probeerde Duitsland van fascistisch gedachtegoed te zuiveren en democratische ideeën te verspreiden. Merendeels koesteren de Duitsers sympathie voor hem.
Inmiddels wordt ook duidelijk dat Tillich de potentie heeft een echte theologisch-filosofische grootheid te worden. Hij wordt vaak in Duitsland uitgenodigd om ‘Gastsemester’ te houden. In totaal heeft hij, in diverse landen, tien eredoctoraten gekregen. In 1951 verschijnt het eerste deel (de eerste ‘Band’) van zijn driedelige Systematische Theologie. Dit boek trekt veel aandacht in zowel positieve als ook negatieve zin. In 1954, nadat hij met emeritaat is gegaan, krijgt hij een benoeming als ‘University Professor’ aan Harvard University – zo’n beetje de hoogste eer voor een wetenschapper. In 1962 krijgt hij een erepositie als hoogleraar in Chicago. In 1965 krijgt hij ernstig last van angina pectoris en op 22 oktober 1965 overlijdt hij.
In Tillichs eigen biografie staat het begrip ‘Grenze’ (‘boundary’, ‘grens’) centraal. Hij begeeft zich op de grens van theologie en filosofie. Evengoed poogt hij religie en cultuur met elkaar te verzoenen. Wat zijn nu de belangrijke theologische en filosofische aspecten van Tillichs denksysteem? Er zijn tenminste vijf aspecten te noemen, namelijk:
1) Tillichs symbooltheorie, volgens welke symbool en teken verschillen in zoverre een symbool deel uitmaakt van wat het symboliseert, het teken niet.
2) Zijn christologie, volgens welke Jezus Christus te interpreteren is als het ingaan van de essentie in de existentie.
3) Het ‘protestants beginsel’ (ook vaak ‘eschatologisch voorbehoud’ genoemd) dat tot taak heeft alle pogingen af te wijzen om het oneindige in het eindige op te laten gaan. Tillich protesteert (vandaar in dit geval de term protestants) tegen alle religieuze of seculiere pogingen die absolute claims leggen, en noemt deze zelfs ‘demonisch’. Volgens Dirk-Martin Grube veronderstelt deze theorie echter wel, en dat is paradoxaal, een ‘Vorverständnis’, een voorafgaand begrip, van het oneindige.
4) Tillichs nadruk op het begrip ‘God boven God’, de god die boven of achter alle religieuze godsbeelden schuilgaat en die tevoorschijn komt wanneer je aan de goden van de religies twijfelt. Met dit begrip richt Tillich zich op de vraag hoe de mens aan zijn vertwijfeling kan ontkomen. Hij behandelt dit vraagstuk in zijn werk Systematische Theologie en ook in De moed om te Zijn. Het begrip ‘God boven God’ biedt volgens Grube interessante denkmogelijkheden om problemen uit de klassieke godsleer met filosofisch-anthropologische analyses te verbinden. Verder kan het ook in een pluralistische religietheorie uitgebouwd worden en daarmee op het probleem van het religieus pluralisme betrokken worden. Tillich zelf is volgens Grube echter meer een inclusivist dan een pluralist. Grube waardeert Tillichs poging tot een filosofische antropologie alsmede zijn poging om de mens zekerheid te bieden in alle vertwijfeling als moedig en aantrekkelijk. Hij vraagt zich echter af of Tilichs abstracte begrippen wel echte zekerheid kunnen bieden en of ze niet alleen maar ‘schijn-oplossingen’ zijn, door onvermijdelijke contingentie te vermijden. Juist ook voor christenen, wier religie in feite bij uitstek gebaseerd is op toevallige, contingente gebeurtenissen.
5) Zijn ‘Methode der Korrelation’ die de verhouding tussen filosofie en theologie definieert. Dit is misschien wel het beroemdste element in Tillichs denksysteem. In 1951, geeft Tillich in het eerste deel van zijn Systematische Theologie het antwoord op de vraag hoe filosofie en theologie zich tot elkaar verhouden: namelijk zoals de vraag zich tot het antwoord verhoudt. De filosofie stelt bepaalde vragen die met het mens-zijn gegeven zijn. Maar zij kan deze vragen niet vanuit zichzelf beantwoorden. Zij wijst met haar vragen boven zichzelf uit, en op dit punt komt de theologie in het spel. De theologie geeft de antwoorden vanuit het geloof. Zowel filosofen als ook theologen hebben bezwaar gemaakt tegen deze methode. Filosofen omdat Tillich de filosofie een ondergeschikte rol zou toebedelen (zij zou als ‘werkster’ voor de theologie misbruikt worden) en theologen omdat Tillich de theologie van filosofische behoeften afhankelijk zou maken. Tillich geeft echter een dialectische uitleg als weerwoord op deze kritiek: ze zijn inhoudelijk onafhankelijk doch formeel afhankelijk.
Dirk-Martin Grube waardeert Tillichs intentie om theologie en filosofie te verzoenen, maar heeft twee kritiekpunten op de concretisering van deze intentie. Ten eerste gaat Tillich volgens Grube uit van een enigszins achterhaald existentialistisch idee van filosofie. Ten tweede heeft hij fundamenteel moeite met de dialectische uitleg van ‘onafhankelijk én afhankelijk’.
Tillichs actuele betekenis ligt onder andere hierin, dat hij nog steeds erg aantrekkelijk is in progressieve theologische kringen. Tillich trok en trekt nog steeds mensen aan die wel belangstelling voor het fenomeen religie hebben maar moeite hebben met het ‘religieuze establishment’, bijvoorbeeld met de christelijke kerken. Een van de belangrijkste kenmerken van Tillichs werk is dat hij op de niet-christelijke of niet-religieuze cultuur van zijn tijd (bijvoorbeeld de zichzelf als atheïstisch beschouwende filosofie) actief ingaat en probeert deze filosofie met de theologie te verzoenen. Daarbij is zijn bedoeling steeds de niet-religieuze cultuur als zodanig serieus te nemen, maar daarbij niet de theologische kernbelangen op te offeren.
Grube denkt dat hier zowel zijn sterkte als zwakte tegelijk liggen. Tillichs poging tot verzoening van theologie en filosofie is wat hem voor veel mensen zo aantrekkelijk maakt, maar tevens loopt hij altijd het gevaar tussen twee vuren terecht te komen. Echter, dat Tillich zich door zijn gehele wetenschappelijke carrière heen voor zo’n verzoening ingespannen heeft, is beslist een reden waarom hij als een van de belangrijkste theologen van de twintigste eeuw beschouwd mag worden.
Bovenstaande tekst is een samenvatting van de tekst van prof.dr. Dirk-Martin Grube, 'Paul Tillich: een theologische grensganger' in: Jozef Wissink (red.), Toptheologen. Hoofdfiguren uit de theologie van vandaag, Tielt: Lannoo, 2006, pp. 134-161.