De onderstaande tekst is een fragment uit het hoofdstuk Jozua, geschreven door Piet van Midden en verschenen in: Jan Fokkelman, Wim Weren (red.), De Bijbel Literair, Zoetermeer/Kapellen 2005.
Jozua? Als mensen die niet in ‘het bijbelvak’ zitten er iets van weten, is het meestal dat het om een oorlogsboek gaat. Vraag je naar de inhoud, dan komen er wat losse verhalen, Zoals wat verteld wordt over Rachab en de val van Jericho. En verder denkt men te weten dat het er nogal bloedig aan toegaat. Jammer, maar ook gelukkig. Want voor hen is deze bijdrage geschreven, waarin geprobeerd wordt iets van een bird’s eye view op het boek te geven. Hoe het is opgebouwd en waar de accenten liggen. Zeer onvolledig binnen het bestek van dit artikel, maar de lezer wordt uitgenodigd om op eigen initiatief straks verder te zoeken.
Een verhaal lees je vanaf het begin. Dat lijkt het intrappen van een open deur, maar als het om de Bijbel gaat, wordt tegen die regel nogal eens gezondigd. We lezen vaak in stukjes zakformaat. Bovendien is een aantal Bijbelboeken niet ‘los verkrijgbaar’. Jozua staat niet voor niets tussen Deuteronomium en Richteren in. Wie het boek Jozua ter hand neemt, moet ook het slot van Deuteronomium lezen en het begin van Richteren, met name Deuteronomium 31:1-8 waar Mozes Jozua als zijn opvolger aanwijst en Richteren 1:1-36 waar de auteur van Richteren zijn visie op de landverdeling in Jozua geeft en Jozua 12-22 samenvat, maar vaak anders over de gebeurtenissen vertelt dan de auteur van Jozua doet.
Deuteronomium 31:1-8 JHWH heeft tegen mij gezegd: ‘U zult de Jordaan niet overtrekken… Jozua zal voor u overtrekken. Wees sterk en moedig, vrees niet, sidder niet. JHWH, uw God, gaat zelf met u. Hij zal u niet begeven en verlaten. Wees sterk en moedig, vrees niet, word niet verschrikt. | Jozua 1 Trek de Jordaan over. Wees sterk en moedig. Ik zal u niet begeven en verlaten. Wees zeer sterk en moedig. Sidder niet, word niet verschrikt. JHWH, uw God, is met u. Wees sterk en moedig. |
Overzicht van Jozua
Het boek Jozua valt in twee hoofddelen uiteen: hoofddeel I waarin het gaat om de ‘gave van het land’ en hoofddeel II met de ‘verdeling van het land’:
I | 1:1-12:24 | DE GAVE VAN HET LAND |
| 1:1-18 | Theologische inleiding |
| 2:1-24 | De verspieders in Jericho |
| 3:1-5:1 | De doortocht door de Jordaan |
| 5:2-12 | Besnijdenis en Pesach te Gilgal |
| 5:13-6:27 | De gave van Jericho |
| 7:1-8:29 | De verovering van Ai |
| 8:30-35 | Het altaar op de Ebal en de voorlezing van de Thora |
| | De opgave met betrekking tot het land |
| 9:1-27 | Het verbond met de Gibeonieten |
| 10:1-43 | De verovering van het zuiden |
| 11:1-15 | De verovering van het noorden |
| 11:16-12:24 | Overzicht van de veroverde gebieden en verslagen koningen |
II | 13:1-24:33 | DE VERDELING VAN HET LAND |
| 13:1-7 | Overzicht van het overgebleven land |
| 13:8-33 | Verdeling van Oostjordaanse gebieden |
| 14:1-5 | Inleiding op de verdeling van Kanaän |
| 14:6-15 | Het erfdeel van Kaleb (Hebron) |
| 15:1-63 | Het erfdeel van Juda |
| 16:1-17:18 | Het erfdeel van Efraïm en Manasse |
| 18:1-10 | Overleg in Silo over het resterende land |
| 18:11-28 | Het erfdeel van Benjamin |
| 19:1-9 | Het erfdeel van Simeon |
| 19:10-16 | Het erfdeel van Zebulon |
| 19:17-23 | Het erfdeel van Issakar |
| 19:24-31 | Het erfdeel van Aser |
| 19:32-39 | Het erfdeel van Naftali |
| 19:40-48 | Het erfdeel van Dan |
| 19:49-51 | Het erfdeel van Jozua (Timnaf-Serach) |
| 20:1-9 | Toewijzing va de vrijsteden |
| 21:1-42 | Toewijzing van de Levietensteden |
| 21:43-45 | Conclusie |
| 22:1-34 | Terugkeer van de Oostjordaanse stammen De bouw van een JHWH-altaar |
| 23:1-16 | Afscheidsrede van Jozua |
| 24:1-28 | Verbondssluiting te Sichem |
| 24:29-33 | Drie graftradities: de dood van Jozua, de begrafenis van Jozef en de dood van Eleazar |
Het bovenstaande is een schema waarin nog veel te verfijnen valt. De twee hoofddelen die in het boek te onderscheiden zijn, mogen niet van elkaar gescheiden worden. Hoofdstuk 1 en 24 vormen een spanningsboog, waartussen de andere hoofdstukken zijn in geklemd. De volgende vergelijking zou dat kunnen verhelderen:
Jozua 1 | Jozua 24 |
1:1 Na de dood van Mozes, de knecht van JHWH | 24:29 Toen stierf Jozua, de knecht van JHWH |
1:8 Dit wetboek mag niet wijken… | 24:26 Jozua schreef…in het wetboek |
Jozua wordt vanaf Exodus 24:13 de dienaar (mesjarét) van Mozes genoemd: de ondergeschikte van de grote wetgever. Als Jozua uiteindelijk sterft, heet hij net als Mozes knecht (ébéd) van JHWH. Hij is dus in zijn taak ‘gegroeid’. Daarmee komt de man die in de Joodse canon de rij van de zogenaamde Vroege Profeten opent, op het niveau van zijn voorganger en leermeester. Maar ook zal duidelijk worden dat de auteur van Jozua meer geïnteresseerd is in de Thora dan in de verovering van het land. Zijn boek begint en sluit af met gehoorzaamheid aan de Wet en zijn theologische stelling zal zijn: je krijgt het land nu wel van JHWH, maar als je de Thora niet naleeft ( vreemde goden achternaloopt, zie Joz. 24), ben je het ook zo weer kwijt. Nemen we het slot iets ruimer, dan komt er een wat breder ‘plaatje’ uit:
A. Na de dood van Mozes, de knecht van JHWH. B. De gehele wet… Dit wetboek mag niet wijken uit je mond. C. Rubenieten, Gadieten en half Manasse steken de Jordaan over ‘aan de spits van hun broeders’ (1:14). | C. Rubenieten, Gadieten en half Manasse keren terug de Jordaan over en gaan als laatsten naar hun erfdeel. B. Aandacht voor de wet (22:5) en het wet boek (23:6; 24:26). A. De dood van Jozua, de knecht van JHWH. |
Het boek vraagt er dus vooral om uitgelezen te worden, wil het worden begrepen. De twee hoofddelen zoals die boven met de inhoud zijn gegeven, vertonen een van elkaar afwijkende structuur. Ik heb het eerste hoofddeel onderscheiden in twee subdelen: de gave van het land en de opgave met betrekking tot het land. Uiteraard vraagt vrijwel elke indeling om tegenspraak, maar als we het als één doorlopend stuk opvatten, doen we tekort aan de merkwaardige gebeurtenis op de Ebal, in 8:30-35, een gedeelte dat duidelijk twee verhalenreeksen onderscheidt (niet: scheidt).
Men kan in het eerste hoofddeel en lineaire structuur ontdekken. Dat betekent hier: de verhalen staan naast elkaar en terwijl je leest, neemt de auteur je mee in een doorlopende lijn. Maar er is meer aan de hand:
Joz. 2 | Jericho, de beroemde stad, wordt gegeven | Joz. 7 en 8 | Ai, ‘de puinhoop’, is onneembaar |
Joz.2 | Rachab, de hoer uit Jericho, is trouw | Joz. 7 | Achan, de Judeeër, is ontrouw |
Joz.2 | Rachab redt | Joz.7 | Achan richt te gronde |
Joz.2 | Rachab wordt uit de ban gered met haar hele familie | Joz. 8
| Achan wordt door de ban getroffen met zijn hele familie |
Rachab en Achan zijn vertegenwoordigers van respectievelijk Kanaän en Israël. Rachab is hoer en in Kanaän zullen de Israëlieten de afgoden hoerig achterna lopen. Niettemin krijgt zij de rol van de trouwe toebedeeld en daarmee geeft de auteur een theologische boodschap af: de eerste met wie Israël bij binnenkomst in Kanaän kennismaakt, wordt niet te gronde gericht maar gered! Rachab blijkt de grote daden van JHWH te kennen en er bovendien conclusies aan te verbinden: ze bewijst liefde, chésed, en geeft een betrouwbaar teken (een ootemét). De hendiadys chésed we’emét zullen we in de Hebreeuwse Bijbel vaker tegenkomen als het erom gaat of mensen écht iets van de Thora begrepen hebben. Achan representeert Israël. Kijken we goed naar de manier waarop hij wordt geïntroduceerd, dan blijkt hij diep in Israël geworteld te zijn: Achan, de zoon van Karmi, de zoon van Zabdai, de zoon van Zerach, uit de stam Juda…(7:1). Hij wordt drievoudig aan Juda (de hoofdstam!) verbonden. Die manier van vertellen in drieën of meervouden daarvan heeft de voorkeur van de auteur: vaak als hij bijzondere aandacht voor een mens of zaak wil vragen, hanteert hij dat ternaire vertelsysteem. Zo zullen we aan het eind van ons hoofddeel op drieëndertig koningen uitkomen (12:1-24)! Achan representeert het Israël dat in Kanaän in de fout zal gaan, zich niet teveel aan de Thora gelegen laat liggen en tot zonde wordt verleid. De auteur zet dus twee verhalen tegenover elkaar, die in een zo ontstaan literair contrast een nieuw verhaal vertellen, nl. dat jet het nieuw te bewonen land niet zomaar krijgt: je zult je vooral aan de Thora moeten houden, En die aandacht voor de Thora kenden we al uit de introductie.
Binnen deze aandacht voor Rachab en Achan worden de gave en overgave van Jericho en Ali getekend. Met andere woorden: literair gaat het verhaal meer over de redding van Rachab dan over de val van Jericho en bij de geschiedenis van Achan is het zelfs zo dat het hele verhaal over de nederlaag van Ai (Joz.7) tekstsyntactisch gezien is ‘opgehangen’ aan de zin: ‘De Israëlieten vergrepen zich aan het gebannene. Achan…’ De hoofdrolspelers zijn de Israëlieten die zich in Achan vertegenwoordigd weten. Zoals JHWH in 7:11 bevestigt: ‘Sta op, Israël heeft gezondigd.’
Het contrast tussen de Rachab - en Achan – geschiedenis vinden we scherp getekend in de overgang van 6:27 naar 7:1: JHWH is overal met Jozua, maar daar blijkt meteen niets meer van. In de hele literaire vormgeving is het contrast uitgewerkt: over de verovering van Jericho wordt nauwelijks iets vermeld. Alle aandacht gaat uit naar de processies met de ark rond de stad en de redding va Rachab. En van het strijdplan om Ai horen we de kleinste details.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology