Johannes’ moeder Anthusa was christen en werd al jong weduwe van zijn vader, Secundus, een opperbevelhebber van het Oost-Romeinse leger. Gezien zijn klassieke scholing zal zijn familie tot de hogere klasse hebben behoord. Hij rondde zijn studies af in ca. 367 onder leiding van de bekende retor Libanius uit Antiochië.
Na zijn studies liet hij zich dopen door de pro-Niceense bisschop van Antiochië, Meletius, en ter vervanging van militaire dienst stelde hij zich voor de volgende drie jaren ten dienste als assistent van de bisschop. Tegelijkertijd onderwierp hij zich, samen met een aantal medestudenten – waaronder Theodorus, de latere bisschop van Mopsuestia, en zijn goede vriend Basilius, de latere bisschop van Caesarea –, aan de scholing in het ascetische leven onder leiding van Diodorus, de latere bisschop van Tarsus. In ca. 371 diende hij voor een korte tijd als lector/voorlezer (anagnôstês) in Antiochië, voordat hij zijn moeders huis verliet en de christelijke gemeenschap van Antiochië inruilde voor een strict ascetisch leven in de bergen die grensden aan de stad. Gezondheidsproblemen ten gevolge van zijn extreem ascetische praktijken noodzaakten hem waarschijnlijk om na een periode van zes jaar terug te keren naar Antiochië, waar hij zijn taak als lector opnieuw opnam. Na twee jaar werd hij geordineerd tot diaken en vijf jaar later werd hij door Meletius’ opvolger Flavianus tot priester gewijd.
Het merendeel van de ruim 900 preken die bewaard zijn gebleven, zijn met grote waarschijnlijkheid in Antiochië gehouden. Chrysostomus’ faam nam snel toe, doordat hij als priester vaak de plaats van Flavianus innam en opviel als begiftigd prediker, wat hem later de bijnaam ‘Chrysostomus’ – gouden mond – opleverde. Zijn preken onderscheidden zich doordat hij de gehele bevolking aansprak en niet slechts de intellectuele elite.
Zijn preken geven vaak ook inzicht in de omstandigheden waarin zijn publiek zich bevond. Een invloedrijke gebeurtenis uit deze periode is de opstand van de bevolking in februari 387 tegen de plotselinge belastingverhoging van de keizer, waarbij de standbeelden van de keizerlijke familie werden neergehaald. Chrysostomus’ preken uit deze periode, zoals de Preken over de standbeelden, werpen licht op de enorme gevolgen van dit oproer voor de inwoners van Antiochië, die angstig afwachtten op de vergeldingsmaatregelen van de keizer.
De aanwezigheid van vele armen in het welvarende Antiochië was een herhaaldelijk terugkerend thema in Chrysostomus’ preken. Hij riep op tot eleemosyne, in strikte zin het geven van aalmoezen, maar door Chrysostomus veel breder geïnterpreteerd als het zich in liefde openstellen to de naaste in daden van medelijden. Chrysostomus’ sociale ethiek was gebaseerd op Matteüs 25:31-46, waarin Christus zegt dat degenen die de minsten van hun medemensen helpen, dat aan Hem gedaan hebben.
Toen bisschop Nectarius van Constantinopel plotseling stierf in het najaar van 397, kreeg het leven van Johannes Chrysostomus een dramatische wending. Tegen de keuze van bisschop Theophilus van Alexandrië in en tot zijn eigen verrassing werd Chrysostomus door toedoen van Eutropius, adviseur van keizer Arcadius, tot bisschop van Constantinopel verkozen, toentertijd één van de belangrijkste kerkelijke posities.
Het Concilie van Constantinopel had in 381 besloten dat Constantinopel als het nieuwe Rome onder de patriarchaten de tweede positie innam na Rome. De Alexandrijnse kerk zag haar bestaande gezag in het Oosten bedreigd en een agressieve houding van bisschop Theophilus van Alexandrië overschaduwde Chrysostomus’ verdere leven.
Het keizerlijk echtpaar, Arcadius en Eudoxia, maakte deel uit van Chrysostomus’ congregatie. Mede hierdoor nam Chrysostomus een belangrijke plaats in als adviseur en ecclesiale confident van de keizer. Als voorzitter van de synodos endemousa, de permanente synode in Constantinopel, speelde Johannes bovendien een belangrijke rol als intermediair tussen het hof en het episcopaat van het Oosten. Echter, in het bijzonder zijn relatie tot keizerin Eudoxia bleek precair te zijn tijdens zijn hele periode als bisschop.
Na zijn bisschoppelijke benoeming ging Chrysostomus onmiddellijk tot grondige hervormingen over. Hij bezuinigde op uitgaven van zijn bisdom en het bisschoppelijk paleis die niet direct ten nutte van de kerk waren. Dit veroorzaakte onmiddellijke verontwaardiging bij de invloedrijke kringen in de stad. Vervolgens zette hij een aantal geestelijken uit hun positie, nadat hij een onderzoek naar hun levenswijze had uitgevoerd. Dit bewerkstelligde een verregaande impopulariteit bij/in kringen die normaliter tot de achterhoede van een bisschop gerekend worden.
In Constantinopel raakte Chrysostomus regelmatig verwikkeld in politieke ontwikkelingen, die zowel illustreren hoe delicaat en complex de machtsverhoudingen tussen kerk en staat waren, als ook hoe politieke ontwikkelingen interfereerden met Chrysotomus’ pastorale taken. Een illustratie van de delicate machtsverhoudingen tussen kerk en staat is de val van de eerdergenoemde Eutropius. Eutropius had zelf geprobeerd om de rechten van de kerk tot het verlenen van ‘kerkasiel’ in te perken. Toen keizer Arcadius op aandringen van de Gotische generaal Gainas en Eudoxia in 399 Eutropius al zijn bevoegdheden en functies ontnam, vluchtte hij echter naar de Hagia Sophia om zelf door Chrysostomus beschermd te worden. Gainas zag zijn kans schoon om zijn macht te vergroten en gijzelde drie sleutelfiguren van het hof. Hierop riepen Arcadius en Eudoxia Chrysostomus’ hulp in om met Gainas te onderhandelen over het lot van de politieke gijzelaars.
In 402 bemiddelde Chrysostomus op verzoek bij kerkelijke conflicten in Klein-Azië. Hij stelde Heraclides aan als opvolger van bisschop Antoninus in Efeze, een impopulaire keuze die op veel protest stuitte. In Nicomedië zette hij Gerontius af als bisschop en stelde Pansophia aan in diens plaats, waarmee hij geaccepteerde procedures schendde.
Een groeiend conflict tussen diaken Serapion en bisschop Severianus had ernstige gevolgen voor Chrysostomus bij zijn terugkomst in Constantinopel. Severianus had tijdens Chrysostomus’ afwezigheid diens plaats als prediker in Constantinopel waargenomen, terwijl Serapion de administratieve aangelegenheden behartigde. Serapion bracht aan Chrysostomus een negatief verslag uit over Severianus, die volgens hem het gezag van Chrysostomus tijdens zijn aanwezigheid ondermijnde, en stelde hem in een kwaad daglicht, waarop Chrysostomus hem afzette. Keizerin Eudoxia gelastte dat dit ongedaan gemaakt werd en dat een publieke verzoening tussen Severianus en Chrysostomus zou plaatsvinden, een publiek gezichtsverlies voor Johannes.
Een volgende kwestie deed zich voor toen Chrysostomus toevlucht verleende aan een groep monniken uit Egypte die voor Theophilus op de vlucht waren en beschuldigd werden van origenisme, een controversieel gedachtegoed voortbouwend op filosofische speculaties van Origenes (ca. 185-254). Dit conflict wordt meestal de ‘kwestie met de lange broeders’ genoemd, aangezien de vier leiders van de groep opmerkelijk lang waren. Bisschop Theophilus interpreteerde Chrysostomus’ bemoeienis met deze Alexandrijnse kwestie als een poging tot machtsuitbreiding. Hoewel het ingrijpen van keizerin Eudoxia er uiteindelijk voor zorgde dat de vluchtelingen geholpen werden, was het onvermijdelijk dat Chrysostomus in verband werd gebracht met de origenistische controverse.
Op instigatie van Theophilus probeerde Epiphanius van Salamis (op Cyprus) in Constantinopel achter Johannes’ rug om een veroordeling van Origenes’ geschriften te organiseren samen met de daar aanwezige bisschoppen, met het doel daarmee Chrysostomus te treffen. Hoewel deze missie mislukte, zette Theophilus zijn pogingen verder om iedereen te lobbyen die iets tegen Chrysostomus in kon brengen. Gealarmeerd door de ‘lange broeders’ riep Arcadius Chrysostomus op om tegen Theophilus te pleiten. Toen hij weigerde keerde de situatie echter en werd Johannes zelf voor het gerecht gebracht. In september 403 stemde de Synode van de Eik bij Chalcedon – grotendeels bestaande uit bisschoppen uit Egypte die loyaal waren aan Theophilus en uit individuele bisschoppen die Chrysostomus vijandig gezind waren – voor de afzetting van Chrysostomus vanwege het uitblijven van zijn respons op de keizerlijke dagvaarding. Zijn ballingschap werd echter reeds herroepen toen hij nog onderweg was en halt hield in Praenetos. Het nieuws van zijn afzetting leidde tot grote verontwaardiging bij het volk en een ramp, mogelijk een aardbeving, werd door keizerin Eudoxia geïnterpreteerd als een goddelijke waarschuwing, waarop ze zijn terugkeer naar Constantinopel vereiste.
Chrysostomus’ verzoening met de keizerlijk familie was echter van korte duur. Zoals hij ongeremd in zijn preken kritiek kon uiten op paardenraces, theater en spelen, uitte hij ook onverholen zijn kritiek op de luxueuze levensstijl van Eudoxia en andere hofdames. Hij heeft haar zelfs vergeleken met Izebel en Herodias.
In juni 404 volgde een tweede ballingschap door keizer Arcadius, wat opnieuw tot onrust leidde in Constantinopel. De Hagia Sophia werd in brand gestoken en Chrysostomus’ medestanders, ook wel Johannieten genoemd, werden verdacht. Zij vormden een militante schismatische groep die nog jarenlang onderdrukt werd.
Tijdens zijn volgende jaren van ballingschap werd Johannes regelmatig overgeplaatst naar een andere locatie. Uit deze periode van ballingschap zijn veel brieven bewaard gebleven, waaronder zeventien brieven naar de bevriende diakones Olympias. Johannes stierf op 14 september 407 tijdens zijn laatste reis naar een verder afgelegen gebied voorbij de Zwarte Zee.
Na zijn afzetting schreef Chrysostomus brieven naar de paus, Innocentius I, en naar enkele andere westerse bisschoppen. De paus heeft daarop tevergeefs geprobeerd een nieuw concilie bijeen te roepen waarop de zaak van Chrysostomus opnieuw bekeken zou worden. Tussen 412 en 415 heeft de toenmalige bisschop van Constantinopel, Atticus, Chrysostomus weer in ere hersteld door hem als bisschop in de diptieken in te schrijven (het register van overledenen). Zijn rehabilitatie was compleet toen eind jaren dertig van de vijfde eeuw zijn overblijfselen door bisschop Proclus naar Constantinopel werden overgebracht, hetgeen met een grootse ceremonie gepaard ging.
Het literaire oeuvre dat Chrysostomus heeft nagelaten is enorm. Hij was een van de meest productieve schrijvers uit de vroege kerkgeschiedenis. Achttien delen van de serie Patrologia Graeca (red. J.P. Migne) zijn aan hem gewijd.
Een groot aantal van zijn preken is primair exegetisch: integrale bijbelboeken worden vers voor vers doorgewerkt en vaak afgesloten met een moreel discours. Op deze manier heeft Chrysostomus bijvoorbeeld gepreekt over de bijbelboeken Genesis, de Psalmen, Jesaja, Job, de evangeliën van Matteüs en Johannes, Handelingen en de paulinische brieven. Verder bepaalde de liturgische kalender die in de stad gebruikt werd de preeksoorten: feestpreken naar aanleiding van Epifanie, Pasen, Pinksteren etc., lofredes (panegyrieken) over heiligen en martelaren. Ook gelegenheidspreken zijn overgeleverd, bijvoorbeeld naar aanleiding van de opstanden in Antiochië en de val van Eutropius. Voorbeelden van polemische of ethische/ascetische verhandelingen zijn Tegen de Anomoianen/Over de ondoorgrondelijkheid van God, Tegen de opponenten van het monastieke leven, Over de maagdelijkheid en Over ijdele roem en de opvoeding van kinderen. Bekend zijn ook zijn vroege werk Over het Priesterschap en zijn Catechesen. Van de vele brieven is zijn persoonlijke correspondentie met de bevriende diakones Olympias tijdens zijn ballingschap de meest bekende.
Men is vaak sceptisch over Chrysostomus’ theologische bekwaamheid: hem wordt verweten niet meer dan een conventionele moralist en pastor te zijn. Dit is echter onterecht, aangezien hierbij de nauwe verwevenheid van theologie en praxis vergeten wordt. Hoewel Chrysostomus niet op een systematische, abstracte en filosofisch-speculatieve wijze theologiseerde, kunnen zijn theologische vooronderstellingen tussen de regels van zijn preken door gelezen worden. Chrysostomus was een meester in de adaptatie van de theologie naar de gewone mens met behulp van de kunst van de retorica.
Een aantal theologische kernwoorden of concepten die van belang zijn voor Chrysostomus zijn akribeia (precisie), philanthropia (mensenliefde) en sunkatabasis (afdaling), allemaal eigenschappen van God met doorwerking in het leven van de gelovige.
Chrysostomus wordt algemeen beschouwd als een gematigde vertegenwoordiger van de zogenaamde Antiocheense school. Toch is het opvallend dat zijn christologie verschilt van die van de Antiocheen Theodorus van Mopsuestia en meer overeenstemming heeft met Athanasius en de Alexandrijnse traditie.
In zijn eigen tijd was hij bekend als Johannes van Antiochië. Zijn bijnaam Chrysostomus – gouden mond – is in gebruik sinds de zesde eeuw en verwijst naar zijn reputatie als een van de grootste predikers aller tijden.
Ook in het Westen bleef Chrysostomus populair. (Vertalingen van) zijn geschriften werden gelezen door Thomas van Aquino, Erasmus en Calvijn. De laatste bekritiseerde zijn heilsleer voor het overbenadrukken van de mensenlijke vrije wil ten opzichte van de genade. Het is echter anachronistisch om Chrysostomus een semi-pelagiaan te noemen, aangezien de pelagiaanse controverse pas na zijn tijd uitbrak. Zowel Augustinus als Pelagius citeerden Chrysostomus in het debat ter ondersteuning van hun eigen argumentatie.
Als één van de drie hiërarchen heeft Chrysostomus in de huidige tijd nog steeds een belangrijke plaats in de oosterse kerken. Zo is de liturgie van de Oosters-Orthodoxe Kerk vandaag de dag nog steeds verbonden aan de naam van Johannes Chrysostomus. Hoewel zijn auteurschap niet waarschijnlijk is, heeft Chrysostomus ongetwijfeld een duidelijke impact gehad op de liturgie in zijn tijd in Constantinopel. Ook wordt hij in de oosterse kerken beschouwd als een van de belangrijkste interpreten van de paulinische brieven.
Het Chrysostomus-onderzoek is enorm uitgebreid. Populaire onderwerpen zijn de invloed van zijn Griekse retorische achtergrond op zijn preken, zijn preken als bron van informatie over (de sociale situatie van) christenen in de Late Oudheid en de verhouding tussen de prediker en zijn gehoor in de Late Oudheid. Een belangrijke focus op onderzoek naar Chrysostomus vindt plaats in het Centre for Early Christian Studies van de Australian Catholic University. Zij voorzien online eveneens een up-to-date bibliografie van Chrysostomus-onderzoek.
(door Maria Verhoeff)