Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Remco van Mulligen
Dossiers » Bernardus van Clairvaux » introductie » Bernardus van Clairvaux (1090-1153)

Bernardus van Clairvaux (1090-1153)

Inleiding

Bernardus van Clairvaux (1090-1153) was een abt, die ook wel wordt beschouwd als de ‘tweede stichter’ van de Cisterciënzer Orde. Hij was een van de invloedrijkste personen in de twaalfde eeuw – zo niet dé invloedrijkste. In zijn denken en doen was hij vooraleerst een hervormer, zowel van het kloosterleven als van de Kerk als geheel. In 1174 verklaarde paus Alexander III hem heilig. Vanaf de dertiende eeuw werd hij informeel gezien als een van de kerkvaders, een status die in 1830 ook formeel werd bevestigd. Bernardus is ook wel ‘de laatste van de kerkvaders’ genoemd, waaraan men meestal direct toevoegt: ‘maar zeker niet de minste’.

Blaffende hond

‘Bernard, de zoon van Tescelin den Roode, ridder van Châtillon, en van Vrouw Aleth van Montbar, wier geslacht aan dat der hertogen van Bourgondië verwant was, werd in het jaar 1090 geboren te Fontaines, niet ver van Dijon, nadat zijn godvreezende moeder – zoo wil de legende – een droomgezicht aanschouwd had, waarin een witte hond onophoudelijk blafte. Een deugdzame man, door haar geraadpleegd, stelde haar gerust met de woorden: “Gij zult een zoon ter wereld brengen, die als een trouwe hond het huis van God bewaken zal en blaffen tegen de vijanden van het geloof, want hij zal een uitstekend redenaar worden en de geneeskracht zijner tong zal velen ten heil zijn.”’
 
Zo omschrijft Anton van Duinkerken de geboorte van Bernardus. Een dergelijke geboortemythe is typisch voor middeleeuwse heiligenlevens. Bernardus was de derde zoon uit een adellijke familie. Hij had twee oudere broers en – visioen of niet – het was in die tijd de gewoonte dat de eerste twee zoons een militaire carrière zouden krijgen en dat de derde zou worden ‘afgestaan’ aan de kerk. Dat gebeurde ook bij Bernardus: hij ging als voorbereiding op zijn levensvervulling naar de kapittelschool in St. Vorles en leerde daar grammatica, retorica, mathematica en alle andere traditionele vakken. Ook deed hij hier grote kennis van het Latijn en van de Schrift op.
 
Toen Bernardus ongeveer vijftien was, overleed zijn moeder. Daarna leidde hij vermoedelijk het vrije leven van een jonge edelman, maar toen hij twintig was bevredigde dit niet meer. Hij zonderde zich af en ging aan zelfkastijding doen. Hij wilde zich gaan scholen op theologisch gebied, maar dan wel op een traditionele manier. Begin twaalfde eeuw was de scholastiek in opkomst, een intellectuele stroming die sterk gericht was op de rationele analyse. Bernardus zocht de ware kennis echter vialectio divina en contemplatie.
 
Bernardus kwam tot de overtuiging dat hij geroepen was tot het kloosterleven, maar wilde dit niet alleen doen. Hier kwam zijn overtuigingskracht voor het eerst tot uiting: hij kreeg op termijn al zijn broers, zus, schoonzus, oom en vele anderen zo ver om met hem mee te gaan. Zo meldde zich in 1112 een gezelschap van dertig mensen aan de poorten van de abdij van Cîteaux en in het volgende jaar traden zij allen in.

Kloosterhervorming

Cîteaux was geen voor de hand liggende keus voor een groep edelen. Al twee eeuwen was de abdij van het nabijgelegen Cluny hét monastieke centrum van Europa. Deze abdij was schatrijk en de kloosterkerk was destijds de grootste christelijke kerk. Cluny was in 910 ontstaan met het doel de Regel van Benedictus weer consequent toe te passen. Het klooster was sterk centralistisch en kenmerkte zich door een nadruk op de liturgie en het gebed. In de twaalfde eeuw, toen de beweging van Cluny tweeduizend kloosters telde, nam men het daarmee echter vaak niet meer zo nauw.
 
Robert van Molesme richtte in 1098 een abdij op die hij Cistercium noemde, nadat eerder zijn pogingen om in een cluniacenzer abdij de Regel van Benedictus strikter te hanteren, was mislukt. In Cistercium of Cîteaux wilde men de armoede, het gebed en de afzondering herstellen die men in Cluny miste. De nieuwe beweging was moderner dan Cluny, dat twee eeuwen eerder was opgericht om een geestelijk tegenwicht te vormen tegen het door oorlogen en ridders gedomineerde Europa. Er had inmiddels een technische revolutie plaatsgevonden in de agrarische sector en daar speelde Cîteaux op in, door de nadruk te leggen op arbeid en door haar kloosters te situeren in afgelegen gebieden, om die vervolgens te cultiveren. In tegenstelling tot Cluny hadden de cisterciënzers dus ook een economische functie.
 
Bernardus’ keus voor de jonge cisterciënzer orde was dus ongeveer de meest radicale en progressieve keuze die in deze tijd mogelijk was. De abdij van Cîteaux kende sinds de komst van Stefanus Harding als abt een sterke bloeiperiode door en stichtte veel dochterkloosters. In 1115 stuurde Harding ook Bernardus, 25 jaar oud, op pad om een nieuwe vestiging te stichten. Bernardus koos daarvoor een plek halverwege een heuvel in een nauw dal, die zelfs voor cisterciënzer begrippen onherbergzaam was. In deze ‘klare vallei’ stichtte hij de abdij van Clairvaux.
 
Bernardus legde zichzelf een zeer zware tucht op. Hij at weinig en sober. Hij reserveerde voor zichzelf als abt geen luxe of voorrechten – integendeel: hij probeerde juist anderen tot voorbeeld te zijn als het ging om ascese. Daarbij was hij niet alleen een inspiratie. De broeders in Clairvaux zagen dat ze nooit konden voldoen aan de maatstaven die hun abt stelde en dat was voor velen deprimerend. Bernardus zelf raakte zowel geestelijk als fysiek uitgeput. In feite had hij een burn out. Het weinige eten dat hij at, hield hij vaak slechts korte tijd binnen. Zijn ingewanden raakten in deze tijd – hij was nog geen dertig – permanent beschadigd.
 
Na zijn herstel kwam Bernardus in conflict met Cluny. Zijn jonge neef Robert was door zijn ouders aan dat klooster ‘toegezegd’, maar trok met Bernardus mee naar Clairvaux. Daar viel het leven Robert zwaar. Toen een afvaardiging uit Cluny achter Bernardus’ rug om Robert opzocht, was de jongen dan ook snel overtuigd: hij trok met hen mee naar Cluny. Bernardus schreef in reactie hierop aan Robert zijn Brief in de regen, waarin hij vertelde dat hij schuldig was aan Roberts vertrek, maar ook de jonge cisterciënzer orde verdedigde tegenover Cluny. Hierop kwam een aanval van Petrus Venerabilis, de abt van Cluny. Hij verdedigde zijn abdij en stelde dat hard werken en zeer sober eten nergens werden verplicht in de Regel van Benedictus. Hij noemde Bernardus een farizeeër. Deze antwoordde hierop met zijn Apologia (Verweer) waarin hij diepgaander inging op de rivaliteit tussen Cluny en Cîteaux. Na deze botsing in 1124-1125, kwamen beide abten nader tot elkaar en werden zelfs vrienden.
 
Nog voor Bernardus’ dood in 1153 begonnen de cisterciënzers de cluniacenzers te overvleugelen. Cluny kende slechts één abt, die feitelijk leiding gaf aan tweeduizend kloosters, wat de organisatie log maakte. De cisterciënzers waren dynamischer: vanuit Cîteaux werden vele kloosters gesticht (Clairvaux, La Ferté, Pontigny en Morimond waren de belangrijkste), elk nieuw klooster kreeg een eigen abt en kon zelf nieuwe stichtingen doen. Bernardus’ Clairvaux zocht een middenweg tussen beide systemen. Veel meer dan Cîteaux hield Clairvaux de controle over de kloosters die zij had gesticht. Bernardus nam dus iets van het centralisme van Cluny over. Bovendien was hij zeer actief met het stichten van kloosters: in 1153 had Clairvaux 167 dochterkloosters, bijna even veel als alle stichtingen van Cîteaux, La Ferté, Pontigny en Morimond samen. Vanwege zijn radicaliteit, zijn theologisch overwicht én de expansie van Clairvaux, wordt Bernardus wel de tweede stichter van de cisterciënzer orde genoemd.

Kerkhervormer

Nu Bernardus het openlijk tegen het machtige Cluny had opgenomen, was zijn naam als kloosterhervormer gevestigd. Petrus Venerabilis antwoordde niet met een nieuwe aanval, maar probeerde de Regel van Benedictus in Cluny sterker te handhaven – feitelijk nam hij dus een deel van de cisterciënzer hervormingen over.
 
Als hervormer krijgt Bernardus steeds meer aandacht. Zo wordt hij gevraagd om te bemiddelen in diverse conflicten tussen wereldlijke en kerkelijke heersers. De Apologia maakt op Suger, abt van St. Denis, het schatrijke koninklijke klooster, zo’n indruk dat deze zijn organisatie hervormt naar Bernardus’ normen. Bernardus schreef vaak ad hoc: als er een probleem op zijn pad kwam, boog hij zich erover. Zo schreef hij Over de trappen van nederigheid en hoogmoedom richtlijnen te geven voor de leefwijze van de monniken in de steeds talrijker wordende dochterkloosters van Clairvaux. Een briefwisseling met de Kartuizers leidde in 1127 tot De diligendo Deo (Over de liefde tot God).
 
In 1128 schreef Bernardus mee aan de eerste regels voor de nieuwe Orde der Tempeliers. Zijn kritiek op corruptie binnen de Kerk kwam tot uiting toen hij werd betrokken bij een conflict tussen de Franse koning Lodewijk VII en de bisschop van Sens. In Over de taak der bisschoppen pleitte hij ervoor dat de geestelijkheid arm en rijk gelijk moest behandelen en bekritiseerde hij eerzucht, rijkdom en machtsmisbruik in kerkelijke kring. In De conversione (Ommekeer) spoorde hij priesters aan om hun prioriteit te stellen bij de sociale rechtvaardigheid. Ook haalde hij aan het eind van dit traktaat uit naar de clerus, die op elke manier handelde in strijd met de zaligsprekingen van Christus, die hij in dit werkje als leidraad neemt.
 
Van 1130 tot 1138 hield een pauselijk schisma Bernardus bezig. Hij koos partij voor paus Innocentius II en tegen Anacletus II en nam de taak op zich om de zaak van die eerste te bepleiten bij de koningen van Italië, Frankrijk en bij de Duitse keizer. Die laatste kon de paus bijstaan met zijn legers, maar daarvoor moesten eerst conflicten worden opgelost in het Heilige Roomse Rijk. Ook dat ‘regelde’ Bernardus. Toen in 1138 Anacletus overleed eindigde het schisma. Een jaar later droeg Bernardus op het Tweede Concilie van Lateranen bij aan het herstel van de eenheid in de Curie.
 
In 1145 werd de eerste cisterciënzer monnik tot paus gekozen: Eugenius III, een leerling van Bernardus. Om de nieuwe paus te steunen schreef Bernardus Over de zelfbeschouwing (De consideratione): een op vaderlijke toon gezette kritische aansporing tot de paus om zich verre te houden van de verlokkingen van het wereldse en een pleidooi voor een persoonlijke heiligheid van de paus als bron voor zijn gezag en aanzien. 
 
De wereldse betrokkenheid van Bernardus bereikte zijn climax, toen in 1145 de moslims de stad Edessa veroverden. Eugenius reageerde door op te roepen tot een kruistocht. In 1146 herhaalde hij die oproep en draagt Bernardus op om draagvlak te creëren voor deze expeditie in Frankrijk, Vlaanderen en Duitsland. Bernardus had hier geen zin in, maar gehoorzaamde. Daardoor raakte zijn naam verbonden aan deze Tweede Kruistocht, die plaatsvond in 1147-1148 en grandioos mislukte. In een uitgebreide verhandeling getiteld De consideratione (Over de bezinning) gaat Bernardus niet alleen in op het thema dat de titel van dit werk vormt, maar probeert hij ook zijn handelen rondom de kruistocht te verantwoorden.

Bernardus’ spiritualiteit

Bernardus richt zich in zijn denken sterk op het Woord – waarmee hij de Bijbel bedoelt, maar vooral ook Christus als ‘het Woord dat vlees geworden is’. De navolging van Christus en diens nabijheid als God die mens geworden is, zijn terugkerende thema’s in Bernardus’ werk. Ook zijn devotie voor Maria als Moeder en als de Kerk zijn zeer prominent. Een van zijn eerste werken was de Lofzang op de Moeder-Maagd.
 
In zijn belangrijkste werk, de Sermones super Cantica Canticorum, 86 preken over het Bijbelboek Hooglied, vergelijkt hij het liefdeslied tussen bruidegom en bruid met de band tussen Christus en de Kerk.
 
Bernardus heeft veel aandacht voor de ziel en de inwendige, individuele mens. De ziel heeft drie aspecten, stelt hij, die tegelijk één zijn: de wil, de rede en het geheugen (of de herinnering). De wil staat centraal en betreft de keuze om in te stemmen met het Woord en om dwaalwegen en zonden te mijden. De rede dient de wil en put hiervoor uit de herinnering. Instemming is voor Bernardus belangrijk, dit is een deugd op zich:
 
‘De ziel zoekt het Woord om ermee in te stemmen tot terechtwijzing, om erdoor verlicht te worden tot kennis, om erop te steunen tot kracht, om erdoor hervormd te worden tot wijsheid, om daardoor gelijkvormig te worden tot schoonheid, om ermee in de echt verbonden te worden tot vruchtbaarheid, om ervan te genieten tot eigen vreugde. (…) Zoek het Woord om ermee in te stemmen, terwijl Hijzelf dat bewerkt.’
 
Wij stemmen in en God bewerkt zijn heil in ons – kortom, het is Gods genade waaraan wij meewerken. Bij Bernardus ligt de nadruk niet zo sterk op de daden die de mens doet, maar meer op zijn inwendige leven, inwendige zuivering en op de genade van God als heiligmakende kracht.

Scholastiek

Bernardus wordt tegenwoordig door velen gezien als wetenschapsvijandig. Dat heeft voor een groot deel te maken met zijn confrontatie met Petrus Abelardus. Die laatste was wetenschapper, theoloog en filosoof, en de belangrijkste exponent van de in de twaalfde eeuw opkomende scholastiek. In deze stroming probeerde men God en de schepping te doorgronden via logische, rationele analyse. Deze traditie zou een eeuw later door Thomas van Aquino tot grote hoogte gebracht worden. In zekere zin begon hiermee ook de opkomst van de ‘moderne’ wetenschap.
 
Bernardus was geen wetenschapper, maar abt en mysticus. Zijn doel was, net als bij Abelardus, om God te zoeken. Alleen gebruikte hij daarvoor liever de weg van de mystiek dan de overtuigingskracht van de menselijke rede en rationaliteit.
 
Abelardus wilde graag in debat met Bernardus, maar die laatste voelde daar niet veel voor. In 1137 kwam het tot een ontmoeting, waarbij Bernardus Abelardus ervan overtuigde dat zijn denkbeelden over de Drie-Eenheid (God de Vader was volgens hem volledig almachtig, de Zoon was een beetje almachtig en de Geest in zijn geheel niet) onjuist waren. Die overtuiging duurde kort: al snel verkondigde Abelardus zijn oude boodschap weer, en stuurde aan op een groot debat met Bernardus.
 
In 1141 kwam dat debat er. Het Concilie van Sens vormde een geschikt podium en Abelardus drong erop aan dat Bernardus daar aanwezig zou zijn. Vooraf schreef hij een Verweerschrift tegen Bernardus, waarin hij een provocerende toon aansloeg. Toen de twee tegenover elkaar stonden en Bernardus het woord nam, bleek die echter heel iets anders in gedachten te hebben. De abt had vooraf steun gewonnen voor zijn oordeel, dat Abelardus’ visie ketters was. Dat oordeel ging hij nu toelichten aan de hand van 19 stellingen. Abelardus wilde debat, maar kreeg een kerkelijke rechtszaak. Al na een paar minuten besloot hij te vertrekken en de zaak aanhangig te maken bij paus Innocentius II. Bernardus stuurde zijn ‘aanklacht’ naar deze paus en die legde Abelardus in een oordeel dat enkele weken later volgde (letterlijk) het zwijgen op en gelastte hem om zijn hoofdwerk, de Theologia, te verbranden.
 
Abelardus kreeg vervolgens onderdak bij Petrus Venerabilis, in de abdij van Cluny, waar hij twee jaar later stierf. Bernardus had geen debat gewild. Wel schreef hij De conversione (Ommekeer) in 1139 aan de hand van een ‘college’ dat hij in Parijs had gegeven aan studenten, die destijds grotendeels op de hand van Abelardus waren. Hierin zette hij zijn eigen spiritualiteit uiteen aan de hand van de zaligsprekingen van Jezus, als alternatief voor de rationele insteek van de scholastiek.

Na zijn dood

Tijdens zijn leven was Bernardus’ invloed zeer groot geweest. Diverse malen heeft hij de bisschopstitel geweigerd, die de weg naar het pausschap had kunnen openen. Bernardus was door zijn gezag feitelijk echter machtiger dan de diverse pausen die er tijdens zijn leven waren.
 
In de eeuwen na zijn dood was de invloed van Bernardus groot. Al vanaf de vroege dertiende eeuw erkende men algemeen (informeel) zijn belang als hervormer van de Kerk. Thomas van Aquino beriep zich regelmatig op Bernardus. Ook Meester Eckhardt en diens leerling Johannes Tauler lieten zich inspireren door de abt van Clairvaux. Dante laat Bernardus in De goddelijke komedie een lofzang aan Maria zingen.
 
Een van de meest opvallende bewonderaars van Bernardus was Johannes Calvijn. Deze reformator had als persoon enkele raakvlakken met de abt. Ook Calvijn kwam terecht in een spirituele beweging die niet door hemzelf was gestart – de Reformatie begon immers met Luther. En ook Calvijn overvleugelde al snel de pioniers van die beweging. De reformator legde zichzelf erg hoge eisen op en leefde sober. En net als Bernardus wilde hij liefst een teruggetrokken leven leiden, maar zag hij zich telkens min of meer verplicht een publieke rol te spelen.
 
Calvijn had een hekel aan monniken en het kloosterleven, maar citeerde Bernardus in zijn Institutie liefst 41 maal. Vooral waar het gaat om de nadruk op redding door de genade Gods en niet door goede werken en de afhankelijkheid van de mens van God, zaten Calvijn en Bernardus sterk op één lijn. Ook waar Calvijn de corruptie van de katholieke kerk en de paus bekritiseerde, haalde hij graag soortgelijke kritieken van Bernardus aan. Calvijns gebruik van Bernardus is echter zeer selectief. Met contemplatie en de Schriftuitleg van Bernardus had de reformator niets, en dus zweeg hij daarover.
 
Vanwege de nadruk op genade, de kritiek op de clerus en zijn pleidooien voor hervormingen is Bernardus wel beschouwd als een voorloper van de Reformatie. Dat is onterecht, aangezien een van Bernardus’ opvallende kenmerken juist zijn trouw aan de Kerk is. Zelfs toen Eugenius tegen Bernardus’ zin opriep tot een kruistocht, bleef die laatste gehoorzamen. Ook de inzet van Bernardus voor de eenheid van de Kerk en voor de oplossing van conflicten en schisma’s lijkt weinig op de mentaliteit van de Reformatie. Eerder kan gesteld worden dat Bernardus met zijn combinatie van trouw aan de Kerk, kritiek op corruptie en hervormingsagenda het uitbreken van een Reformatie met enkele eeuwen heeft vertraagd.
 
Bernardus is sinds 1830 officieel kerkleraar. In 1953, zijn achthonderdste sterfdag, wijdde paus Pius XII een encycliek aan hem. Daarin zette hij de theologie van Bernardus uiteen, om uiteraard de actualiteit daarvan te benadrukken. De encycliek droeg de titel Doctor Mellifluus – ‘de honingvloeiende leraar’. Dit is de bekendste bijnaam van Bernardus, die verwijst naar zijn grote retorische talent en overtuigingskracht. Zijn woorden waren zoet als honing.
 
[Gebruikt voor deze inleiding: Bernardus, Ommekeer (de inleiding), Bernardus, Brief in de regen / Verweerschrift (inleiding), Wim Verbaal, Een middeleeuws drama, Adriaan Bredero, Bernardus van Clairvaux, G.R. Evans, Bernard of Clairvaux, Antony Lane, Calvin and Bernard.]
 


Bron: Tilburg School of Catholic Theology