Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Porphyrius » introductie » Porphyrius van Tyrus (ca. 233-305)

Porphyrius van Tyrus (ca. 233-305)

Naast Plotinus was Porphyrius een van de belangrijkste filosofen van het neoplatonisme. Hoewel hij in de oudheid zeer bekend was, kunnen wij hem alleen maar leren kennen door het kleine deel dat van zijn omvangrijke oeuvre is overgebleven.

Het leven van Porphyrius

Porphyrius van Tyrus studeerde filosofie in Alexandrië en later in Athene bij de beroemde filosoof en filoloog Longinus, die hem op de school van Plotinus in Rome attendeerde. Hij was 30 jaar oud toen hij de overtocht naar Rome maakte om de colleges van de illustere neoplatonist te volgen. Zijn studie bij Plotinus duurde zes jaar en eindigde toen hij in een zware depressie raakte. Zijn docent raadde hem aan om op reis te gaan. Hij verhuisde vervolgens naar Sicilië waar hij enkele van zijn beroemdste geschriften vervaardigde, zoals Tegen de Christenen en Inleiding in de Categorieën van Aristoteles. Tot de dood van Plotinus in 270 hielden beiden schriftelijk contact met elkaar. Toen keerde Porphyrius naar Rome terug om het onderwijs van Plotinus over te nemen.

Porphyrius’ relatie met Plotinus

Plotinus vertrouwde de organisatie en redactie van zijn traktaten aan Porphyrius toe. Maar het was pas in het jaar 301, kort voor zijn eigen overlijden, dat Porphyrius Plotinus’ werk de Enneaden uitgaf. Hij voegde er een biografie aan toe: Over Plotinus’ leven en het ordenen van zijn geschriften (ook bekend als de Vita Plotini), waarin hij zijn eigen ervaringen met zijn docent beschreef.

Porphyrius ondernam ook een grondige systematisering van Plotinus’ filosofie om zijn leer makkelijker te vatten en te leren. Het handboek Inleiding in de intelligibilia (Sententiae ad intelligibilia ducentes),waarvan slechts enkele fragmenten over zijn, bevat een samenstelling van citaten en geparafraseerde uitspraken uit de Enneaden, voornamelijk over Plotinus’ opvatting van de intelligibele wereld. De intelligibilia worden in Plotinus’ wijsbegeerte samengevat in twee goddelijke en transcendente principes, de Geest of het Intellect (Nous) en de Ziel (Psychê) waaruit de zintuiglijke wereld is ontstaan. Boven het Intellect en de Ziel staat het hoogste principe, het Ene. In dit werk valt het op dat Porphyrius’ beschrijvingen van het Ene en zijn relatie met de Nous en de Psychê niet precies overeenkomen met wat in de Enneaden staat. Dit geeft aanleiding om te vermoeden dat Porphyrius en Plotinus hierover van mening verschilden. Meer hierover verderop.

Porphyrius’ overige werken

Porphyrius was een uiterst productief schrijver. Naast de bovengenoemde werken zijn er meer dan 60 andere titels waarvan het leeuwendeel verloren is gegaan. Er zijn weinig andere antieke auteurs bekend die zoveel titels over zoveel thema’s op hun naam hebben staan. Hij was een universele geleerde, bekwaam in allerlei vakken, zoals filosofie, filologie, geschiedenis, godsdienst, mythologie, wiskunde, astronomie, logica, metafysica, ethica, ‘zielkunde’, filosofiegerichte retorica, grammatica, literatuurkritiek en muziektheorie. Tot zijn bibliografie behoort ook een geschiedenis van de filosofie (Philosophos historia), die een aantal biografieën of vitae van vooraanstaande Griekse filosofen bevat, zoals die van Pythagoras, Socrates en Plato. Van dit werk hebben we slechts de levensbeschrijving van Pythagoras.

Bij christenen stond Porphyrius vooral bekend vanwege zijn traktaat Tegen de christenen. Ondanks het feit dat dit geschrift in de christelijke periode van de late oudheid systematisch werd vernietigd, zijn er fragmenten van de oorspronkelijke vijftien boeken bewaard gebleven – ironisch genoeg in de werken van de talrijke christenen die zich geroepen voelden een weerwoord erop te formuleren, zoals Eusebius van Caesarea, Apollinaris van Laodicea en Augustinus van Hippo. Uit de citaten in de publicaties van de bestrijders kunnen sommige van de argumenten van Porphyrius worden gereconstrueerd.

Ondanks Porphyrius’ afkeer van christelijke uitgangsprincipes vonden sommige kerkvaders de werken van Porphyrius nuttig, zoals Cyrillus van Alexandrië, die Porphyrius’ uiteenzetting van Aristoteles’ logica bestudeerd had om bijvoorbeeld de beweringen van de anti-christelijke keizer Julianus te bestrijden. Zijn commentaren op de werken van Aristoteles werden ook geraadpleegd om opvattingen van Aristoteles zelf (o.a. over de eeuwigheid van de wereld) te weerleggen, die vanuit christelijk perspectief dwalingen waren.

Ook Augustinus heeft de werken van Porphyrius gelezen. In boek 10 van De Stad van God onderwerpt Augustinus platonistische principes aan een kritische evaluatie, vooral de door Porphyrius aanbevolen theürgische praktijken ten behoeve van zielsreiniging (zie onder). Augustinus noemt ook werken van Porphyrius die wij vandaag niet meer hebben zoals De terugkeer van de ziel, De filosofie van orakels en zelfs Tegen de christenen. Ondanks zijn over het algemeen kritische houding tegenover Porphyrius zijn er sporen van diens metafysische denken te vinden in Augustinus’ filosofische bijbelexegeses.

Porphyrius’ beledigende uitspraken in zijn strijdschrift tegen het christendom konden de beroemde bisschop van Hippo niet hinderen een zekere waardering voor hem op te brengen en hem ‘de meest geleerde onder de filosofen’ te noemen (De Stad van God 19.22). Porphyrius was dus een invloedrijke figuur die in de late oudheid veel gezag had. Maar door de gebrekkige overlevering bevinden zich in de Porphyrius-wetenschap tegenwoordig nog altijd veel lacunes. We kunnen niet met zekerheid vaststellen wat zijn filosofische leerstelsels precies inhielden en of hij bijvoorbeeld een originele denker binnen de antieke wijsbegeerte is geweest.

Verschillen met Plotinus?

Uit de resterende fragmenten van Porphyrius’ werken kan een brede en sterke affiniteit met Plotinus worden geconstateerd. Porphyrius deelde met zijn leermeester het belang van, bijvoorbeeld, de terugkeer van de ziel naar haar oorsprong. In de praktijk betekende dit het naar binnen treden tot het diepste van de ziel en zich richten op het hogere, namelijk op de Geest (Nous) en de intelligibele wereld. Zelf-kennis en ware kennis stonden, net als bij Plotinus, volop in de belangstelling. ‘Ware kennis’ wordt verworven door het schouwen van de hogere, goddelijke principes, die dan als oorsprong en oorzaak worden herkend van onze zichtbare wereld en van levende wezens. Door het schouwen van de intelligibele wereld vindt er een zielsreiniging plaats. Een ascetisch leven wordt door zowel Plotinus als Porphyrius aanbevolen, waarin het ontwikkelen van deugd en het streven naar het goede worden onderstreept.

Zoals eerder vermeld, verwijzen sommige opvattingen van Porphyrius, voorzover zij kunnen worden vastgesteld, naar afwijkingen van de leer van Plotinus. Die verschillen worden hieronder bij een drietal voorbeeldthema’s besproken.

1. Deugd als zielsverlossing

Porphyrius’ interesse voor de menselijke ziel en haar verlossing van het eindige bestaan in een fysiek lichaam was groot. Hij accentueert de praktische en ethische aspecten in de psychologie van Plotinus en geeft die vervolgens een soteriologische draai. Een voorbeeld hiervan is zijn visie op de opstijging van de ziel naar haar oorsprong. Door Plotinus' uitspraken over de deugden (Enneaden I.2) als uitgangspunt te nemen onderscheidt Porphyrius vier typen deugd: burgerlijke of politieke, zuiverende, contemplatieve en paradigmatische deugden, die hij hiërarchisch naar vier niveaus rangschikt.

Op alle vier niveaus plaatst Porphyrius de kardinale deugden van Plato uit de Republiek (wijsheid, matigheid, rechtvaardigheid, moed) en interpreteert ze naar de aard en eigenschappen van elk niveau. Dus bestaat in zijn deugdfilosofie een hiërarchie, waarin de ‘lagere’ deugden (zoals de deugden die in het dagelijkse of maatschappelijke leven beoefend worden) een manifestatie van de superieure (de contemplatieve en paradigmatische) zijn.

Het doel van dit schema is tot de paradigmatische deugd te komen, die alle andere deugden omvat, zodat de ziel tot levende expressie van het goddelijke Intellect kan worden. De paradigmatische deugden zijn in feite de goddelijke Ideeën ofwel intelligibele paradigma’s of modellen van de diverse deugden. Het streven naar het goede gaat gepaard met een bevrijding van de irrationele driften en hartstochten die verbonden zijn aan het leven in een fysiek lichaam. Die passies worden opgelost in de gezuiverde ziel door een opstijging van de geest tot de zuivere rede, waar een toestand van gemoedsrust (apatheia) wordt bereikt. Het einddoel van dit proces voor de ziel is het gelijk worden aan god (Sententiae 34). Zodoende koppelt Porphyrius op een explicietere manier dan Plotinus zijn deugdleer aan de verlossing van de ziel (zie ook zijn Brief aan Marcella 16).

2. Commentaren op Aristoteles’ werken

Aristoteles, de beroemdste leerling van Plato en stichter van een eigen school, de Peripatos, bekritiseerde bepaalde kernaspecten van de platoonse leer, onder andere zijn visie op de transcendentie van de Ideeën. De aanhangers van Plato tot in de tijd van Porphyrius verschilden in hun houding tegenover Aristoteles. Porphyrius behoort tot de platonisten die de overeenkomsten tussen Plato en Aristoteles benadrukken. Porphyrius’ waardering voor Aristoteles lijkt veel sterker te zijn dan die van Plotinus, afgaande op zijn diepgaand begrip van de logicaleer van Aristoteles en op zijn pogingen om het platonisme met het aristotelisme te harmoniseren.Naast ongeveer zeven commentaren op de dialogen van Plato (van één ervan – het Commentaar op Parmenides – is het auteurschap omstreden) heeft hij tenminste zes commentaren op verschillende werken van Aristoteles geschreven.

Twee van zijn commentaren handelen over de Categorieën van Aristoteles. In het eerste plaatste hij de categorieleer van Aristoteles in een platoons denkkader (Over het verschil tussen Plato en Aristoteles). Op de vraag hoe Porphyrius met de kritiek van Aristoteles op Plato’s leer van de transcendente Ideeën omging, kan slechts worden gespeculeerd omdat dit werk op enkele fragmenten na verloren is gegaan. Het tweede commentaar dat nog over is, heeft de titel Commentaar op de Categorieën van Aristoteles.

Van grote invloed is zijn werk Isagoge (εἰσαγωγή) geweest, een korte inleiding op de categorieën van Aristoteles, oftewel een algemene introductie op Aristoteles’ logica, een boekje dat wel bewaard is gebleven. Door deze werken vestigde Porphyrius zich als belangrijke figuur in de geschiedenis van de logica. De Isagoge diende als naslagwerk in Byzantium en in de Arabische wereld in de middeleeuwen. In het Latijnse Westen bleef de Latijnse vertaling en het commentaar van Boëthius (480-525) op de Isagoge gedurende minstens een millennium in gebruik.

De Isagoge behandelt de theorieën van predicatie, definitie en bewijs en beschrijft hoe kwaliteiten van dingen kunnen worden geclassificeerd naar vijf verschillende soorten predicaten: geslacht, soort, onderscheid, eigenschap en bijkomstigheid. (Later noemden middeleeuwse scholastici die predicaten ‘de vijf universalia’.)

In dit werk waren het vooral de vragen die werden gesteld omtrent de universalia, die later zeer invloedrijk zijn geworden. Die vragen dienden namelijk in de middeleeuwen als basis voor de roemruchtige debatten over de universalia. Porphyrius zelf beantwoordt de vragen niet; zijn verdienste is juist dat hij de vragen aan de orde stelt.

3. Over oud-Griekse en oosterse religies

Porphyrius’ belangstelling voor oud-Griekse en oosterse religies was veel groter dan die van Plotinus, gezien het aantal titels van traktaten over die onderwerpen van de hand van Porphyrius. Enkele voorbeelden hiervan worden hier besproken.

Zoals veel van zijn midden-platoonse voorgangers legde Porphyrius de Griekse mythologie uit op een allegorische wijze om de volgens hem verborgen filosofische betekenis aan het licht te brengen. Een goed voorbeeld hiervan is De grot van de nimfen, waarvan de gewijde nimfengrot in Ithaca uit de Odyssee van Homerus de spil is. Porphyrius interpreteert het thuisland van Odysseus, Ithaca, als de zintuiglijk waarneembaar wereld, waaruit de menselijke ziel naar de goddelijke wereld opstijgt. De duisternis van de grot staat symbool voor de onzichtbare geestelijke krachten aanwezig in de materiële wereld. Hij geloofde dat deze grot ooit werkelijk had bestaan als een oeroud heiligdom in de voor-homerische tijd. Porphyrius beschouwde Homerus als een filosoof (De filosofie van Homerus).

Over de Styx heeft als uitgangspunt de rivier de Styx uit de epen van Homerus, die vloeit naar de onderwereld, Hades, de verblijfplaats van de zielen na hun dood. In dit werk beschrijft Porphyrius op gedetailleerde wijze de verschillende regio’s van de onderwereld en hun bewoners.

Porphyrius was de eerste platonist die De Chaldeeuwse orakels becommentarieerde, een oosterse religieuze tekst van onbekende oorsprong, geschreven ca. de 2e eeuw na Chr. Hierin focust hij op de hiërarchie in de goddelijke wereld. In zijn Brief aan Anebon stelt hij een aantal kritische vragen aan de geadresseerde, een Egyptische priester, over theürgie en theürgische (of magische) praktijken die in zijn land werden beoefend. Porphyrius was geen voorstander van die praktijken, maar vond ze wel nuttig om het lagere, spirituele gebied van de ziel te reinigen door contact met de goden. Hij onderstreept het verschil tussen die praktijken en de intellectuele activiteit van de filosoof en diens schouw van de intelligibele wereld.

(door Laela Zwollo)



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Laela Zwollo.