Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Liuwe Westra
Dossiers » Photinus van Sirmium » introductie » Photinus van Sirmium (gestorven in 376)

Photinus van Sirmium (gestorven in 376)

Photinus groeide op in de Kleinaziatische landstreek Galatië in Ancyra, tegenwoordig de Turkse hoofdstand Ankara. Hij was leerling van Marcellus, bisschop van die stad, en ook diaken. Hij ontwikkelde een extreme christologie: volgens hem was er geen sprake van een Drieëenheid los van de heilsgeschiedenis, bestond er geen preëxistente Zoon, was Jezus slechts een mens van vlees en bloed, en is er slechts sprake van een Logos of goddelijk Woord tijdens Jezus leven, en is dit Woord niet meer dan een aspect van de ene God.


Dit lijkt vreemd voor een leerling van Marcellus van Ancyra, die bekend stond als een fervent bestrijder van alle vormen van arianisme. Echter, als men, zoals Marcellus, te zeer de eenheid van Vader, Zoon en Geest benadrukt, kan men ook op een positie uitkomen dat er feitelijk geen sprake meer is van een Drieëenheid, en is Jezus nog minder goddelijk dan bij de meest ‘linkse’ ariaan. Photinus wordt dan ook door de oudkerkelijke auteurs steeds geassocieerd met schrijvers als Paulus van Samosata en Sabellius, die meestal worden aangeduid met de verzamelnaam ‘modalisten’.


Loopbaan


Rond 343 werd Photinus bisschop van Sirmium in de provincie Pannonia, het huidige Sremska Mitrovica in de Servische Vojvodina. Vanwege zijn christologie werd hij in korte tijd maar liefst vier keer door een synode veroordeeld: in Antiochië in 344, in Milaan in 345 en 347, en ten slotte in zijn eigen Sirmium in 348. Niettemin bleef hij als bisschop functioneren omdat zijn eigen kerkvolk hem blijkbaar door dik en dun steunde. Pas in 351-352, toen er opnieuw in Sirmium een synode werd gehouden op grond van een appel dat Photinus had gedaan op keizer Constantius II, lukte het de semi-ariaanse (!) partij onder leiding van bisschop Basilius van Ancyra, hem daadwerkelijk af te zetten en te verbannen. Voor alle zekerheid werd zijn veroordeling op een synode in Milaan van 355 nog een keer bekrachtigd. Tijdens zijn ballingschap moet hij verschillende theologische werken hebben geschreven, maar die zijn verloren gegaan.


In 361 kwam keizer Julianus de Afvallige aan de macht. In zijn streven de kerk zoveel mogelijk te verzwakken begunstigde hij verschillende partijen die door de vóór hem toonaangevende orthodoxie waren afgezet of verbannen. Zo kon ook Photinus terugkeren naar zijn bisdom. Fragmenten uit een brief van Julianus aan Photinus zijn bewaard gebleven, waarin de keizer de bisschop prijst voor het feit dat hij van alle christelijke theologen nog het dichtst bij de waarheid zit. Na Julianus’ heerschappij was dit uiteraard geen aanbeveling meer ... Keizer Valentinianus I verbande Photinus opnieuw uit zijn bisdom, en deze keerde terug naar zijn geboortestreek Galatië, waar hij in 376 stierf.


In het westen heeft hij geen blijvende invloed gehad, en was ‘photiniaan’ een aanduiding voor iedereen die Christus als puur menselijk wezen beschouwde. In het oosten heeft hij gedurende de vijfde eeuw nog enige aanhang gehad, die echter vrij snel lijkt te zijn verdwenen. In 380 worden de photinianen nog eens expliciet genoemd als verboden stroming door Theodosius.


Betekenis


Photinus lijkt vooral de geschiedenis te zijn ingegaan als auctor intellectualis van een christologie hoe het niet moest. Daarbij is het interessant te zien, dat hij door zijn extreem anti-ariaanse achtergrond en vorming bij Marcellus van Ancyra uitkomt bij een christologie die nog ‘lager’ is dan die van de meest consequente ariaan. Het is ook opvallend dat hij weliswaar door arianen en aanhangers van het dogma van Nicea wordt veroordeeld, maar wel wordt gesteund door zijn eigen kerkvolk. Sirmium hoorde nog net bij het oosten van het Romeinse Rijk, en de meeste leken voelden zich daar eerder tot de ariaanse dan tot de Niceense positie aangetrokken. Ook is het opvallend, dat hij weliswaar Jezus’ bestaan als geheel menselijk opvatte, maar dat hem toch nooit het ontkennen van de maagdelijke geboorte is verweten.


In zijn Uitleg van het Apostolicum vertelt Rufinus van Aquileia, dat hij nauwelijks voorbeelden voor zijn werk had, en dat het enige wat uitgebreidere commentaar van de hand van de ketter Photinus was. Onlangs is door Markus Vinzent geopperd, dat gedeelten van Photinus’ commentaar, in het Latijn vertaald, in Rufinus’ Uitleg zijn bewaard. Dit is niet onmogelijk (Rufinus’ tekst besteedt opvallend veel aandacht aan de christologie), maar voor een definitief oordeel is een grondige studie van Rufinus’ tekst nodig. Wel maakt Rufinus duidelijk, dat in zijn ogen Photinus de aloude en eenvoudige woorden van het Apostolicum heeft verdraaid, om aldus zijn eigen ketterse gedachten aannemelijk te maken. Dat Photinus’ commentaar dus een argument zou vormen vóór Marcellus’ auteurschap van het Apostolicum, zoals Vinzent beweert, lijkt daarmee in tegenspraak te zijn.


(door Liuwe H. Westra)



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Liuwe H. Westra.