Blaise Pascal wordt op 19 juni 1623 geboren in Clermont in de Auvergne als zoon van Etienne Pascal, een hoge belastingambtenaar. Hij heeft twee zussen, de drie jaar oudere Gilberte en de twee jaar jongere Jacqueline. Blaise Pascal heeft al jong een heel zwakke gezondheid, die hem zijn hele betrekkelijk korte leven lang zal blijven kwellen. Al op zijn tweede wordt hij ernstig ziek. Hun moeder overlijdt als Pascal nog maar drie is en de kinderen worden opgevoed door hun vader en een dienstmeisje. Hun vader is ook de enige die hun onderwijs geeft. Onderwijs betekent in de eerste plaats Latijn, de taal die de letteren en de theologie ontsluit. Naast Latijnse grammatica komt eenvoudig onderwijs in natuurkundige verschijnselen ter tafel. Maar hoewel Etienne Pascal zelf een levendige belangstelling voor wiskunde en natuurwetenschappen heeft, verbiedt hij zijn zoon aanvankelijk de geometrie. Hij weet dat de wiskunde de geest geheel in beslag kan nemen en vindt andere zaken van groter belang. hij komt op dat verbod terug als hij ontdekt dat de jonge Blaise op eigen kracht enkele stellingen van Euclides over de geometrie ontdekt. Etienne had zijn zoon alleen verteld “dat de wiskunde de middelen bood om juiste figuren te maken en de verhoudingen vast te stellen die daartussen bestonden”, waarop Blaise zelf met meetkundige figuren aan de slag ging. Zijn vader beweerde dat Blaise op eigen houtje de eerste tweeëndertig stellingen van Euclides zou hebben ontdekt, een sterk verhaal wellicht, dat wel het talent dat Blaise Pascal voor wiskunde had tekent. In het vervolg zal Blaise Pascal toegang hebben tot zowel de klassieke als de meest actuele wis- en natuurkunde en hij zal later ondermeer het bestaan van de lege ruimte experimenteel aantonen en enkele belangrijke stellingen in de wiskunde bewijzen alsmede een rekenmachine uitvinden, de naar hem genoemde Pascaline.
De kinderen Pascal krijgen een degelijke godsdienstige opvoeding, maar hun leven krijgt een ware godsdienstige wending wanneer ze na een ongeluk waarbij vader Pascal zodanig ten val komt op het ijs dat hij maandenlange verzorging nodig heeft, onder invloed komen van volgelingen van de jansenistische priester Jean Duvergier de Hauranne, de abt van Saint-Cyran. Het jansenisme preekte dat de gelovige zijn leven alleen aan God dient te wijden. In navolging van Sint Augustinus preekte het ook dat de bevrijding van de zonde, dat wil zeggen, de genade, uitsluitend van God komt en dat de mens zelf geen hand heeft in zijn verlossing. Het centrum van het jansenisme in Frankrijk is te vinden in het klooster Port-Royal, waar Blaise Pascal nauwe banden mee krijgt en waar zijn zusje Jacqueline uiteindelijk zal intreden. Pascal is fanatiek in zijn religieuze beleving. Hij wil alleen voor God leven en schrijft zijn zus Gilberte in een brief hem geen genegenheid te betonen, omdat hij haar immers zou kunnen ontvallen en het sowieso verkeerd is de aandacht te richten op andere zaken dan God.
Als in 1651 Etienne Pascal overlijdt is Gilberte inmiddels getrouwd en is Jacqueline als non ingetreden in Port-Royal. Voor Blaise Pascal breekt dan een korte wereldse periode aan, waarin hij zich het ideaal van de honnête homme eigen maakt, de beschaafde gentleman die over alles op lichtvoetige toon kan meepraten, de wellevende man, de man die sociaal uit de voeten kan. Pascal raakt bevriend met ridder de Méré, een ster in het circuit die hem ook de nieuwe literaire stijl bijbrengt waarvan Pascal zich later zo’n meester toont. Het is de stijl van schrijvers als La Rochefoucauld, scherp, vol esprit, elegant maar indringend. Pascal is zelf ook een groot society succes. In het hart van het ideaal van de honnête homme ligt echter een zeker scepticisme, dat Pascal erg raakt. Hij houdt zich bezig met het werk van de essayist Michel de Montaigne, als scepticus in de moderne tijd wellicht alleen geëvenaard door de schotse filosoof David Hume. Als de sceptici gelijk hebben dat de rede onmachtig is om de belangrijkste aannamen in ons denken en geloven te bewijzen, wat dan? Het scepticisme leidt voor Pascal in de herfst van 1654 tot een diepe crisis waarin hij walgt van zichzelf en de wereld. Op 23 november van half elf tot half één ’s nachts heeft hij een diepe religieuze ervaring. Hij tekent deze ervaring op op een perkament dat hij innaait in de voering van zijn jas, om het altijd bij zich te hebben, het Mémorial, dat na zijn dood bij toeval door een bediende wordt ontdekt. De beroemde eerste regels zijn “VUUR God van Abraham, God van Isaac, God van Jacob, niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel, Vreugde, Vrede.” Wat zegt deze mystieke tekst ons? Ten eerste is hij een teken van een diep en als het ware opgelucht geloof. Verder plaatst hij de God van Pascals geloof in de Bijbelse traditie en niet in het denken van de filosofen. Terwijl het scepticisme op filosofisch niveau de deur van de rede had gesloten voor zekere kennis zet het geloof een andere deur naar zekere kennis open. In de Pensées (Gedachten) stelt Pascal dat het hart zijn redenen heeft die de rede niet kent. De Godskennis is gelegen in die redenen van het hart, de niet te beredeneren intuïtieve kennis. De rest van Pascals leven staat in het teken van het uitdiepen van zijn geloof. Hij publiceert in 1656 onder pseudoniem brieven waarin hij de ansenistische theoloog en filosoof Antoine Arnauld steunt tijdens diens proces aan de Sorbonne. Deze Lettres provinciales (Provinciale brieven) zijn vanwege hun scherpe theologische polemiek nog steeds leesbaar voor de theologisch enigszins onderlegde lezer, maar ze hebben Arnauld weinig mogen baten: hij wordt alsnog van de Sorbonne verwijderd. De controverse had betrekking op de genadeleer. Arnauld wilde vasthouden aan de genadeleer van Sint Augustinus, tot onvrede van de kerk, die van mening was dat het jansenisme een nauwelijks verholen vorm van calvinisme was. Pascal richt zich in zijn brieven met name tegen de jezuïeten, die hij als de aanstichters zag van wat in zijn ogen een hetze tegen Arnauld was. De jezuïeten waren echter niet vertegenwoordigd in de Sorbonne. Je zou kunnen denken dat Pascal de jezuïeten hun invloed op de paus verweet – hoe dan ook wordt het denken van Pascal over de jezuïeten door de kerk niet geaccepteerd.
In Pascals toenemende afwijzing van de rede als grond voor het geloof speelde een gebeurtenis een rol die hij als wonder aanmerkte, namelijk de spontane genezing van een ernstige oogontsteking van zijn nichtje Marguérite, nadat zij een doorn uit de doornenkroon die Christus droeg tijdens Zijn kruisiging had aangeraakt. Deze gebeurtenis sterkte Pascals geloof in de menselijke afhankelijkheid van de goddelijke genade. Pascals standpunt in de genadekwestie speelt een grote rol in de verdediging (apologie) van het christelijk geloof waar Pascal lange tijd aan werkte maar die bij zijn dood onvoltooid bleef. Deze apologie is nu bekend als de Pensées. Pensées is een verzameling aforismen en andere fragmenten die na de dood van Pascal zijn uitgegeven. Ze behandelen Pascals mensbeeld en zijn opvattingen over geloof. Pascals laatste jaren worden gekenmerkt door onrust omtrent het klooster van Port-Royal. De geestelijken daar moeten afstand doen van het jansenisme. Het komt daardoor tot een ernstig conflict met Antoine Arnauld. Arnauld wilde de stellingen toegeschreven aan Cornelis Jansenius, de stichter van het jansenisme niet veroordelen. De familie Pascal leek dat wel verstandig. Pascal bereidt zich ook voor op zijn dood. Hij sterft op 19 augustus 1662. Zijn laatste woorden zijn “Moge God mij nooit verlaten”.
De nalatenschap van Pascal is groot. Samen met René Descartes, die hij trouwens, in 1647, slechts één maal heeft ontmoet, staat Pascal bekend als de aartsvader van het moderne Franse denken. Waar Descartes de rationaliteit vertegenwoordigt, het methodische, haast wiskundige denken, staat Pascal – zijn wiskundige talenten niettegenstaande – voor de intuïtie, het gevoel en het geloof. Pascals erfenis is ook een literaire, zijn buitengewoon krachtige stijl is zowel dwingend als fijnzinnig. Naast de Provinciale brieven en de Gedachten schreef Pascal enkele dialogen en betogende teksten, naast uiteraard zijn wiskundige en natuurwetenschappelijke werk. Er is wel gezegd dat niemand ongeschonden uit de confrontatie met Pascal komt. Die heftigheid van zijn schrijven is niet alleen een literaire kwestie. Ze is ook een religieuze kwestie: de Gedachten horen tot de grote apologetische teksten van de christelijke traditie. De scherpe tekening van de menselijke conditie en de schildering van het diepe geloof dat de mens volgens Pascal verlost spreken rechtstreeks tot iedere lezer met een religieuze gevoeligheid.