Maar wat valt er historisch over Nicolaas te zeggen en wat is de oorsprong van de vele verhalen en gebruiken rondom zijn persoon en zijn feest? Historisch zeker is slechts dat hij in de vierde eeuw bisschop was van de plaats Myra in Lycië, in de buurt van het huidige Demre, in het zuidwesten van Turkije. Een lofrede op hem, in de manuscripten toegeschreven aan Proclus van Constantinopel (vijfde eeuw), wordt beschouwd als van later datum. Volgens een 13e-eeuws manuscript van Theodorus Anagnostes (ca. 500) zou Nicolaas hebben deelgenomen aan het eerste oecumenische concilie in Nicea (325). Dit wordt echter gezien als een latere interpolatie. Ook de vervolging die hij ten tijde van Diocletianus zou hebben ondergaan, vinden we pas in vrij late geschriften. Daarmee is ook onzeker of hij bisschop was in het begin van de vierde eeuw of wellicht pas enige decennia later.
Een eerste historische aanwijzing vinden we in de verbreiding van de naam Nicolaas. In de vóórchristelijke tijd kwam de naam nauwelijks voor, en in christelijke kringen tot en met de vierde eeuw ook zelden. Daarna wordt de naam Nicolaas in Lycië plotseling populair, terwijl hij elders nog steeds weinig voorkomt. Nu werd het vanaf het eind van de vierde eeuw gebruikelijk om kinderen naar heiligen te noemen. Dit suggereert sterk dat er vóór het begin van de vijfde eeuw in Lycië ene Nicolaas moet hebben geleefd die daarna als heilige is vereerd.
Een eerste tekst stamt waarschijnlijk uit de eerste helft van de zesde eeuw: de legende van de drie generaals. Drie generaals worden naar Phrygië gestuurd om een opstand te bedwingen. Onderweg ontmoeten ze bisschop Nicolaas van Myra en zijn ze er getuige van hoe hij drie onschuldigen die ter dood gebracht dreigen te worden, redt. Terug in Constantinopel worden ze ten onrechte beschuldigd van een samenzwering tegen de keizer, waarop de prefect Ablavius en keizer Constantijn de drie gevangen zetten. Als besloten wordt hen te executeren, bidden zij tot Nicolaas, waarop deze verschijnt aan zowel de keizer als de prefect, die de drie mannen vervolgens vrijlaten.
In het midden van de zesde eeuw maakt Procopius in zijn boek over de bouwactiviteiten van keizer Justinianus I melding van een kerk die gewijd is aan Priscus en Nicolaas. In ca. 564 verschijnt dan de vita van Nicolaas van Sion, abt van het klooster Sion in Lycië en later bisschop van Pinara. Daarin wordt gesproken over een grafkerk van bisschop Nicolaas buiten de muren van Myra, waar jaarlijks bisschoppen en abten uit de omgeving bijeenkomen op zijn sterfdag. De abt sterft op 10 december 564, nadat hij ziek is thuisgekomen van zo’n jaarfeest. Dit wijst erop dat er in die tijd al een viering ter ere van Nicolaas van Myra plaatsvond op 6 december. Nog iets later in de zesde eeuw citeert Eustratius, presbyter in Constantinopel, het verhaal van de drie generaals uit een verloren gegane vita.
Er is een lofrede op Nicolaas van Myra die in de handschriften wordt toegeschreven aan Andreas van Kreta (ca. 660-740). Waarschijnlijk stamt deze rede echter uit de tweede helft van de negende eeuw en heeft de auteur gebruik gemaakt van bronnen die eerder in die eeuw waren geschreven. Als dit juist is, dan is de oudste meeromvattende tekst over Nicolaas een levensgeschiedenis, geschreven door een archimandriet Michaël (de Vita per Michaelem) rond het jaar 800. Het historisch gehalte van deze tekst is moeilijk vast te stellen.
In de eerste helft van de negende eeuw volgt een andere vita (Methodius ad Theodorum), geschreven door een monnik Methodius, de latere patriarch van Constantinopel, die de vita van Michaël als uitgangspunt heeft genomen. Uit de tweede helft van diezelfde eeuw stamt een lofrede op Nicolaas door een andere Methodius. Rond 880 schrijft Johannes Diaconus van Napels de eerste Latijnse vita, een vrije bewerking van de vita van Methodius. Inmiddels is overigens de eerste paus Nicolaas (858-867) al overleden, wat erop wijst dat Nicolaas van Myra ook vóór de vita van Johannes Diaconus al bekendheid genoot in het Westen.
In diezelfde tijd schrijft ook Nicetas van Paphlagonië een lofrede op Nicolaas, waarin er voor het eerst sprake van is dat hij deelgenomen zou hebben aan het concilie van Nicea. Ook in de zogenaamde Synaxariumvita van rond 900 komt dit voor, nu aangevuld met het motief dat hij onder de vervolging door Diocletianus geleden zou hebben. Diverse van de tot nu toe genoemde geschriften zijn als bronnen gebruikt door de auteur van de Vita Compilata van eind negende, begin tiende eeuw. Nu worden echter ook elementen uit de vita van Nicolaas van Sion aan Nicolaas van Myra toegeschreven. Dit geldt ook voor de vita door Simeon Metaphrastes, die bepalend is geworden voor alle latere levensbeschrijvingen. De vita van Nicolaas van Sion is tot ca. 1750 verloren geweest, zodat men er onbekend mee was dat een deel van de gegevens en legenden die aan de bisschop van Myra werden toegeschreven, oorspronkelijk in de vita van een andere persoon thuishoorden. Ook de bekende Legenda aurea van Jacobus de Voragine (eind 13e eeuw) bevat deze vermenging van de twee levens.
Aan het eind van de elfde eeuw werden delen van Klein-Azië door islamitische Turken veroverd. Om het lichaam van Nicolaas in veiligheid te brengen, namen zeelieden uit Bari in Zuid-Italië het – tegen de zin van plaatselijke monniken in – uit Myra mee naar hun eigen stad, waar zij op 9 mei 1087 aankwamen. Sinds die tijd zijn de relieken in Bari gebleven, dat uitgroeide tot een pelgrimsoord. Michael spreekt in zijn vita al over een soort olie met een geneeskrachtige werking die uit het gebeente van Nicolaas zou vloeien. Tot op de huidige dag is er in Bari waterige olie, myron of manna genoemd, verkrijgbaar die van het lichaam van Nicolaas afkomstig zou zijn.
Op vele iconen en freso’s wordt Nicolaas herkenbaar afgebeeld: een oude man met grijs haar en een korte baard, een lang gezicht, en een hoog en breed voorhoofd. In de vijftiger jaren van de 20e eeuw is het lichaam van Nicolaas – als het in Bari bewaarde lichaam inderdaad dat van Nicolaas is – eenmalig vrijgegeven voor wetenschappelijk onderzoek. Het bleek een behoorlijk intact skelet te betreffen van een man van ca. 1,68 m, met inderdaad een lang gezicht en een hoog en breed voorhoofd.
De Vita per Michaelem is de oudste levensbeschrijving van Nicolaas van Myra die bewaard is gebleven, die bovendien niet gecontamineerd is met elementen uit het leven van Nicolaas van Sion. Deze kan als volgt worden samengevat.
Nicolaas werd geboren in de stad Patara in Lycië uit voorname, rijke en zeer vrome ouders. Toen Nicolaas nog maar een baby was, toonde de Heer al dat hij hem had voorbestemd voor grote dingen, doordat hij op de vastendagen woensdag en vrijdag slechts éénmaal aan de moederborst dronk. Nadat zijn ouders waren gestorven en hem een rijke erfenis hadden nagelaten, besloot hij er dagelijks van uit te delen aan de armen.
Een voorbeeld van zijn goedgeefsheid is het verhaal over de man die zo arm was dat hij bang was dat zijn drie dochters in een bordeel zouden eindigen, omdat ze zich geen bruidsschat konden veroorloven. Maar God zond Nicolaas, die drie keer ’s nachts ongezien een buidel geld door het open raam gooide, dat door de vader werd besteed als bruidsschat voor zijn dochters. De derde keer echter waakte de vader, rende zijn weldoener achterna en ontdekte dat het Nicolaas was.
Vanwege zijn goedheid en deugdzaamheid werd Nicolaas door God voorbestemd om bisschop te worden, zodat hij met de daarbij behorende macht voor meer mensen een steun en toeverlaat zou zijn. Toen de bisschoppen en priesters uit omringende plaatsen bijeen waren voor de verkiezing, liet God één van hen weten dat degene die de volgende morgen als eerste de kerk binnenkwam, de nieuwe bisschop moest worden. Dat was Nicolaas.
Hij was rechtzinnig in de leer, zowel wat betreft de goddelijke Drie-eenheid als ten aanzien van de twee naturen van Christus. Ook bond hij de strijd aan met de demonen, die door middel van afgodsbeelden en tempels de mensen bedrogen. Hij haalde zelfs de nog bestaande tempel van Artemis in de stad Myra neer en verjoeg de demonen die er woonden.
Nicolaas zorgde voor wezen, weduwen en armen, hielp hen die in nood waren en riep machthebbers die onschuldigen verdrukten ter verantwoording. Als voorbeeld vertelt Michael kort het verhaal van de drie generaals, dat hij bij zijn lezers bekend veronderstelt. Ook redde Nicolaas een aantal zeelieden die in een beangstigende storm hem om hulp riepen. Hoewel ze hem nooit eerder hadden gezien, herkenden ze hem later aan land als degene die op zee hun te hulp was gekomen. Een derde voorbeeld betreft zijn optreden toen er hongersnood heerste in Lycië. Nicolaas overreedde de kapiteins van schepen bestemd voor Constantinopel een deel van het graan uit te laden ten behoeve van de bevolking, belovend dat hij er borg voor stond dat hun niets zou overkomen. Aangekomen in de hoofdstad, bleek er precies zoveel graan in de schepen aanwezig te zijn als er in Alexandrië was ingeladen.
Na zijn dood bleef hij bemiddelen voor allen die hem aanriepen, vooral voor ongelukkigen en ontrechten. Uit zijn dode lichaam vloeide een zoet geurende olie met een genezende werking. Eens gaf een vrouw aan pelgrims uit een ver land een vat olijfolie mee met het verzoek die in de lampen bij het graf van Nicolaas te gieten. De vrouw was echter een demon die door middel van de olie de kerk van Nicolaas wilde vernietigen. De bisschop zelf schoot te hulp, verscheen aan de pelgrims onderweg op zee en droeg hun op het vat overboord te gooien. Zodra ze dat deden, ontstond er een zware storm met allerlei bijverschijnselen, waaruit Nicolaas hen redde.
Tot zover de Vita per Michaelem.
Dat Nicolaas onder de vervolging van Diocletianus geleden zou hebben en dat hij op het concilie van Nicea geweest zou zijn, is waarschijnlijk later bedacht.
Zoals gezegd ging de vita van Nicolaas van Sion verloren en werden elementen daaruit opgenomen in de levensbeschrijving van de bisschop van Myra. Hiertoe behoren de namen van zijn ouders, Epiphanius en Nonna, en het verhaal dat hij kort na zijn geboorte al rechtop in het bad stond. Ook de pelgrimstocht naar Jeruzalem, het tot bedaren brengen van een storm onderweg en het weer tot leven wekken van een scheepsjongen waren oorspronkelijk aan de abt van Sion toegeschreven.
In het Westen duikt in de elfde eeuw een verhaal op dat erg populair is geworden: de opwekking van drie jongemannen uit de dood. Deze legende ontbreekt niet alleen in de Griekse vitae, maar ook in de Latijnse vita van Jacobus Diaconus en zelfs in de Legenda aurea. Volgens de oudste versie vragen drie jongemannen, clerici van lagere orde, onderdak bij een herberg. De herbergier merkt dat zij rijk zijn en vermoordt hen, waarna Nicolaas aan hem verschijnt en voor de jongelui bidt. Een engel laat vervolgens weten dat God hen het leven weer heeft gegeven. Volgens latere versies worden drie kinderen door een slager vermoord en in een pekelvat gestopt, opdat hij hen als vlees kan verkopen.
Binnen de Oosters-Orthodoxe Kerk is Nicolaas tot op de dag van vandaag een van de meest geliefde heiligen, vaak aangeduid als ‘de heilige Nicolaas de wonderdoener (thaumaturg)’. Talloze kerken zijn aan hem gewijd, hij is de beschermheilige van Griekenland en Rusland, en het aantal iconen en fresco’s van hem is ontelbaar.
In de Rooms-Katholieke Kerk is zijn verering sinds de achttiende eeuw onder druk komen te staan. Onder invloed van het historisch-kritische onderzoek stelde paus Benedictus XIV (1740-1758) al een onderzoekscommissie in naar de betrouwbaarheid van de verhalen in de heiligenlevens. Nicolaas overleefde deze zuivering. Na het Tweede Vaticaans Concilie werd echter, mede ten gevolge van de kritische studies van de bollandisten, in 1969 besloten om de liturgie van de heilige Nicolaas te degraderen van ‘algemeen’ tot ‘particulier’.
Uit de christelijke feesten rond Sint Nicolaas hebben zich in Europa langzaam maar zeker verschillende seculiere gebruiken ontwikkeld. In de Middeleeuwen kiezen vele gilden Nicolaas als schutspatroon. Er zijn aanwijzingen dat al in de veertiende eeuw kinderen cadeaus ontvingen op 5/6 december, terwijl in de zestiende eeuw zij al hun schoen bij de schoorsteen zetten. De christelijke wortels zijn evident, maar er dringen ook elementen uit de vroegere Germaanse en Keltische religies binnen, met name die verbonden met Wodan. Zo zou de schimmel terug te voeren zijn op diens paard Sleipnir. Ook voor Zwarte Piet heeft men Germaanse invloeden voorgesteld, maar er is ook gesuggereerd dat hij teruggaat op moorse knechten van Spaanse handelaren die met schepen naar Nederland kwamen.