De bediening van lector werd vroeger beschouwd als een zogenaamde ‘lagere orde’, samen met de portier, de exorcist en de acoliet. Sinds de verschuivingen binnen de kerk die in gang zijn gezet tijdens het Tweede Vaticaans Concilie wordt gesproken over een ‘bediening’ (in het Engels wordt het woord ‘ministry’ gebruikt, wat ook naar dienstbaarheid verwijst). Dit brengt een andere verandering met zich mee, namelijk dat voor het uitoefenen van de taken van een lector geen wijding meer vereist, en zelfs niet meer mogelijk is. Wel is het nog steeds zo dat een lector zijn taak kan ontvangen van een bisschop, bijvoorbeeld als voorbereiding op de wijding tot diaken. Van de vier lagere wijdingen zijn slechts het lectoraat en het acolietschap bewaard gebleven. Dit zijn tevens de twee taken die een kandidaat voor het diaconaat moet vervullen voordat hij gewijd wordt. Dit geldt zowel voor permanente als transeunte diakens. Kandidaten voor de diakenwijding ontvangen de bediening van lector doorgaans pas wanneer zij zich in de laatste fase van hun academische vorming bevinden. Hoelang de functie van lector moet worden uitgeoefend is niet bepaald (dit in tegenstelling tot de bediening van acoliet, die de kandidaat voor de diakenwijding in de regel minstens zes maanden moet uitoefenen).
De karakteristieke taak van de lector gaat al heel ver terug. Er is bewijs dat reeds in de eerste eeuwen na Christus de lector de specifieke taken uitvoerde die bij zijn bediening horen. Het woord ‘lector’ betekent in het Latijn letterlijk ‘lezer’, en hiermee is de voornaamste taak van de lector verwoord: de lector leest de teksten van de schriftlezingen voor ten overstaan van de geloofsgemeenschap. In eerste instantie waren zij ook verantwoordelijk voor het voordragen van het Evangelie, maar deze taak is gaandeweg tot de verantwoordelijkheden van de diaken gaan behoren. Wanneer er in een parochie geen diaken aanwezig is, wordt het Evangelie tegenwoordig voorgelezen door de priester, en niet door de lector. Hiermee wordt aangegeven dat het lezen van het Evangelie een specifieke taak voor gewijde geestelijken is, en niet voor de leken van het lectoraat. Dat het lezen van de teksten van de Schrift werd toevertrouwd aan een enkel persoon, en niet bijvoorbeeld bij toerbeurt werd verdeeld onder de gelovigen, kan worden verklaard vanuit het feit dat vroeger niet iedereen kon lezen en schrijven. Door een literaat aan te stellen als lector kon een geloofsgemeenschap er op rekenen dat er in ieder geval een persoon aanwezig zou zijn om de teksten uit de Schrift voor te lezen. Concreet betekende dit in de huiskerken van het vroege Christendom dat de lector geletterd moest zijn in het Koine Grieks van de Septuagint en later van de verschillende epistels die, samen met de vier canonieke Evangeliën, de canon van het Nieuwe Testament begonnen te vormen.
De kerntaak van de lector bestaat uit het voorlezen van de eerste en tweede Schriftlezing. In Nederland wordt niet overal nog tweemaal uit de Schrift gelezen en heeft de lector dus slechts eenmaal een tekst voor te dragen. Concreet kan de lector echter ook nog een aantal taken overnemen die normaliter door anderen zou worden uitgevoerd. Bij gebrek aan een psalmist kan de lector diens taken overnemen. Wanneer er in een parochie geen diaken werkzaam is, kan het aan de lector worden toevertrouwd om het Evangelie te dragen tijdens de plechtige processie aan het begin en het einde van de eredienst. Ook komt het voor dat de lector, na het korte woord van welkom van de voorganger, een korte inleiding op de dienst uitspreekt waarin het thema van de viering vast kort wordt aangestipt. Tevens gebeurt het ook dat de lector meehelpt bij het uitdelen van de communie, en de zegen geeft aan hen die om wat voor reden dan ook niet ter communie kunnen gaan. Een lector die door een bisschop is aangesteld dient tijdens de eucharistieviering liturgische kleding te dragen (meestal een albe). Lectoren die niet door de bisschop zijn aangesteld dragen doorgaans geen liturgische kledij.
Tegenwoordig is het meestal het geval dat een parochie beschikt over een aantal lectoren die concreet een werkgroep van vrijwilligers vormen. Deze vrijwilligers kunnen per toerbeurt de lectorale taken tijdens de eucharistieviering vervullen, aan de hand van een vooraf bepaald rooster, of in samenwerking van andere vrijwilligersgroepen. Zo komt het soms voor dat de lector lid is van het koor dat op een bepaalde dag dienst doet. Het is over het algemeen vrij makkelijk om lid te worden van de lectorengroep: men moet vooral de taak uit willen voeren en enigszins aanleg hebben om voor een groot publiek te spreken. Sommige parochies leiden hun lectoren specifiek op, in andere parochies wordt verondersteld dat een lector zijn taak gaandeweg leert uit te voeren, eventueel begeleid door andere lectoren. Aangezien er een groot tekort is aan aangestelde lectoren (vanwege het tekort aan kandidaten voor het diaconaat en het presbyteraat), en de parochies dit gat opvullen door leken in te zetten, zijn er tegenwoordig veel vrouwelijke lectoren actief. Dit is een logisch gevolg van de zeer grote rol die door vrouwen wordt gespeeld in het vrijwilligerswerk dat in een parochie wordt uitgevoerd, en waarin mannen ondervertegenwoordigd zijn.