Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alke Haarsma
Dossiers » Lewis, C.S. » introductie » C.S. Lewis (1898-1963)

C.S. Lewis (1898-1963)

Clive Staples Lewis – of Jack Lewis, zoals hij zichzelf liever noemde – werd in 1898 geboren in het Ierse Belfast. Lewis was een Britse schrijver, letterkundige en christelijk apologeet. Hij is vooral bekend vanwege zijn christelijke boeken, zowel fictie als non-fictie. Lewis kwam pas op latere leeftijd (in 1929) tot geloof en ging de anglicaanse kerk bezoeken. Hij schreef de Kronieken van Narnia, een zevendelige fantasy-serie over Narnia: het land achter de kleerkast. De boekenreeks wordt wereldwijd nog veel verkocht en gelezen, zowel door kinderen als volwassenen, en is volop in het proces van verfilming. Bekende apologetische werken van Lewis' hand zijn onder andere Het probleem van het lijden en Onversneden christendom. In dit dossier gaat de aandacht uit naar de theologie in de boeken van Lewis, de weergave en beoordeling hiervan door anderen en de relevantie van Lewis' theologie voor de 21e eeuw.

 

Door vreugde verrast

Lewis' bekering van het atheïsme tot het christendom had heel wat voeten in de aarde. Lewis vocht jarenlang om God uit z'n leven te houden, maar door het lezen van boeken en gesprekken met christelijke vrienden werd hij – door vreugde verrast – uiteindelijk op de knieën gedwongen. Het herlezen van Hippolytus (428 BC) van Euridipes wekte bij Lewis een groot verlangen naar God op. En ook Space, Time and Deity (1920) van Samuel Alexander ging een grote rol spelen in de bekering van Lewis, vooral het onderscheid dat Alexander maakt tussen vreugde en contemplatie. Met het apologetische The Everlasting Man (1925), waardoor Lewis overtuigd werd van de christelijke versie van de geschiedenis, deed Chesterton ook een duit in het zakje. Lewis beschrijft de weg van atheïst tot anglicaan in het autobiografische Surprised by Joy.

De academicus

Lewis was een succesvolle student, die eervolle onderscheidingen kreeg voor zijn studieprestaties. Van 1925 tot 1954 gaf hij les aan het Magdalen College te Oxford. Later werd hij professor Middeleeuwen en Renaissance in Engeland aan de Universiteit van Cambridge. Hij schreef een aantal academische werken zoals The Allegory of Love: A study of Medieval Tradition (1936). Hij was erg gecharmeerd van het genre van de allegorie; in zijn fictieve boeken maakt hij dan ook veel gebruik van allegorische eigenschappen. In Oxford maakte hij deel uit van de vriendengroep de 'Inklings', net als J.R.R. Tolkien, Charles Williams, Owen Barfield en zijn broer Warren Lewis.

Apologetiek

Apologetiek komt van het Oudgriekse apologia (απολογία) en heeft betrekking op de verdediging van het christelijk geloof door middel van rationele argumenten en logische verklaringen. De christelijke apologetiek heeft tot doel niet-christenen te overtuigen van het bestaan van God. C.S. Lewis is een gevierd christelijk apologeet die meerdere boeken schreef om daarmee het christelijk geloof van onderbouwing te voorzien. Hieronder worden enkele argumenten van Lewis uiteengezet.

 

 

 

De universele moraliteit

In het eerste hoofdstuk van Onversneden Christendom bespreekt Lewis 'Goed en Kwaad als verwijzing naar de zin van het heelal'. Volgens Lewis bestaat er een universele moraliteit, een natuurwet die voor iedereen bekend is. Een logische gevolgtrekking uit het bestaan van een universele moraliteit is het bestaan van een hogere macht. In de Kronieken van Narnia wordt naar deze wet verwezen als 'Deep Magic':

 

 

““Have you forgotten the Deep Magic?” asked the Witch.

 

 

“Let us say I have forgotten it,” answered Aslan gravely. “Tell us of this Deep Magic.”

 

 

“Tell you?” said the Witch, her voice growing suddingly shriller. “Tell you what is written on the very Table of Stone which stands beside us? Tell you what is written in letters deep as a spear is long on the fire-stones on the Secret Hill? Tell you what is engraved on the sceptre of the Emperor-beyond-the-Sea? You at least know the Magic which the Emperor put into Narnia at the very beginning.”” (Lewis, The Lion, the Witch and the Wardrobe, 2000, p. 118)

 

 

Iedereen op aarde kent de natuurwet, die al vanaf het begin van de wereld bestaat, en weet wanneer ze die overtreden. Lewis maakt zijn positie sterker door mogelijke contra-argumenten te benoemen en te weerleggen. De eerste tegenwerping is dat de natuurwet voortkomt uit het instinct, vanuit een biologische reflex doen we het goede. Dat is niet waar, zegt Lewis, want om het goede te doen gaan we juist vaak tegen ons instinct in. Als we het goede doen, rennen we bijvoorbeeld niet weg voor gevaar – dat zou de instinctieve reactie zijn –, maar we blijven, omdat iemand anders in nood is en we hem willen redden. De natuurwet komt dus niet voort uit instinct. De tweede tegenwerping is dat de natuurwet voorkomt uit maatschapelijk gebruik en bijgebracht is door opvoeding. Lewis haakt hierop in met het argument dat morele denkbeelden niet zo heel erg verschillend zijn tussen culturen en in verschillende tijden. Het verschil zit vaak vast op gewoontes en de manier waarop aan moraliteit wordt gedaan, waarbij Lewis verwijst naar verkeersregels: de regels kunnen verschillen per land, maar het doel is hetzelfde. Toch zijn sommige morele denkbeelden beter dan andere, aldus Lewis. Wanneer we dan toch uitspraken doen over het niveau van de moraal in verschillende stelsels, dan blijkt maar weer dat er zoiets moet bestaan als een 'Echte Moraal', die dient als maatstaf. Als er geen universele moraal was, dan zouden vergelijkingen tussen verschillende moraal zonder grond zijn. Logische stap op logische stap volgt en Lewis' conclusie van dit apologetische argument luidt: Er is iets of Iemand die achter deze wet moet zitten, en dat is God.

 

 

 

 

Het probleem van het lijden

 

 

C.S. Lewis gaat in The Problem of Pain (1940) in op het eeuwenoude probleem van het lijden. Door de Griekse filosoof en hedonist Epicurus (314 v. Chr. – 270 v. Chr.) werd dit probleem al geformuleerd: Als God almachtig en algoed is, waarom laat hij zijn kinderen op aarde dan lijden? Lewis laat zien dat de oplossing van dit probleem te vinden is door een uitgebreide conceptanalyse. Wat wil dat eigenlijk zeggen, dat God 'almachtig' en 'algoed' en wat houdt het 'lijden' van de mens in? Deze drie begrippen zijn volgens Lewis ambigue. 

Almachtig (Latijn: omnipotentia) betekent de macht om alles te doen, of de macht over alle dingen. Hierin zit een paradox. Als God iets doet, kan hij niet tegelijkertijd datgene wat hij doet, niet doen. God gaf ons vrije wil. Als God ons vrije wil heeft gegeven, kan hij niet tegelijkertijd ons de vrije wil ontzeggen. De oorsprong van het kwaad, en de bron van dit probleem, is niet God, maar de mens die dankzij de door God gegeven vrij wil voor het kwaad koos. Genesis is in dit opzicht het startpunt.

Dan het volgende obstakel: God staat het lijden toe, waarom zou een goede God dat doen? Algoed (Latijn: omnibenevolentia) betekent het absolute goede. Alleen God is algoed, en alleen God weet wat écht goed is. Ons begrip van wat goed is, is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als dat van God, of andere mensen. En zelfs wat slecht is, kan God doen uitlopen op het goede. Het antwoord op de vraag waarom God het lijden toestaat als hij almachtig en algoed is dat God ons heeft voorbestemd om vrij te zijn. Hij kan ons niet dwingen om het goede te doen.

Dat wij niet gelukkig zijn, pijn hebben en zelfs lijden, hoe zit het daarmee? Volgens Lewis is dit het gevolg van de keuzes die wij, en anderen om ons heen, maken. Zonde is in de wereld gekomen door keuze van de mens. Van nature zijn we slecht, en niet goed. Maar ziekte en pijn dan? Volgens Lewis dient zelfs het lijden in de wereld een hoger doel. Ten eerste doet fysiek lijden ons voelen dat het niet goed zit met ons en deze wereld: “God whispers to us in our pleasures, speaks in our conscience, but shouts in our pain: it is His megaphone to rouse a deaf world.” (Lewis, p. 90-91) Pijn doet de zoete illusie van menselijke goddelijkheid uiteen spatten als een overmoedige zeepbel. God wordt realiteit juist in het lijden. En daarom gebruikt God dit ook, want wat hebben mensen eraan als ze hun leven lang gelukkig zijn, maar God niet kennen? Ten tweede beproeft God mensen door middel van pijn. Het bekendste voorbeeld is Job. Van hem werd gehoorzaamheid gevraagd, maar nooit legde God uit welk doel Jobs lijden diende. Tot slot leren we door pijn dat we niet voor onszelf kunnen zorgen, maar afhankelijk zijn van God.

Zoals Lewis meteen in de inleiding aangeeft is zijn oplossing van het probleem van het lijden puur theoretisch: “(...) dit boekje [is] alleen maar bedoeld om het probleem van het lijden in theorie op te lossen, als intellectueel vraagstuk. Anderen moed en geduld te leren is een veel hogere taak; daar ben ik totaal niet geschikt voor.” (p. 7) Toch kwam Lewis twintig jaar later met autobiografische inzichten over pijn in A Grief Observed (1961), geschreven naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw Joy Gresham.

 

 

 

Trilemma: Lord, liar or lunatic?

In één van zijn radio-optredens die zijn opgenomen in Onversneden Christendom bracht Lewis het inmiddels beroemde en omstreden Trilemma – wie was Jezus? – ter sprake. Lewis wilde geen ruimte bieden aan de mogelijkheid dat Jezus gewoon een groot leermeester was, maar niet God zelf. Hij liet de luisteraar kiezen tussen drie opties: Heer, leugenaar of dwaas (Lord, liar or lunatic):

 

 

“Wat ik hier probeer te voorkomen is de waarlijk zotte uitspraak die zo vaak over Hem wordt gedaan: 'Ik wil de ethische leer van Jezus wel aanvaarden als van een grote leermeester der mensheid, maar ik aanvaard niet zijn bewering dat Hij God is.' Dat is nu precies wat we niet moeten zeggen. Iemand die alleen maar mens is en het soort dingen zegt dat Jezus zei, zou geen grote leermeester zijn. Hij zou ofwel krankzinnig zijn – gelijk te stellen met iemand die zegt dat hij een schemerlamp is – ofwel de duivel uit de hel. U moet een keuze doen. Deze man was, en is, ofwel de Zoon van God, ofwel een krankzinnige of erger. Je kunt hem opsluiten als dwaas of op Hem spugen en Hem ter dood brengen als demon; of je kunt aan zijn voeten vallen en Hem Heer en God noemen. Maar laten we niet aankomen met minzame kletspraat over zijn grote leraarschap-der-mensheid. Die mogelijkheid heeft Hij niet opengelaten, en dat was ook niet zijn bedoeling.” (2003, p. 61)

 

Het einde

Lewis trouwde in 1956 met de Amerikaanse schrijfster Joy Gresham, een weduwe die zeventien jaar jonger was dan hij. Dit huwelijk zorgde voor strubbelingen in de vriendschap tussen Lewis en Tolkien. Slechts vier jaar later stierf zij aan kanker, ze was toen 45 jaar. Lewis beschreef in A Grief Observed (1961) hoe hij met dit zware verlies omging. Drie jaar later volgde Lewis haar ten gevolge van nierinsufficiëntie, maar één week voor zijn 65e verjaardag. Zijn overlijden is zwaar onderbelicht in de media, omdat op diezelfde dag de toenmalige President van de VS, John F. Kennedy, werd vermoord en tevens een andere beroemde auteur, Aldous Huxley, stierf. Deze samenloop van omstandigheden was aanleiding voor het boek Between Heaven and Hell: A Dialog Somewhere Beyond Death With John. F. Kennedy, C.S. Lewis & Aldous Huxley (1982) van Peter Kreeft.

Bibliografie

Fictie

 

  • The Pilgrim's Regress: An Allegorical Apology for Christianity Reason and Romanticism (1933)
  • The Space Trilogy, Cosmic Trilogy or Ransom Trilogy
    • Out of the Silent Planet (1938)
    • Perelandra (1943)
    • That Hideous Strength (1946)
  • The Screwtape Letters (1942)
  • The Great Divorce (1942)
  • The Chronicles of Narnia (in de chronologische volgorde van lezen)
    • The Magician's Nephew (1955)
    • The Lion, the Witch and the Wardrobe (1950)
    • The Horse and His Boy (1954)
    • Prince Caspian (1951)
    • The Voyage of the Dawn Treader (1952)
    • The Silver Chair (1953)
    • The Last Battle (1956)
  • Till We Have Faces (1956)

 

Theologie

 

  • The Problem of Pain (1940)
  • The Abolition of Man (1943)
  • Miracles (1947, herziene editie 1960)
  • Mere Christianity (1952), een collectie van radio-optredens van 1941-1944

 

Autobiografisch

 

  • Surprised by Joy (1955)
  • A Grief Observed (1961)

 

Poëzie

 

  • Spirits in Bondage (1919)
  • Narrative Poems (1969, collectie van gedichten, inclusief Dymer, een gedicht uit 1926)

 

Academisch en ander werk

 

  • The Allegory of Love: A study of Medieval Tradition (1936)
  • A Preface tot Paradise Lost (1942)
  • Reflections on the Psalms (1958)
  • Of This and Other Worlds (1982), essays gebundeld en geredigeerd door Walter Hooper
(door Alke Haarsma)

 

 



Bron: Tilburg School of Catholic Theology