Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Julianus de Afvallige » introductie » Julianus de Afvallige (331/2-363)

Julianus de Afvallige (331/2-363)

De Romeinse keizer Flavius Claudius Julianus (361-363) heeft maar kort geregeerd, nog geen anderhalf jaar, maar hij was, naar het woord van een van zijn moderne biografen (Bowersock), 'zonder twijfel een van de meest raadselachtige en intrigerende figuren uit de oudheid'. Zijn regering heeft tijdens zijn leven en ook nog na zijn dood voor veel beroering gezorgd. Het keizerschap van Julianus valt ongeveer halverwege tussen dat van Constantijn de Grote (312-337) en Theodosius de Grote (379-395), keizers die hun bijnaam te danken hebben aan hun welwillende houding ten opzichte van het christendom. Julianus, een neef van Constantijn, is weliswaar christelijk opgevoed, maar van het christendom afgevallen. Daaraan dankt hij zijn bijnaam, 'Apostata' ('de Afvallige').

Zijn jonge jaren

Het heeft niet veel gescheeld of we hadden nooit van Julianus, laat staan van zijn afvallen van het christendom, gehoord. Toen hij namelijk vijf of zes jaar oud was, werd hij bijna vermoord. Slechts ternauwernood ontsnapte hij aan het bloedbad dat in Constantinopel werd aangericht onder familieleden van de in mei 337 overleden Constantijn de Grote, de eerste christelijke Romeinse keizer. Julianus’ vader was een van de slachtoffers. Ook een oudere broer van Julianus werd na de dood van Constantijn door soldaten afgeslacht. Hetzelfde lot trof zes van zijn neven en een oom. De kleine Julianus echter en zijn enkele jaren oudere halfbroertje Gallus ontsprongen de dans.

Julianus beschuldigde later zijn neef Constantius ervan tot het bloedbad van Constantinopel te hebben aangezet. Deze Constantius regeerde vanaf 9 september 337 samen met zijn beide broers over het Romeinse rijk. Het drietal, waarvan elk de titel Augustus voerde, kreeg na verloop van tijd ruzie en ging elkaar bestrijden. Uiteindelijk bleek Constantius de sterkste. Vanf 350 was hij alleenheerser. Hij zou nog vaak in het leven van zijn neef ingrijpen.

Julianus werd eerst toevertrouwd aan de zorgen van de bisschop van Nicomedië. Waarschijnlijk in 342 werd hij, op last van Constantius, overgebracht naar een afgelegen landgoed ergens in Cappadocië. Hij voelde zich er erg eenzaam. Troost putte hij uit de boeken, van christelijke zowel als heidense auteurs, in de bibliotheek van Georgius, bisschop van het naburige Caesarea. Daar legde hij de basis voor zijn grote belezenheid. Na zes jaar stond Constantius hem toe voor zijn verdere ontwikkeling te studeren in achtereenvolgens Constantinopel, Nicomedië, Pergamum en Efeze. In Efeze kwam hij in aanraking met de heidense filosoof Maximus. De ontmoeting met deze Maximus is beslissend geweest voor de ommekeer in Julianus' religieuze denken. Onder zijn invloed is hij in 351 (Julianus was toen ongeveer twintig jaar oud) van het christendom afgevallen. Voorlopig trad hij daarmee echter niet naar buiten.

Keizer

In 355 benoemde Constantius, geplaagd door binnenlandse opstanden en aanvallen van barbaren van over de grenzen, zijn enig overgebleven familielid tot Caesar (medekeizer) in Gallië. Hoewel Julianus geen enkele bestuurlijke ervaring had, ontpopte hij zich als een goed militair en een bekwaam bestuurder. Hij was zo geliefd bij zijn soldaten, dat zij hem in 360 in Parijs op het schild hieven en tot Augustus uitriepen, naast of desnoods in plaats van Constantius. Of zat Julianus zelf achter dit pronunciamiento? Hoe dan ook, het betekende een burgeroorlog, waaraan in de herfst van 361 een eind kwam zonder dat het tot een treffen was gekomen, doordat Constantius plotseling stierf.

Had Julianus het tot dan toe niet opportuun geacht openlijk voor zijn afvallen van het christendom uit te komen, nu maakte hij in Constantinopel bekend dat de heidense tempels moesten worden heropend, offerdieren naar de altaren gebracht en de eredienst der goden hersteld.

Geschriften

In Constantinopel ontplooide hij een koortsachtige activiteit, onder andere op literair gebied. Geen Romeins keizer heeft zoveel geschriften nagelaten als de Afvallige. Daar zijn in de eerste plaats zijn meer dan zestig Brieven, een onschatbare bron van informatie over de persoon van de keizer en over wat hem bezighield. Daarnaast kennen we filosofische en religieuze traktaten, het polemische Tegen de Cynicus Heraclius, bijvoorbeeld, en de Lofzang op de Moeder der Goden. In het satirische Caesares, 'Keizers', wordt Constantijn de Grote met zijn heidense voorgangers vergeleken, waarbij Julianus zijn oom er uitermate ongunstig vanaf laat komen. De Misopogon, 'Baardhater', is een met veel sarcasme en ironie gekruide open brief aan het adres van zijn christelijke critici in Antiochië, die onder andere de draak hadden gestoken met zijn filosofenbaard.

Misschien wel het belangrijkste geschrift van Julianus was zijn Tegen de Galileeërs (de titel bevat een toespeling op het evangelie volgens Johannes 7: 52: 'uit Galilea kan geen profeet komen'), waarin Julianus onder meer wilde aantonen dat in het Oude Testament geen spoor te bekennen is van het latere christendom, zodat de christenen ten onrechte beweren dat hun leer uit de Joodse godsdienst is voortgekomen. Het werk zelf is verloren gegaan, maar we beschikken over fragmenten ervan, doordat Cyrillus, bisschop van Alexandrië, in de eerste helft van de vijfde eeuw grote gedeeltes ervan in zijn strijdschrift Tegen Julianus citeerde.

Anti-christelijke maatregelen

Spoedig nadat Julianus openlijk van het christendom was afgevallen, volgden anti-christelijke maatregelen. Berucht is vooral zijn zogenaamde schoolwet, waarmee hij christelijke leraren het onmogelijk wilde maken onderwijs in de klassieken te geven. Een christenvervolging heeft hij niet gelanceerd, al kwam het her en der in het rijk soms tot bloedige uitbarstingen van geweld tussen heidenen en christenen.

Strijd tegen Perzië

Behalve met de christenen in zijn rijk zocht Julianus de confrontatie met een vijand van over de grenzen. Zijn voorganger Constantius had het al lang slepende conflict met Perzië niet op de spits willen drijven en zich tot defensieve maatregelen beperkt, Julianus daarentegen stond een offensieve politiek voor. In het Syrische Antiochië bereidde hij een militaire expeditie voor die in het voorjaar van 363 van start ging en de keizer noodlottig werd. Niet ver van het huidige Bagdad werd hij dodelijk getroffen door een speer, waarop hij in de nacht van 26 op 27 juni 363 stierf.

(door Hans C. Teitler)



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hans C. Teitler.