Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Sjoerd van Hoorn
Dossiers » Bataille, Georges » introductie » Georges Bataille

Georges Bataille

Georges Bataille (1897-1962) is een Franse schrijver, godsdienstwetenschapper en filosoof die enkele baanbrekende werken geschreven heeft op het snijvlak van erotiek en mystiek. In de ogen van Bataille raken de mystieke ervaring (door hem innerlijke ervaring genoemd) en erotiek (seksualiteit ontdaan van zijn voortplantingsfunctie) beiden aan wat hij het uiteindelijke, het onmogelijke en ook wel de dood heeft genoemd. Bataille is in een zekere zin een diep-religieus denker – zij het dat in zijn denken God heeft plaatsgemaakt voor Zijn afwezigheid. Bataille kan beschouwd worden als de denker die na en met Nietzsche probeert te denken wat aan gene zijde van de dood van God is.

Bataille werkt deze opvatting, of beter gezegd, obsessie, uit in een veelheid aan romans, pornografische novelles, gedichten en godsdienstwetenschappelijke en filosofische geschriften. Toch had Bataille noch Franse literatuur noch filosofie gestudeerd. Hij was alumnus van de École des chartes, een elite-opleiding tot paleograaf, archivaris en filoloog. De École des chartes gaf Bataille een degelijke vorming in historische en taalkundige disciplines die hem van pas kwamen bij het soms obscure archiefwerk dat hij deed voor zijn boeken over kunst en erotiek en stelde hem ook in de gelegenheid als bibliothecaris van de Bibliothèque nationale in zijn levensonderhoud te voorzien.

De kennis en de houding die voor zijn werk essentieel zou blijken, ontleende Bataille echter aan de filosofie en de literatuur, alsook aan de etnologie en de  godsdienstgeschiedenis. Bataille is beslissend beïnvloed door Nietzsche, Dostojevski en Hegel. Daarnaast waren de etnologie van Marcel Mauss en de sociologie van Roger Caillois en Robert Hertz voor hem van belang. Op zijn beurt speelde Bataille een belangrijke rol in het werk van filosofen als Michel Foucault, Jacques Derrida en Jean-Luc Nancy en schrijvers als Michel Leiris, Pierre Klossowski en Philippe Sollers.

Bataille groeide op in een buitengewoon merkwaardig gezin. Zijn vader was ten gevolge van syfilis blind en deels verlamd. Georges Bataille moest hem helpen op het toilet. ’s Nachts werd het gezin vaak wakker gehouden door de pijn- en angstschreeuwen van de vader, die naar Bataille’s zeggen langzaam maar zeker krankzinnig werd. Ook zijn moeder werd volgens Bataille na de dood van zijn vader in 1916 krankzinnig. Bataille’s Franse biograaf Michel Surya meldt overigens dat Bataille’s broer Martial die laatste bewering tegensprak. Hoe dan ook heeft de dysfunctionele gezinssituatie Bataille’s denken een beslissende wending, of preciezer, draai gegeven.

Op zijn zeventiende bekeert Bataille zich tot het katholicisme. Hij zal zes jaar lang een devoot katholiek blijven, geneigd tot mystiek en ascese. Hij wil priester worden maar besluit te studeren aan de École des chartes, waar hij afstudeert (als tweede op de ranglijst van zijn jaar) op een scriptie over dertiende eeuwse Franse poëzie. Terwijl de beste van het jaar een stage in Rome wint, krijgt de tweede een stage in Madrid aangeboden. Bataille zou er een beslissende, hallucinante ervaring opdoen.

Hij is in de arena aanwezig als een stierenvechter gedood wordt door een stier. Het oog van de man wordt doorboord door een hoorn van de stier. Het oog, ook het doorboorde oog,  is een vaak terugkerend symbool in de teksten van Bataille: de blinde ogen van zijn vader, de doorboorde ogen van de stierenvechter, het oog (of de anus) van de verblindende zon. Voor Bataille is het oog aldus symbool voor het uiteindelijke, het onmogelijke, de dood, het niet-zijn van God.

Rond zijn 23ste valt Bataille van zijn geloof. Hij leidt van dat moment af een leven van gokken, drinken en hoereren. In 1924 ontmoet hij de etnoloog en schrijver Michel Leiris, die hem introduceert in kringen van het surrealisme. Hij vindt het surrealistisch manifest van André Breton onverteerbaar maar ziet uiteraard veel in de doctrines van de ontregeling van de zintuigen en de absurditeit.

Bataille heeft ook contact met de Russische existentialistische filosoof Leo Chestov. De cocktail van Chestovs op Nietzsche en de de Russische literatuur (Dostojevski) gebaseerde existentialisme, het surrealisme, de etnologische ideeën die hij leert kennen via zijn vrienden Leiris en Métraux en zijn eigen lectuur van Nietzsche en de Markies De Sade inspireren Bataille tot zijn eerste literaire werken.
In novellen als Het oog en Het blauw van de hemel zet Bataille een extreme erotische verbeelding (geen perversiteit wordt overgeslagen) in om de ervaring van een mystieke extase over te brengen. De extase heeft bij Bataille niets plezierigs maar raakt aan het duister, de kou, de verkilling; het gaat erom de grens op te zoeken. Voor Bataille is de dood het punt waarin de ervaring ontsnapt aan de gevangenis van het dagelijks leven. De dood is voor Bataille een ontsnapping, een heilig moment.

Bataille bedrijft in zijn werk een vorm van mystiek die het werk van christelijke mystici als Dionysius de Areopagiet en Johannes van het kruis inzet om aan het christendom te ontkomen.
(Op zijn twintigste heeft Bataille overigens een boek over Maria geschreven, dat hij nadien bij voorkeur vergeet). Bataille zet zich ook politiek in (tegen het fascisme) en zoekt met een groep vrienden naar rituelen om een mystieke zin van gemeenschap te ontwikkelen in gezamenlijke mystieke ervaringen. Een gerucht wil zelfs dat Bataille er naar streefde het slachtoffer van een mensenoffer (te voltrekken door zijn vrienden) te worden. Pierre Klossowski heeft deze suggestie lachend van de hand gewezen. “We voerden wel allerlei toneelstukjes op” zegt hij in de documentaire “Le point de vue”.

Bataille is in 1928 getrouwd met de actrice Sylvia Maklé (ondermeer te zien in werk van Jean Renoir), met wie hij tot 1934 een relatie heeft. Ze hebben een dochter, Laurence, die psychoanalytica zou worden. Sylvia zou later de vrouw worden van de surrealistisch angehauchte psychiater Jacques Lacan.

Tijdens de tweede wereldoorlog werkt Bataille rustig als bibliothecaris en wijdt hij zich aan een nieuwe lectuur van Nietzsche. Deze lectuur resulteert in het mystieke werk De innerlijke ervaring, waarin hij de ervaringen die hij ook in zijn literaire werk heeft proberen symbolisch uit te drukken verwoordt in een soort uitzinnige meditatie afgewisseld met de evocatie van Nietzscheaanse denkbeelden. Bataille werkt ook aan notities over Nietzsche, die als Sur Nietzsche zullen worden gepubliceerd.

Na de oorlog werkt Bataille aan godsdiensthistorisch werk over de betekenis van paleolitische grotschilderingen (in de grotten van Lascaux met name) en aan filosofisch werk over de erotiek.
De erotiek, uit 1955 is Bataille’s meest toegankelijke werk, waarin hij zijn belangrijkste denkbeelden filosofisch uitwerkt.

De werkelijkheid is van huis uit een continuüm, maar elk levend wezen is een discontinu iets. Dat betekent dat een levend wezen zich scheidt van de continuïteit. Het streeft er echter ook naar tot die continuïteit terug te keren. Deze terugkeer is de erotiek, maar ook de dood. Het leven is volgens Bataille überhaupt met de dood verbonden. Bij de celdeling sterft de cel die zich deelt immers, zegt Bataille.

De continuïteit waar het discontinue in de erotiek naar streeft is niet zonder het heilige te denken. Het heilige is opmerkelijk genoeg ook juist datgene dat verboden is. Het is verboden om een levend wezen te doden, maar volgens Bataille is het offer een bewuste overtreding van het verbod om te doden en wordt juist in de overtreding de toegang tot het heilige mogelijk. Het dier of de mens sterft in het offer en wordt juist zo heilig: juist omdat het offer doet wat verboden is, is het een heilige handeling.

De erotiek kun je volgens Bataille zien als een offer waarbij geen doden vallen. Ook de erotiek is een vorm van geweld, waarbij iemand (meestal een vrouw) door iemand anders (meestal een man) in zekere zin overweldigd en bezoeldeld wordt – door deze overtreding is er een moment van terugkeer tot de continuïteit: het orgasme heet in het Frans ook wel la petite mort (de kleine dood).
Bataille’s opvattingen over de erotiek en de dood en het heilige staan in schril contrast met het christendom. Het christendom is volgens Bataille de minst religieuze religie, want het begrijpt het heilige niet. Het heilige is oorspronkelijk zowel het onreine, het verbodene, datgene dat taboe is als het pure, als datgene dat niet verboden is maar veeleer moet. Het christendom scheidt deze sferen. Het verbant het onreine, het zondige naar de profane sfeer, dat wil zeggen, naar de wereld.

Het heilige is in het christendom alleen nog maar het reine, het pure, het lichte. Volgens Bataille maakt dat het christendom tot de vijand van de erotiek.

In een ander werk over de erotiek, De tranen van Eros, werkt Bataille zijn ideeën uit aan de hand van de plaats die erotiek en dood hebben in de kunst. Zijn werken over Manet en van Gogh lopen al enigszins vooruit op De tranen van Eros; de twee schilders zijn naar de mening van Bataille evenals hij zelf geobsedeerd door de relatie tussen dood en erotiek.

De tranen van Eros zou Bataille’s laatste werk worden. In 1962 overlijdt hij. Postuum groeit zijn reputatie en ook zijn oeuvre. In het spoor van een ander centraal begrip, verspilling, verschijnt ondermeer Bataille’s werk over de algemene economie, dat niet om schaarste maar juist om verspilling draait. Ook erotiek is een vorm van verspilling, maar op dit punt verlaten we het bestek van een theologische encyclopedie.

Bibliografie

Georges Bataille De erotiek, Amsterdam, 1991
Georges Bataille De innerlijke ervaring, Hilversum, 1989
Michel Surya Georges Bataille, Londen, 2008

 



Bron: Tilburg School of Catholic Theology