Degene die onbetaald werkzaamheden verricht voor een parochie of caritasinstelling noemen we een vrijwilliger. Dit kan het bestuurslid van de parochie zijn, het koorlid, de tuinman, het lid van een werkgroep of de medewerker op het secretariaat. Zonder vrijwilligers zou een kerkelijke organisatie helemaal niet kunnen bestaan. Gelet op de aard van de activiteiten kunnen vrijwilligers in drie groepen onderscheiden worden: het beleidskader, het doekader en het projectkader. Vrijwilligers melden zich niet meer zomaar aan om vervolgens al het werk dat voorhanden is op te pakken. Men kiest tegenwoordig specifieker en zorgvuldiger wát voor vrijwilligerswerk men wil doen en hoeveel uren men daaraan wil besteden. Vrijwilligerswerk is niet vrijblijvend.
Vrijwilligers zijn via collectieve contracten van de Kerkprovincie bij hun werkzaamheden verzekerd tegen gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen.
Een vrijwilliger is volgens de belastingdienst iemand die 'niet bij wijze van beroep' arbeid verricht voor een of meer privaat- of publiekrechtelijk organisaties die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeven doen. Voor het antwoord op de vraag of iemand de werkzaamheden wel of niet ‘bij wijze van beroep’ verricht, is de beloning van belang en of deze beloning in redelijke mate overeenstemt met (de aard van) het werk. Er is geen sprake van vrijwilligerswerk als sprake is van marktconforme beloning. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat de vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het verrichte werk. Een vrijwilligersvergoeding kan op de volgende wijze betaald worden:
- vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van € 150,- per maand en € 1.500 per jaar;
- vergoeding van maximaal € 4,50 per uur, met een maximum van € 150,- per maand en € 1.500 per jaar (voor mensen jonger dan 23 jaar geldt een bedrag van maximaal € 2,50 per uur).
Vergoeding voor gemaakte reiskosten mag kostendekkend zijn en meer bedragen dan de grens van € 0,19 per kilometer die voor werknemers in loondienst geldt. De hier genoemde vergoedingen zijn onbelast en hoeven niet aan de belastingdienst opgegeven te worden. Bij een vergoeding die meer dan € 4,50 per uur bedraagt, gaat de belastingdienst uit van een marktconforme beloning, tenzij men kan aantonen dat dit niet zo is. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer een vrijwilliger over een specifieke opleiding of vaardigheid moet beschikken om de werkzaamheden uit te oefenen. In dat geval blijft de vrijwilligersregeling van toepassing.
Aftrekbaarheid van vergoeding
Degene die recht heeft op een vrijwilligersvergoeding en van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, kan het bedrag waarop men recht had aftrekken als gift. In dat geval dient wel aangetoond te kunnen worden dat er recht bestond op de uitkering. Dit kan blijken uit regelingen van de parochie of de caritasinstelling. Daarnaast moet de kerkelijke instelling in staat zijn (geweest) om de vrijwilligersvergoeding ook daadwerkelijk uit te keren. Tot slot moet de vrijwilliger zelf kunnen bepalen of hij de vergoeding waar hij recht op had wel of niet wil ontvangen. In de praktijk betekent dit dat men niet tevoren kan regelen dat de vergoeding niet wordt uitgekeerd en dus aftrekbaar is als gift. De veiligste route is om de vergoeding over te maken en terug te storten als gift.
Afzien van de vrijwilligersvergoeding is iets anders dan het afzien van de werkelijk gemaakte kosten. Indien men vrijwillig afziet van het ontvangen van een vergoeding voor kosten die men had kunnen declareren, wordt dit beschouwd als een gift die aftrekbaar is. Het gaat niet alleen om kosten waarvoor door de organisatie een vergoedingsregeling is getroffen, maar ook om kosten die naar maatschappelijke opvattingen vergoed worden.