De verhouding van de katholieke kerk met de wereldse machten is altijd een spanningsvolle geweest. Dat heeft theologische en historische redenen. De theologische reden is dat de katholieke kerk zichzelf ziet en altijd heeft gezien als de (enige) wereldlijke realisering, als de zichtbare uitdrukking van de door Jezus gestichte algemene christelijke kerk. Als instituut, als organisatie, hiërarchisch georganiseerd, beheert zij de heilsmiddelen (sacramenten) die mensen nodig hebben op hun wereldse weg naar God. Zeker in tijden waarin dit voor mensen van belang was, waarin grote onzekerheid heerste over het menselijk bestaan, was deze geestelijke macht tegelijk een grote wereldse macht waarmee door middel van de excommunicatie hele koninkrijken uit de gemeenschap van de westerse christelijke naties gestoten konden worden. De historische reden is dat na het verval van het Romeinse Rijk de katholiek-christelijke kerk de enige instantie was met een behoorlijk functionerende structuur, internationaal georganiseerd, in staat om de westerse leiders te mobiliseren tegen invallen van Hunnen, Vandalen, Arabieren en Mongolen. De kerk was in het grootste deel van haar bestaan een politieke macht om rekening mee te houden, wat versterkt werd door de grote materiële bezittingen die haar door schenking of verovering ten deel vielen. Het hele proces van de vorming van moderne nationale staten (in Engeland, Nederland, Frankrijk, delen van Duitsland, Oostenrijk, Italië) kon daarmee alleen plaatsvinden in oppositie tegen de kerk.
Lees verder »