Het besturen van een parochie is geen sinecure, zeker niet wanneer parochiefusies en kerksluiting aan de orde komen. Bovendien moeten, ondanks die schaalvergroting, steeds minder mensen steeds meer werk verrichten.
Om deze reden wil Luce kerkelijke bestuurders ondersteunen. Op 30 november gebeurde dat met een besturendag om kerkelijke bestuurders tools, tips & trics in handen te geven en doelgericht en optimistisch aan de nieuwe toekomst te laten beginnen.
De besturendag was georganiseerd rond de presentatie van de Luce Bestuursacademie. De bestuursacademie is bedoeld voor bestuurders van caritasinstellingen, katholieke begraafplaatsen en natuurlijk voor parochiebesturen.
De positie van het parochiebestuur is sinds het Tweede Vaticaans Concilie veranderd, zo stelde Ad van der Helm, kerkjurist en deken van Den Haag. Sinds het Concilie wordt een andere houding gevraagd van de kerkbestuurder. De nadruk ligt niet meer op het instituut, maar op de Kerk als geloofsgemeenschap die zich niet op zichzelf terugtrekt, maar open staat voor de samenleving. Het bestuur moet dienstbaar zijn aan deze geloofsgemeenschap.
Het bestuur moet voorwaarden scheppen, maar ook prioriteiten stellen. De traditionele overzichtelijke en hechte gemeenschap die de parochie vroeger was, verandert in een flexibele netwerkorganisatie die verschillende doelgroepen bedient.Ook gaf het Concilie de leek een rol in het bestuur van de Kerk: niet alle kerkelijke ambten waren meer exclusief gereserveerd voor priesters.
Maar dat geeft een grote verantwoordelijkheid: alle kerkelijke bestuurders zijn onderworpen aan het kerkelijk recht en bestuurders moeten dus kennis hebben van dit recht. En natuurlijk van het civiele recht: de Kerk kan niet buiten de wet om handelen.
Toch is het besturen van een parochie meer dan dat. Sake Stoppels, universitair docent praktische theologie aan de Vrije Universiteit, sprak uit eigen ervaring. Als predikant maakte hij mee dat de voorzitter van zijn bestuur op zoek ging naar slechte bestuurders. Hij wilde geen bestuurders die alleen naar cijfers keken, maar die begrepen dat het besturen van een kerk ook een spirituele zaak is. ‘De vruchtbare inefficiëntie van het Evangelie’, noemde Stoppels dit. De goede herder liet immers zijn kudde in de steek om op zoek te gaan naar het ene verloren schaap. Rationeel gezien niet erg efficiënt.
Maar er liggen toch zo veel taken voor het bestuur? Stoppels pleitte voor ‘geplande verwaarlozing’: probeer niet alles te doen, maar benoem een beperkt aantal speerpunten. Ad van der Helm onderschreef dat: hij stuurt wel eens een beleidsnota terug met de boodschap dat er veel te veel in staat. Twee pagina’s kan genoeg zijn. Heb helder waar je voor staat, zo zei hij. Als je het in één zin kunt zeggen, dan kun je beter overbrengen wat je wil.
Uit de reacties bleek dat de schaalvergroting inderdaad voor volle agenda’s zorgt waardoor het geloof niet ter sprake komt. Maar Stoppels had mensen aan het denken gezet: misschien moeten we inderdaad niet meer, maar minder doen.
Een tweede probleem waarmee veel parochiebestuurders te maken blikten te krijgen is: hoe bereik je eenheid in een grote parochie met een groot aantal kerken? Een aantal suggesties kwamen in de discussie naar voren, maar ook hierover is het laatste woord nog niet gesproken.
Hoe dan ook heb je gemotiveerde kerkbestuurders nodig. Vraag de kerkbestuurders waarom ze dat werk doen, zo bepleitte Stoppels. Om de blik naar buiten te kunnen werpen, moet je eerst naar binnen kijken. Daarvoor is het geloofsgesprek nodig. “We moeten samen zien of er redenen zijn om te bouwen aan de parochie. Is het zichtbaar dat de parochie meer is dan mensenwerk alleen?”
Sake Stoppels had in dat kader nog een suggestie. In Amsterdam zijn niet-kerkelijke mensen uitgenodigd om suggesties te doen hoe de kerk aantrekkelijker gemaakt zou kunnen worden. Een van de suggesties was: zou het een idee zijn als de kerk eens iets met Jezus zou gaan doen. Stoppels: “We zullen altijd moeten uitkomen met het spreken over God en het spreken met God.”