De levenswijze van de katholieke kerk en over die van de manicheeërs, twee boeken.-Antimaniche?sch- In boek 1 een uiteenzetting van de moraliteit in de kerk: alles wordt op het hoogste goed betrokken. Het hoogste goed voor de mens is God, zoals het hoogste goed van het lichaam de ziel is, omdat het lichaam daarvan leven, kracht en schoonheid ontvangt. Van God kan bovendien worden gezegd dat een mens niet bang hoeft te zijn Hem te verliezen. Wie gelukkig wil worden, tracht het hoogste goed zo te beminnen en te bezitten dat men geen angst heeft het te verliezen. Het beminnen en het bezitten maken genieten mogelijk. Men moet met de hoogste liefde naar Gods genot streven. Daartoe worden verschillende passages uit Oude en Nieuwe Testament aangehaald en toegelicht. Vervolgens worden de vier deugden toegelicht, waarmee de liefde op verschillende manieren wordt versterkt: matigheid, sterkte, rechtvaardigheid en voorzichtigheid. De matigheid heeft tot taak de hartstochten tot rust te brengen. De sterkte dient om de dingen die de ziel van God afhouden, te durven prijsgeven, in het bijzonder het aardse lichaam, niet uit geringschatting voor het lichamelijke, maar uit verlangen naar het verheerlijkte lichaam van de verrijzenis. De rechtvaardigheid helpt iemand God van harte te beminnen. De voorzichtigheid leert te onderscheiden wat moet worden nagestreefd en wat vermeden.De liefde tot God is niet te scheiden van die tot de naaste en die tot zichzelf. Zij sluiten elkaar niet uit maar in. De liefde tot de mens omvat twee niveaus: de barmhartigheid jegens het lichaam en de barmhartigheid jegens de ziel. Beide worden uitgewerkt.In boek 2 aandacht voor de manicheïsche opvattingen over de oorsprong en de aard van het kwaad. In tegenstelling tot de manicheeërs beargumenteert Augustinus het inzicht dat niet de mond, niet de handen, noch de schoot oorzaak van het kwaad zijn. Hierna beschrijving van en kritiek op de ascetische mysteriepraktijken van de manicheïsche volmaakten.