De vrije wilskeuze, drie boeken.-Antimanicheïsch- Verbatim van een reeks gesprekken tussen Augustinus en Evodius. In boek 1 de vraag naar de oorsprong van het kwaad. Daartoe eerst gezocht naar de kern van een slechte daad. Elke slechte daad komt voort uit de vrije wilskeuze van mensen. De menselijke geest kan immers door niemand worden gedwongen de hartstocht te dienen die bij elke slechte daad invloed uitoefent. In boek 2 drie vragen in verband met het feit dat de vrije wilskeuze als gave van God aan mensen wordt gezien: 1. Hoe kan Gods bestaan worden aangetoond? 2. Is al het goede door God geschapen? 3. Is de vrije wilskeuze een goed? In boek 3 de motieven waarmee de menselijke wil zich afkeert van het hoogste goed. Vervolgens de schijnbare tegenspraak tussen Gods voorkennis en de vrije wilskeuze van een mens. Uitleg waarom de Schepper geen verantwoordelijkheid draagt voor elke daad van een schepsel. God verdient veeleer lof voor de schepping als zodanig en voor de bestraffing van elk schepsel. De plaats van de oerzonde die niet zonder reden overging op het nageslacht van Adam, leidt tot een reeks moeilijke vragen over Gods straf voor de oerzonde en over de betekenis van het kwaad dat niet aan de vrije wilskeuze is te wijten.