Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Sozomenus » introductie » Sozomenus (ca. 380 - ca. 448)

Sozomenus (ca. 380 - ca. 448)

Zijn leven

Wanneer de kerkhistoricus Sozomenus geboren is, is niet precies bekend, maar hij schrijft ergens dat hij in de veertiger jaren van de vijfde eeuw als jurist bij rechtszaken was betrokken, zodat hij waarschijnlijk niet vóór 380 geboren zal zijn. Zijn geboortegrond was de omgeving van Gaza. Hij schrijft vrij uitvoerig over zijn grootvader, die in Bethelea bij Gaza woonde en overging tot het christendom onder invloed van de beroemde monnik Hilarion (over zijn eigen vader weidt hij niet uit). Tijdens de vervolging onder keizer Julianus moest deze vluchten naar het meer christelijke Majuma, de havenstad van Gaza, maar later keerde hij waarschijnlijk terug naar Bethelea, waar Sozomenus geboren zal zijn.

Sozomenus heeft onderwijs genoten van enkele monniken, leerlingen van Hilarion, van wie er één Salamanês heette, wiens naam hij aan de zijne toevoegde, waarvan Salaminius de Latijnse vorm is. Het ziet ernaar uit dat Hermias zijn oorspronkelijke naam was, afgeleid van Hermes, wat een Helleense achtergrond verraadt. In het opschrift van de Kerkgeschiedenis wordt het werk toegeschreven aan Salaminius Hermias Sozomenus. Sozomenus, ‘hij die gered wordt’, was in zijn tijd geen ongebruikelijke toevoeging, zowel onder christenen als onder heidenen.

Volgens het opschrift was hij ‘scholasticus’, wat inhoudt dat hij een goede opleiding heeft genoten. Uit zijn werk blijkt dat hij als jurist werkzaam is geweest in Constantinopel. Het is aannemelijk dat hij de opleiding daartoe in de beroemde school te Berytus in Fenicië (het huidige Beiroet) heeft gevolgd, waar hij ook in de retorica en in Latijn zal zijn onderwezen. Na zijn studie keerde hij terug naar zijn geboortestreek, waar hij in 415 de strijd om de kerkelijke autonomie van Majuma zal hebben meegemaakt.

Op een gegeven moment reist hij over land naar Constantinopel, waar hij na 425 aangekomen moet zijn, daar hij aartsbisschop Atticus († 425) niet heeft ontmoet. Er zijn aanwijzingen dat hij ook in Rome is geweest. Maar in Constantinopel heeft hij langere tijd verbleven, is hij als jurist werkzaam geweest en heeft hij zijn Kerkgeschiedenis geschreven. In de inleiding tot dat werk schrijft hij dat hij ook een Epitome heeft geschreven van twee boeken over de periode vanaf de hemelvaart van Christus tot aan de afzetting van Licinius (324), maar dat werk is verloren gegaan.

Zijn Kerkgeschiedenis

In het voorwoord waarmee Sozomenus zijn Kerkgeschiedenis opdraagt aan keizer Theodosius II, zegt hij dat zijn werk, bestaande uit negen boeken, de periode omvat van het derde consu­laat van Crispus en Constantijn (323) tot aan het zeventiende consulaat van Theodosius (439). Hieruit kunnen we afleiden dat het werk werd geschreven tussen 439 en de dood van Theo­dosius in 450. Het lopende verhaal gaat echter niet verder dan ca. 422, terwijl uit de periode daarna slechts enkele losse gebeurtenissen worden vermeld. Het laatste boek is onaf, terwijl er ongebruikelijk veel aandacht wordt besteed aan het Westerse Rijk en de val van Rome. De meest gangbare verklaring is dat Sozomenus gestorven is voordat hij zijn kerkge­schie­de­nis kon voltooien. Er wordt wel gesuggereerd dat het negende boek ten prooi is gevallen aan censuur door de overheid: nadat keizerin Eudocia in ongenade was gevallen (443) zouden alle passages waarin zij positief naar voren kwam, zijn verwijderd. Deze theorie is niet aannemelijk, daar zij de staat van het laatste gedeelte van het werk slechts in beperkte mate verklaart.

Anders dan Socrates, grijpt Sozomenus terug op de traditionele Grieks-Romeinse historio­grafie. Zo vermeldt hij zijn bronnen niet, maar schrijft slechts dat hij geput heeft uit wetten die met religie te maken hebben, acta van concilies, ‘innovaties’ (waarmee hij heterodoxe bronnen zal bedoelen) en brieven van keizers en bisschoppen. Hoewel ongeveer één derde deel van zijn tekst afkomstig is van Socrates, noemt hij zijn voorganger niet bij name. In overeenstemming met de Grieks-Romeinse traditie geeft hij wetten, acta en brieven vaak niet letterlijk weer, maar volstaat hij met een eigen parafrase. Ook treedt hij zelf terug achter zijn werk: zijn boek bevat weinig autobio­grafische gegevens en ook zijn persoon­lijke opvattingen worden zelden expliciet verwoord, hoewel ze impliciet wel zichtbaar worden.

Hij herinnert aan Livius die gezegd heeft dat een historicus óf nieuwere of correctere informatie moet bieden, óf de gegevens in een betere stijl moet presenteren. Sozomenus zal gemeend hebben beide te doen. Zijn stijl is inderdaad eleganter dan die van Socrates en hij biedt informatie die we niet bij zijn voorganger vinden, maar hij is goedgeloviger en minder kritisch dan Socrates. De reden die hij zelf geeft om zijn kerkgeschiedenis te schrijven, is dat hij een literaire presentatie wil geven van de bekering van het hellenisme naar het christen­dom. De tegenstelling christendom-heidendom is voor hem belangrijker dan verschillen binnen de christelijke godsdienst. Hoewel hij zelf toegewijd is aan de orthodoxie van het concilie van Nicea, schrijft hij met een zekere mildheid over heterodoxen. En als de barbaren zich bekeren tot het arianisme is dit voor hem een overwinning van het christendom.

Zijn doelgroep bestaat niet alleen uit christenen, maar ook uit niet-christenen. Om die reden past hij een disciplina arcani toe met betrekking tot de tekst van de geloofsbelijdenis. In zijn inleiding noemt hij twee andere thema’s, het monastieke leven en de verspreiding van het christendom onder Perzen en barbaren. Over beide bericht Sozomenus uitvoeriger dan Socrates. Hij beschikte ook over bronnen die voor zijn voorganger onbekend waren, waardoor hij ten aanzien van sommige gebeurtenissen of personen meer gedetailleerd kan berichten dan Socrates. Verder put hij uit eigen ervaring en persoonlijke contacten, wat vooral zichtbaar is als hij plaatsen, personen en gebeurtenissen uit Palestina beschrijft.

Zijn bronnen

Gezien het feit dat Sozomenus veelvuldig gebruik heeft gemaakt van de Kerkgeschiedenis van Socrates en de laatste openlijk zijn bronnen beschrijft, is het niet verwonderlijk dat we diezelfde bronnen ook bij Sozomenus terugvinden. Niettemin zijn het niet alleen zijn persoonlijke ervaringen en gesprekken met tijdgenoten waaraan laatstgenoemde nieuwe informatie ontleent, maar ook een aantal andere geschriften. Tot zijn belangrijkste bronnen behoren:

1. De Kerkgeschiedenis van Socrates. Zoals gezegd, gaat ongeveer één derde van de totale stof terug op zijn voorganger zonder dat die bij name wordt genoemd. Sozomenus neemt de tekst vaak echter niet letterlijk over, maar parafraseert die.

2. De Latijnse kerkgeschiedenis van Rufinus (402-403). Nadat Socrates ontdekt had dat een aantal gegevens bij Rufinus niet juist waren, werd hij voorzichtiger in het gebruik van diens werk. Liever greep hij, waar mogelijk, terug op het geschrift van Gelasius van Caesarea († 395). Bij Sozomenus vinden we die terughoudendheid ten aanzien van Rufinus niet terug. Toch zijn er ook sporen bij hem die erop wijzen dat hij het originele Griekse werk van Gelasius kende en verwerkte. Zijn Latijn was beter dan dat van Socrates en op enkele plaatsen corrigeert hij dan ook diens vertaling.

3. Zowel van de Kerkgeschiedenis als van het Leven van Constantijn (Vita Constantini) van Eusebius maakt Sozomenus veelvuldig gebruik. Eusebius is naast Athanasius de enige bron die de historicus bij name noemt, en wel, in navolging van Socrates, als ‘Eusebius van Pamphilius’.

4. Hij benut een groot aantal werken van Athanasius, maar hij verwijst expliciet slechts naar één ervan. Zijn geschrift bevat informatie over de kerkvader die we bij Socrates niet tegenkomen.

5. Voor zijn verhalen over het monastieke leven put hij uit een verscheidenheid aan bronnen: een aantal vitae, maar ook de Historia Lausiaca van Palladius en de Historia monachorum in Aegypto.

6. Martelaarsakten. Een bijzondere plaats wordt hierbij ingenomen door de Syrische akten van Perzen die door Sapor II werden vervolgd.

7. Wetten. We vinden bij de jurist Sozomenus veel meer verwijzingen naar wetten dan bij Socrates.

8. Naast de verzameling van concilie-acta van bisschop Sabinus van Heraclea, die uitvoerig door Socrates wordt geciteerd, put Sozomenus ook uit diverse andere verzamelingen.

9. Het verloren gegane werk van Olympiodorus over de politieke geschiedenis van het Westen in de periode 407-425. Sozomenus heeft dit geschrift vooral benut voor het onvoltooide negende boek.

10. Mondelinge overlevering en eigen ervaringen. Sommige beschrijvingen zijn zo gedetailleerd dat Sozomenus zich hierbij gebaseerd zal hebben op eigen ervaring. Dit geldt in het bijzonder voor de gedeelten over Palestina.

Doorwerking

Zoals Sozomenus vrijwel onmiddellijk na het verschijnen de kerkgeschiedenis van Socrates heeft gebruikt voor zijn eigen werk, zo is vervolgens zijn geschrift nog vóór 450 een van de bronnen geweest voor Theodoretus’ Kerkgeschiedenis. Aan het begin van de zesde eeuw waren deze drie kerkhistorici reeds de autoriteiten voor de periode van Constantijn tot Theodosius II. Rond 515 publiceerde Theodorus Lector (of: Anagnostes) een compilatie uit de drie werken, waarvan ongeveer de helft bewaard is gebleven in een handschrift uit de dertiende eeuw. Ruim 50% van deze tekst is van Sozomenus afkomstig, al nam Theodorus de vrijheid hier en daar de tekst iets aan te passen. Niet veel later maakte Epiphanius Scholasticus, onder leiding van Cassiodorus, een vergelijkbare Latijnse compilatie. Het eerste gedeelte van zijn Historia ecclesiastica tripartita is een vertaling van het werk van Theo­dorus, daarna gaat hij vrijer met de stof om. Van Epiphanius’ geschrift bestaan nog vele handschriften, wat laat zien hoe populair het was in de Middeleeuwen.

In de veertiende eeuw maakte Nicephorus Callistus ook van Sozomenus’ werk gebruik voor zijn eigen kerkgeschiedenis. Voor de huidige tijd is het geschrift van Sozomenus van belang naast dat van Socrates, omdat het informatie bevat die bij zijn voorganger ontbreekt, terwijl het het materiaal dat beiden gemeen hebben bij tijd en wijle vanuit een andere invalshoek belicht.
 
(door Hans van Loon)


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hans van Loon.