Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Rechters, het boek » introductie » Rechters

Rechters

De onderstaande tekst is een fragment uit het hoofdstuk Richteren, geschreven door Piet van Midden en verschenen in: Jan Fokkelman, Wim Weren (red.), De Bijbel Literair, Zoetermeer/Kapellen 2005.
 
Het boek Richteren valt in drie delen uiteen: 1:1-3:4 (inleiding) en de hoofddelen 3:5-16:31 en 17:1-21:25. De ‘breuk’ tussen de hoofdstukken 16 en 17 wordt vooral gekenmerkt door het feit dat in het eerste deel de heldenverhalen over de richters een plaats vinden en in het tweede deel de ontbinding van de broederschap (lees: de samenleving) wordt getekend. Er is veel discussie over de verschillende delen, die volgens sommigen elkaar zelfs tegenspreken. In het eerste deel zou de auteur zich bijvoorbeeld anti-monarchisch uitlaten, in het tweede deel (pro)monarchisch, een stelling die mij onhoudbaar lijkt. De geschiedenis van de tekst kan een lange weg hebben afgelegd en de heldenverhalen kunnen oeroude tradities bevatten. Wat nú voor ons ligt is een tekst die literair tot een eenheid is gesmeed. Met die literaire structuur is een theologische boodschap gegeven.

Wanneer we het boek Richteren indelen op grond van de optredende hoofdpersonen, komen we tot de op de volgende pagina vermelde onderdelen.

Na de historische inleiding in Richteren 1 volgt een intermezzo van de ‘bode van Bokim’, waarna in 2:6-3:4 een aantal ‘kadertehema’s’ -afval-berouw-vergeving-bevrijding- wordt neergezet. De bedoeling van JHWH met zijn handelen jegens Israël wordt toegelicht: ‘Het is een beproeving’ (2:22-23). Dan volgen de heldenverhalen in twee blokken van drie ‘grote’ richters: Otniël, Ehud, Debora-Barak (3:5-5:31), onderbroken door het optreden van een ‘kleine’ richter, Samgar in 3:31. Samgar wordt vaak niet onder de zogenaamde ‘kleine richteren’ gerekend, maar gezien zijn (o.a. literaire) positie en de rol die hij speelt verdient hij die naam wel. Het lied van Debora in 5:2-31 onderbreekt het narratieve stramien. Maar duidelijk is dat de auteur met ‘Toen had het land veertig jaar rust’ het optreden van het due Debora-Barak pas in 5:31 wil afsluiten. De zin ‘Het land had X jaar rust’ past in een vast literair kader van de auteur (zie daarvoor beneden). Daarna vinden we weer twee blokken van drie grote richters: Gideon/Jerubaäl, Jefta, Simson (6:1-16:31), eerst onderbroken door het optreden van twee ‘kleine richters’: Tola (10:1-2) en Jaïr (10:3-5), en na de Jeftacyclus door de drie kleine richters Ibsan in 12:8-10, Elon in 12:11-12 en Abdon in 12,13-15. Zo vinden we zes grote en zes kleine richters. Deze passage wordt onderbroken door hoofdstuk 9, waarin niet het richterschap maar het koningschap (van Abimelek) centraal staat.

Daarna volgt het tweede deel van het boek: de verschillen zijn verrassend groot. Geen heldenverhalen meer met buitenlandse vijanden, maar nu interne twisten, uitmondend in een regelrechte burgeroorlog tegen Benjamin. De broederschap is ver te zoeken.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Piet van Midden.