Met dank aan dr. Mehdi Jiwa
Moeder Teresa werd in 1910 geboren als Agnes Gonxha Bojaxhiu in een Albanees gezin in Skopje. Deze stad ligt tegenwoordig in Macedonië, maar maakte toen deel uit van het Ottomaanse of Turkse rijk. Haar vader sterft als ze zeven jaar oud is en Agnes blijft achter met een oudere broer en zus en haar streng religieuze moeder. Ze is een goede leerling en brengt samen met haar moeder vele uren door in de kerk. Ook na schooltijd is ze betrokken bij parochieactiviteiten. Ze vindt troost in geestelijke lectuur en correspondeert met missionarissen in India.
Geen enkele twijfel
Op haar twaalfde, in 1922, wordt het ook haar wens om missionaris te worden. Ze voelt voor het eerst dat ze een roeping heeft voor de armen en wil de wereld in om het leven van Christus te geven aan andere mensen. Het besluit om non te worden ontstaat enkele jaren later, op haar achttiende. “Sinds dat moment heb ik nooit ook maar een seconde getwijfeld of ik wel de juiste keuze had gemaakt; het was de wil van God. Het was Zijn keuze,” herinnerde ze zich. Ook al betekende dit dat ze haar familie en dierbaren moest verlaten: Agnes voelde dat dit is wat haar te doen stond.
Snelle leerling
Ze wil intreden bij de orde van Loreto in Bengalen, maar krijgt te horen dat ze daarvoor eerst naar de congregatie in Ierland moet, om daar Engels te leren. Dit wordt haar eerste bestemming. Op het station van Zagreb neemt ze afscheid van haar moeder: het zal de laatste keer zijn dat de twee elkaar hebben gezien.
Agnes is een snelle leerling, ze leert Engels, Hindi en Bengaals en zodra ze dit onder de knie heeft, mag ze haar verdere opleiding voltooien in India. Op haar negentiende vertrekt ze daarheen. Ze verandert haar doopnaam in Teresa, vernoemd naar de heilige Franse non Theresia van Lisieux. Zij was een groot voorbeeld voor Agnes, omdat ook Theresia het goede wilde doen in alledaagse, kleine, dingen. Agnes wordt overgeplaatst naar het Entally district, ten oosten van Calcutta, en gaat daar zeventien jaar lang lesgeven.
Verlangen naar de sloppenwijken
Ondertussen wordt haar verlangen, haar roeping, om de sloppenwijken in te gaan steeds intenser. Daar wil ze zich gaan inzetten voor de armen.
Eind 1948 was ze gereed om met het echte werk te beginnen. Ze begon met een openluchtschooltje onder een boom. Het duurde niet lang of het herhaalde opdreunen van het alfabet werd in Motijhil een vertrouwd geluid. Ofschoon de kinderen op de grond zaten, zagen de bewoners van de sloppenwijk wel dat hier goed werk werd verricht. In een sfeer van saamhorigheid zorgden ze dat er boeken en leitjes kwamen en schonken haar het weinige meubilair en geld dat ze konden missen om zo, op hun bescheiden wijze, hun waardering te tonen.
Begin januari 1949 beschikte moeder Teresa over vier hulpleraressen. En die had ze wel nodig ook, want het aantal leerlingen was inmiddels opgelopen tot zesenvijftig. Moeder Teresa schreef: ‘De sloppenwijken zijn voor mij een grote bron van vreugde, ik heb een heerlijke dag gehad met de kinderen – sommige van hen komen ons, al ver voor de tijd’ tegemoet hollen.’
Nauwelijks had Moeder Teresa het schooltje draaiende of ze richtte haar aandacht op haar volgende project: het openen van een huisapotheek. Ze was al begonnen de zieken te bezoeken. Tuberculose en melaatsheid, cholera, tetanus, de pest en meningitis heersten alom. Hoe groot haar organisatietalent was, blijkt wel duidelijk uit het feit dat Moeder Teresa binnen twee weken zowel een school als een huisapotheek annex dispensarium had geopend. Direct daaropvolgend besloot ze een tweede school te openen in de nabij gelegen sloppenwijk.
Tot nu toe had ze ingewoond bij de Kleine Zusters van de Armen, maar op een gegeven moment ging zij een eigen onderkomen zoeken. In Creek Lane vond ze een plek waar ze kon wonen en waar ze later met een aantal zusters zou wonen. Toch werd zij op de dag dat zij in het huis van Creek Lane trok door een grote eenzaamheid overvallen. Zij schreef: ‘Ik was de hele dag op straat, zonder gezelschap, zonder hulp, zonder geld, zonder garantie en zonder zekerheid’.
Ook schreef zij: ’28 februari: Mijn God, wat is de eenzaamheid een kwelling. Ik vraag mij af hoe lang mijn hart dit zal moeten verdragen. Ik moest steeds weer huilen. Iedereen ziet mijn zwakheid. Mijn God, geef mij de moed om mij tegen mezelf en mijn verleider te verzetten. Sta niet toe dat ik mezelf terugtrek van het offer dat ik uit eigen vrije wil en overtuiging heb gebracht. Onbevlekt Hart van mijn Moeder, heb medelijden met Uw arm kind. Uit liefde voor U wil ik leven en sterven als een Missionary of Charity.’
Een eigen congregatie
In 1950 kwam er een voorstel aan Rome voor erkenning van een eigen congregatie. Het reglement omvatte 275 regels en staat bekend als ‘de reglementen van de missionarissen van liefdadigheid’, die als volgt luidden:
‘Ze zou haar klooster moeten verlaten en leven als arme onder de armen; zij zou niet mogen beschikken over een groot huis of grote instellingen; haar werkterrein zou liggen in de sloppenwijken en op de trottoirs van Calcutta. Wanneer de congregatie al beschikking zou krijgen over grote huizen of instellingen, dan mochten deze slechts dienen om de hulpelozen, zoals in de steek gelaten kinderen, leprozen en stervende verschoppelingen onder te brengen. De missionarissen zouden een religieuze gemeenschap moeten vormen, geen groep van sociaal werkers. De liefde voor Christus in de armen moest hun drijfveer zijn.’
In de ogen van Moeder Teresa waren de drie geloftes van ‘kuisheid, armoede en gehoorzaamheid’ die ook reeds bij andere ordes werden afgelegd, niet voldoende voor deze nieuwe congregatie. De leden zouden een vierde gelofte afleggen ‘om in oprechtheid en zonder beloning de armsten onder de armen te dienen’. Deze gelofte zou de leden verplichten, ongeacht de zware arbeid die van hen werd vereist, met vreugde en zonder enige verwachting de zieken en stervenden, de verlatenen en verschoppelingen, de leprozen en diegenen die alle geloof en vertrouwen in het leven hadden verloren, geestelijk en praktisch bij te staan; hen te voeden, te kleden, te huisvesten en te verzorgen. Dat de zusters dit onmogelijk van achter kloostermuren konden doen was overduidelijk. Zij duidden deze vierde gelofte onveranderlijk aan als ‘onze weg’.
Duizenden vrijwilligers melden zich aan en overal ter wereld worden opvanghuizen opgezet door de zusters: tehuizen voor ouderen, voor weeskinderen, voor zieken en voor de allerarmsten. In 1963 ontstond er ook een mannelijke tak van de congregatie, die als inspiratiebron de congregatie van Moeder Teresa had, maar verder zelfstandig functioneerde.
Moeder Teresa had als nadrukkelijke wens voor haar en haar zusters om de straat op te gaan en niet binnen te blijven. ‘Ze moeten net als onze mensen de tram nemen of lopend hun doel bereiken. Daarom moeten we geen instituten oprichten en binnenshuis blijven. We moeten niet achter een muur blijven zitten en wachten tot onze mensen naar ons toe komen.’ Ze bagatelliseerde het werk van anderen die wel binnenshuis bleven zeker niet. Maar dit voelde zij nu eenmaal aan als haar taak: naar de mensen toe gaan. Naar de armen die niet zelf kunnen reizen, naar de uitverstotenen, naar de halfdode mensen die op straat weg liggen te rotten.
Kinderen van God
Deze mensen plukt zij van de straat en ze sjort met hen van ziekenhuis naar ziekenhuis. Als geen enkel ziekenhuis de bijna-skeletten wil opnemen, dan zorgt Moeder Teresa er hoogstpersoonlijk voor dat deze arme mensen toch verzorgd worden. Desnoods huurt ze een kamer en gaat er zelf naast zitten. ‘We kunnen een kind van God niet als een dier in de goot laten sterven,’ besluit ze.
Ze schuwt zieke mensen niet, zoals anderen vaak doen. Mensen met open zweren die van ongedierte moeten worden gezuiverd. Mensen met gezwellen op hun gezicht. Tuberculose- of lepra-patiënten: in iedereen ziet Moeder Teresa Jezus terug. Iedereen heeft zij even lief. Altijd zoekt ze het rechtstreekse contact met de mensen, die vaak zijn verworpen door hun eigen familie. Ze biedt troost met haar ogen, handen en zorgzaamheid. Door de aandacht die zij en haar zusters aan anderen schenken, ontstaat weer hoop bij de mensen. “Nu weet ik weer dat ik iemand ben in de ogen van anderen,” zei een melaatse patiënt.
Kracht van liefde
Of, zoals Eileen Egan in de biografie van Moeder Teresa mooi beschrijft: “Mensen wilden weten of hun leven er nog iets toe deed in het grote schema. Ze schenen dat te willen horen van iemand die niets van hen hoefde te hebben, geen partijlidmaatschap, geen steun op de weg naar de macht, helemaal niets. Ze hoorden het van een arme, machteloze vrouw die de diepten van het menselijk leed had verkend en die de wereld rondreisde met een tasje met twee sari’s.” … “Ze kregen een boodschap te horen die het antwoord was op de radicale honger van het menselijk hart, ze kregen de verzekering dat ze geen onbetekenende schakels in de ketting van de historie waren, niet zo maar ‘naakte apen’, dat er, ondanks die massale bewijzen van menselijke wreedheid, een kracht van liefde was die sterker was en dat zij daar deel vanuit konden maken.”
Jezus zien in iedereen
Moeder Teresa zag Jezus in iedereen. Daardoor kon ze iedereen lief hebben, zonder uitzondering. Eenmaal kwam er een vrouw op Moeder Teresa toe en keek haar aan met een intense blik, herinnert Egan zich. ‘Hoe kan ik Jezus zien in iedereen?’ vroeg ze. ‘Ik ken een man die mijn gezin verschrikkelijke dingen heeft aangedaan, heel verschrikkelijke dingen. Als ik kon zou ik het hem betaald zetten. Ik haat hem. Ik geloof dat ik hem zou kunnen vermoorden.’ ‘Die man is ook Jezus, alleen in een allerbedroevendste vermomming,’ antwoordde Moeder Teresa. De vrouw zweeg. Ze was kennelijk niet meer in staat om nog iets te zeggen. Het leek of ze probeerde te glimlachen. ‘Dank u,’ bracht ze eindelijk met moeite uit.
Niet denken maar doen
Moeder Teresa spendeerde niet te veel tijd aan analyseren en nadenken en twijfelen, maar ze ging direct over tot actie. Moest er een school komen? Dan was die er binnen een week. Een enorm organisatietalent ligt daaraan natuurlijk ten grondslag. Maar ook een flinke portie moed en doorzettingsvermogen. Was er geen eten voor de kinderen in een weeshuis? Dan ging ze de hele dag op pad en zorgde dat ze her en der eten bij elkaar kon schrapen.
Alle projecten van Moeder Teresa werden vanzelfsprekend en in alle stilte een feit, schrijft Eileen Egan in de biografie van Moeder Teresa. Zonder campagne te voeren, zonder een openlijke oproep. “Binnen een paar weken vroeg men zich af hoe het mogelijk was geweest dat de school er ooit niet had gestaan. Voor Moeder Teresa was er geen kloof tussen het signaleren van een behoefte en het ondernemen van actie om aan die behoefte te voldoen, hoe klein die actie ook mocht zijn. Bij de meeste mensen is er een hiaat, een tijd om even na te denken en plannen te maken, tussen de idee en de verwerkelijking daarvan.”
Dagelijkse wonderen
‘Tussen de idee en de werkelijkheid,’ schreef T.S. Elliott in The Hollow Men, ‘tussen de conceptie en de creatie, tussen de emotie en het antwoord valt de schaduw.’ Voor Moeder Teresa bestond deze schaduw niet. Misschien is het daardoor dat ze vaak gelukkige coïncidenties beleefde. Van die momenten dat alles precies in orde komt op het juiste moment. Door middel van dagelijkse kleine en grotere wonderen. Een verhaal dat ze kon vertellen: “De goddelijke voorzienigheid is zo fijngevoelig, zo attent in zulke kleine dingen. Een paar weken geleden had een patiënt een speciaal geneesmiddel nodig dat in Engeland gekocht zou moeten worden. Die dag werd ons een mandje vol geneesmiddelen gebracht. Bovenop lag dat speciale geneesmiddel. Alleen de liefde van de Vader kan zo fijngevoelig zijn.”
Moeder Teresa schrijft dit toe aan de Voorzienigheid. “God die voor alles zorgt, heeft altijd gezorgd voor Zijn schepselen en Hij zal blijven zorgen. Als we Gods tedere liefde niet hadden, ieder ogenblik van de dag, zouden wij niets zijn.”
Onstuimig & onvoorzichtig
Toch konden al deze directe acties ook wel eens anders geïnterpreteerd worden, namelijk als onstuimig en werd het gezien als gebrek aan voorzichtigheid. Ze leek alles te doen zonder erbij na te denken.
Zo brak er in 1946 in Calcutta een conflict tussen hindoes en moslims uit dat resulteerde in een massaal gevecht. Deze ‘Dag van het Grote Moorden’ veroorzaakte vijfduizend doden in de straten en ten minste tien keer zoveel gewonden. Alle voedselaanvoer lag stil, terwijl Moeder Teresa in een klooster met driehonderd meisjes zat, zonder eten. Niemand mocht de straat op, maar ondanks de rellen buiten ging Moeder Teresa toch op zoek naar eten. Ze werd aangehouden door een vrachtwagen vol soldaten die haar tegenhield. Ze vertelde hun dat zij het risico wel moest nemen, ze zat met driehonderd leerlingen die niets te eten hadden. De soldaten hadden rijst en reden haar terug naar de school om de zakken uit te laadden. Voor haar was dit het teken dat Jezus iets gaf zonder enig voorbehoud.
Haar persoonlijke gelofte
Haar reden om altijd ogenblikkelijk te handelen, was omdat ze trouw wilde blijven aan haar gelofte, de persoonlijke gelofte die zij deed in 1942: ‘Ik heb God een gelofte gedaan, op straffe van doodzonde, om God alles te geven wat Hij maar vraagt, Hem niets te weigeren.”’ Deze was van grote betekenis voor haar en motiveerde al haar handelen. Hiermee gaf ze zichzelf volledig aan God.
Het zelf opgeven
Moeder Teresa: “Waarom moeten wij onszelf totaal aan God geven? Omdat God Zichzelf aan ons gegeven heeft. Als God, die ons niets schuldig is, bereid is ons niets minder dan zichzelf te geven, moeten wij daar dan op antwoorden met slechts een fractie van onszelf? Ons volledig aan God geven is een manier om God Zelf te ontvangen. Ik voor God en God voor mij. Ik leef voor God en God voor mij. Ik leef voor God en geef mijn eigen zelf op, en op die manier beweeg ik God ertoe voor mij te leven. Daarom moeten wij, om God te bezitten, Hem toestaan onze ziel te bezitten.”
Door deze gelofte kon zij haar uitputtende werkzaamheden volhouden. Door deze gelofte kon zij voortdurend vriendelijk blijven tegen mensen en liefde blijven uitstralen, ook al was zij soms oververmoeid en geïrriteerd. Haar opvatting en beoefening van geloften was ook sterk beïnvloed door haar culturele achtergrond, schrijft Brian Kolodiejchuk in ‘Kom, wees mijn licht’. “Ze was opgegroeid in een gezin dat diep geworteld was in de Albanese tradities, en zo was zij vertrouwd met de zeer gerespecteerde en gekoesterde praktijk van besa, oftewel ‘woord van eer’. Omdat besa absolute trouw vraagt aan een gegeven woord, heeft het een haast sacraal karakter zoals een eed of een gelofte; het kan niet worden gebroken, al kost het je je leven.
Later zou Moeder Teresa verklaren: ‘Zij (de Albanezen) hebben een woord, besa, wat betekent dat, zelfs als jij mijn vader hebt gedood en de politie zit achter je aan, als ik je mijn woord heb gegeven, ik je naam niet zal verklappen, zelfs als de politie mij doodt.’ In het licht van haar afkomst, kreeg de persoonlijke gelofte van Moeder Teresa nog meer gewicht: Zij was vastbesloten trouw te blijven aan haar woord dat zij God had gegeven, al zou haar dat het leven kosten.” Ze was niet bang voor deze verplichting, deze onderworpenheid. Ook al betekende dit dat zij ieder moment haar eigen wil verzaakte. “In het geven aan Jezus wat Hij ook maar vroeg vond zij haar diepste en blijvende vreugde; in het vreugde geven aan Hem vond zij haar eigen vreugde,” schrijft Kolodiejchuk.
Andere kritiek
Buiten haar gebrek aan voorzichtigheid, kwam er ook andere kritiek op Moeder Teresa. Ze zou als ‘Engel van de Armen’ alleen de gevolgen van armoede aanpakken, zonder het bestrijden van de oorzaken. En ook haar conservatieve gedachten over geboortebeperking, abortus en euthanasie vielen niet bij iedereen in goede aarde. Over abortus zei zij in een interview: ‘Als een moeder haar eigen kind kan doden, kan iedereen een ander doden. Dan vernietig je een levend wezen dat voor grotere dingen is geschapen: om lief te hebben.’
Vooral Christopher Hitchens was een fervent tegenstander. Hij zorgde voor opschudding in Groot-Brittannië met de tv-documentaire Hell’s Angel die hij over Moeder Teresa maakte en hij schreef tevens een kritisch boek. Hij schilderde haar af als ‘Vijand van de Verlichting en dienares van Wereldlijke machten’ en bekritiseerde haar kruistocht tegen voorbehoedmiddelen en abortus. Het weerhield Moeder Teresa nergens van. Op een punt kwam ze altijd weer terug, vooral later toen ze werd geconfronteerd met legioenen verslaggevers, hetzij in New York, Rome, Beiroet of Melbourne: ‘als ik die eerste man die op straat lag te sterven niet had opgenomen, zou ik later niet al die duizenden hebben opgenomen.’
Leven in strikte armoede
De hele levenswijze van Moeder Teresa en de zusters waren erop toegespitst dat ze zich verbonden met de allerarmsten. Dit ging tot de kleding aan toe. De sari’s waren gemaakt van hetzelfde ruwe katoen als de armen van de stad droegen. Daarnaast had iedere zuster ondergoed, vaak gemaakt van meelzakken die telkens weer gewassen werden om het materiaal zachter te maken, een paar sandalen, een klein crucifix en een rozenkrans.
Ook als ze naar het buitenland ging, hield ze vast aan het leven in deze strikte armoede. Voor een tehuis dat in New York werd geopend bijvoorbeeld, wilden ze ook gebruikmaken van eenvoudige bedden en eenvoudig meubilair – liefst tweedehands en niet gevernist. Ook al wilden de mensen in New York moeite doen om het allemaal zo mooi mogelijk te maken: Moeder Teresa bleef strikt vasthouden aan de armoede. “Een vasthoudendheid die in onze consumptiemaatschappij gemakkelijk had kunnen verslappen,” schrijft Egan. Als ze jaren later de Nobelprijs voor de Vrede krijgt uitgereikt, weigert ze ook mee te eten van het overvloedige banket. Liever wil ze dat dit geld naar de armen in Calcutta gaat.
Strenge dagindeling
De dag van de zusters begon om twintig voor vijf ’s ochtends. “Het is een dagindeling die heel ver af ligt van het patroon in de consumptiemaatschappij. Toch is het – paradoxaal en misschien bijna niet te bevatten – een dagindeling die een haast tastbare vrede en vreugde brengt aan degenen die zo leven,” schrijft Egan. De meeste zusters gingen – na een strakke dagindeling van bidden en helpen, rond 22 uur naar bed. Moeder Teresa niet. Die moest vaak nog opblijven om talloze brieven te beantwoorden, met de hand. Toch stond ze iedere dag stipt op dezelfde tijd weer op.
“Aan dit schema hield ze jaar in jaar uit vast, zonder over vermoeidheid te spreken, zonder ooit haar vermogen om zich te verdiepen in godsdienstige overpeinzingen te verliezen of haar kalmte in de relaties met de talloos velen die in haar leven kwamen,” schrijft Egan. “Toen ik haar eens vroeg hoe ze toch met zo weinig slaap toe kon, terwijl ik een kleine lezing hield over de behoefte van het lichaam aan slaap, gaf ze me een ondeugend glimlachje en zei: ‘Ik slaap heel vlug!’” Toch moest ze wel beschermd worden, schrijft Egan in haar biografie, aangezien Moeder Teresa zichzelf niet beschermde. ‘Ze brandde zichzelf eenvoudig op.’
Diepe duisternis
Door haar volle overgave lijkt het wel alsof Moeder Teresa vervuld is van Jezus, alsof ze hem altijd bij zich voelde, in haar hart. Toch komt uit het boek ‘Kom, wees mijn licht’ een andere Moeder Teresa naar boven. Daar blijkt dat ze jarenlang een worstelende gelovige is geweest. Al die tijd heeft ze niet het gevoel gehad dat Jezus bij haar was en heeft ze een diepe innerlijke strijd gevoerd.
In een brief uit 1959, gericht aan Jezus, komt naar voren hoe diep haar eenzaamheid was: “In mijn hart is geen geloof – geen liefde – geen vertrouwen – er is zo veel pijn – de pijn van verlangen, de pijn van niet gewenst zijn. – Ik verlang naar God met alle krachten van mijn ziel – en toch is daar tussen ons in – een vreselijke afgescheidenheid. – Ik bid niet langer. –Ik breng woorden uit van gemeenschappelijk gebed – en doe mijn uiterste best om uit ieder woord de zoetheid te persen die het kan geven.” De brief ondertekent ze met ‘Uw kleintje’. Deze pijnlijke eenzaamheid, dit diepe innerlijke lijden, komt vaker voor in de katholieke mystieke traditie. De heilige Johannes van het Kruis noemde dit al de ‘donkere nacht’. Dit wordt gezien als pijnlijke zuiveringen die nodig zijn, voordat men kan overgaan tot een complete hereniging met God.
Nobelprijs voor de Vrede
Ondanks haar geestelijke dorheid en de afwezigheid van God in haar leven, blijft Moeder Teresa toch doorgaan met al haar werk. Dit blijft ze tot het einde van haar leven doen in volle overgave. Steeds zij ze: “Zoek niet naar grote dingen, doe gewoon kleine dingen met grote liefde… Hoe kleiner het ding is, des te groter moet onze liefde zijn.” In 1979 ontvangt Moeder Teresa de Nobelprijs voor de Vrede voor al haar werk. In 1997 overlijdt ze in Calcutta.
Haar gedachtegoed blijft voortleven bij miljoenen mensen en haar adviezen blijven belangrijk in deze veranderende samenleving. “Laat iemand die naar je toekomt, altijd beter en gelukkiger vertrekken,” zei ze altijd tegen haar zusters en co-workers. “Wees de levende uitdrukking van Gods vriendelijkheid, vriendelijkheid op je gezicht, vriendelijkheid in je ogen, vriendelijkheid in je glimlach, vriendelijkheid in je warme begroeting.”
In 2003 werd ze zalig verklaard door paus Johannes Paulus II.
Bronnen:
• Dr. Mehdi Jiwa, ‘Moeder Teresa en haar weg naar vrede’, in: Voorlopers in de Vrede
• Brian Kolodiejchuk, Moeder Teresa. Kom, wees mijn licht
• Moeder Teresa, Geen groter liefde
• Eileen Egan, Moeder Teresa. De biografie
Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Dr. Mehdi Jiwa.