Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Wilhelm voor familie en vrienden, was een denker die werd geboren in de achttiende eeuw, maar veel meer thuis hoorde in de negentiende eeuw. Tijdens zijn leven ontwikkelde hij een filosofie dat het systeem van de wetenschap noemde, en waarin de dialectiek een belangrijke rol speelde. Hij was één van de eersten die de geschiedenis tot voorwerp van filosofische reflectie maakte. Hegel stond aan de ene kant in de traditie van de Verlichting, die geloofde in vooruitgang en verbetering, maar zag aan de andere kant ook in dat het pad van de vooruitgang niet alleen over rozen gaat, maar dat negativiteit (lijden, dood, tijdelijke terugval in de barbarij etcetera) eveneens het lot van de geschiedenis van de mensheid tekenen. Hegel geloofde in het grote verhaal van het christendom, dat hij (zoals zoveel dingen) bevatte door middel van zijn dialectiek. Zowel in zijn eigen tijd als nu is zijn denken zeer omstreden.
Theologie in Tübingen en Grieks lezen
“Hegel is begonnen met theologie te studeren in Tübingen, in een seminarie voor de Lutherse kerk (dat er overigens nog steeds staat, en waar hij zijn kamer deelde met de dichter Hölderlin en zijn collega-filosoof Schelling). Dat wil zeggen, hij had een behoorlijk gedegen kennis, ook vakmatig, van theologie. Daar is hij mee begonnen. Als kind las hij al allerhande klassieke Griekse auteurs, in het Grieks, je moet het maar kunnen. Daardoor is hij eveneens sterk beïnvloed. Op het seminarie kwam hij ook in contact met de filosofie van zijn tijd, Rousseau, Kant en Fichte en andere denkers. Binnen de klassieke filosofie was Aristoteles een belangrijke auteur voor hem. Daarnaast mag de Romantiek niet onvermeld blijven, daar was Hegel een scherp criticus van.”
Maatschappij en economie
“Op maatschappelijk gebied waren de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen enorm bepalend voor Hegels denken, hij leefde op het breukvlak van de 18e en 19e eeuw en heeft de beroemde Revolutie bewust meegemaakt. Later zou hij ieder jaar op 14 juli het begin van de revolutie vieren met het uitbrengen van een toast. Maar hij was ook ontzet over de gevolgen daarvan meegemaakt: het terreur onder Robespièrre. Hegel woonde in Jena toen de Franse troepen van Napoleon die stad binnenvielen en de hele stad kort en klein sloegen. In zekere zin was Hegel een bewonderaar van Napoleon. Er is een beroemde tekst van hem waar hij aan een vriend of kennis schrijft over het moment dat Napoleon de stad binnen rijdt in 1806. Hegel loopt naar buiten om deze man te zien en omschrijft hem als 'de wereldziel op één punt geconcentreerd'. Hij had in de gaten dat er iets gebeurde.”
“Gek genoeg heeft Hegel ook vrij uitvoerig studie gedaan naar de economische theorieën van zijn tijd. Dat is ook terug te vinden in zijn geschriften: Hegel heeft teksten geschreven waarvan je zonder meer zou denken dat ze van Marx komen.”
Religie
“Op religieus gebied waren veel mensen van die tijd op wat voor manier dan ook getekend door de naweëen van de godsdienstoorlogen. Ondanks dat de godsdienstoorlogen al lang voorbij waren, waren er altijd nog elementen van godsdienstige intolerantie. Hegel was de eerste die de fundamentele politieke betekenis van de godsdienstoorlogen in de gaten had.”
“In een premoderne samenleving vormden politiek en religie één groot geheel. De godsdienstoorlogen begonnen en dat leverde een enorm conflict op. Het was de eerste keer dat er een burgeroorlog in het moderne Europa plaatsvond. Oorlogen waren totdantoe gevechten tussen staande legers, die een hoop ellende en doden met zich mee brachten, maar dat waren huurlingen en het bleef beperkt. Godsdienstoorlogen, dat waren regelrechte burgeroorlogen. In Duitsland stief éénderde van de bevolking door de godsdienstoorlogen. Dat heeft een ongelooflijke impact. Hegel doordenkt, tevens typisch voor zijn filosofie, wat hier gebeurt. Voor het eerst in de geschiedenis trekt de overheid, de staat, zich terug uit een bepaald domein van het maatschappelijk leven, zijnde de religieuze overtuigingen van de mensen, en laat dat over aan de burgers zelf. Daarmee ontstaat een staatsvrije zone, een gebied waar de overheid niet rechtstreeks invloed op heeft. Dit is het begin van de burgerlijke samenleving.”
Samenvattend
“Wat zijn nu de bronnen van Hegels denken? Dat zijn twee zaken die hem buitengewoon interesseerden en waar zijn werk altijd rondom heeft gedraaid: politiek en religie. Dat kwam voortdurend terug.”
Verruiming van de rede: Hegel breidt het begrip wat redelijk te begrijpen valt, waar je filosofisch over kunt nadenken, enorm uit. Onder andere tot de geschiedenis, maar ook tot religie, politiek en kunst.
Ochtendkrant als morgengebed
“Hegel trekt de belangrijke conclusie dat er aan de geschiedenis iets te begrijpen valt, meer nog dat zij een lijn heeft. De geschiedenis is dus niet een soort opeenvolging van allerlei contingente gebeurtenissen. In de geschiedenis gebeuren dingen die het overdenken waard zijn. Denk bijvoorbeeld aan 9/11 dat tien jaar geleden plaatsvond. Daar zijn nu allerhande commentaren over te lezen, wat heeft dat betekend? Niet alleen wat betreft het aantal doden, maar ook in ons denken over multiculturalisme etcetera. Voor veel deskundigen vormen die aanslagen een soort symbolisch markeerpunt in de geschiedenis, en daar gaat het Hegel om. Die benadering, om historische gebeurtenissen als voorwerp te nemen van een filosofische, theoretische reflectie, wordt het eerst toegepast door Hegel.”
“Een mooie uitspraak van Hegel: 'De ochtendkrant is het morgengebed van de filosoof'. Iedere filosoof, die naam waard, neemt als startpunt de krant om te begrijpen wat er aan de hand is. Een andere beroemde uitspraak: 'De filosofie is haar tijd gevat in het denken'. Je kunt nadenken over wat er gebeurt op het gebied van onder andere politiek en cultuur. Dat is één van de grote vernieuwingen die hij in het denken, ook een vernieuwing ten opzichte van Kant, die misschien wel globaal over geschiedenis had nagedacht, maar veel minder systematisch. Hegel overdacht dit filosofisch en een aantal van deze historische analyses zijn dan ook beroemd. Bijvoorbeeld de Franse Revolutie, waarvan Hegel op een fascinerende manier laat zien waarom deze ontaardt in terreur, hoe het niet anders kon dan dat de Franse Revolutie uitliep op een verschrikking. Niet omdat er toevallig een meneer Robespièrre rondliep, maar vanwege de interne dynamiek die iedere revolutie kenmerkt en die ons dus ook in staat stelt om andere revoluties, zoals de Russische en de Iranese, te begrijpen. Dat denkschema wat hij daar bedacht heeft, is nog altijd klassiek.. Als een soort model.”
Aristoteles meets modern thinking
“Hegel is nieuw in de ontwikkeling van een historisch begrip. Als je de werkelijkheid wilt begrijpen, dan kun je die niet zien als een statische gegevenheid, maar als iets dat zich in de loop der tijden, in geschiedenis ontwikkelt. De werkelijkheid is niet zoiets van 'pats-boem' dat is er. De werkelijkheid is iets dat zich volgens een bepaalde dynamiek ontwikkelt, die Hegel later dialectiek zal gaan noemen. Het is niet zo dat Hegel denkt: 'Laten we de zaak eens in een leuk vormpje gieten'. Nee, die werkelijkheid is zelf dynamisch, is zelfbeweging. Hegel verbindt Aristoteles met het moderne denken. Aristoteles beziet de werkelijkheid als iets statisch. Er is wel evolutie, maar heel beperkt en gelijkmatig. Bij Hegel wordt die dynamiek veel radicaler gedacht, met name de plaats die de negativiteit inneemt.”
“Wat is nu de historische rede? De historische rede is een poging om de redelijkheid die in de loop van de geschiedenis is opgebouwd, om die te begrijpen en daarop voort te bouwen. Niet zelf het wiel uitvinden. Je bouwt voort op de redelijkheid die er is. Dat geldt niet alleen voor de exacte wetenschappen, waar dat maar relatief omstreden is. Maar ook voor de geschiedenis in bredere zin. Op een dialectische manier begrijpen wat redelijk is in de geschiedenis. Redelijk is niet wat jij hier en nu kunt bedenken als zijnde in jouw belang of wat jij redelijk en rationeel vindt. Nee, redelijk is datgene wat niet alleen voor jou, maar ook voor anderen acceptabel is, en wat uiteindelijk inherent aanwezig is in de werkelijkheid. Dat is wat verbindingen legt tussen deze visie en een andere visie.”
Vrijheid
“Het is een wezenseigenschap is van de mens. Al vanaf Socrates treedt die gedachte op, maar sinds het christendom wordt vrijheid geïnterpreteerd als behorende tot de kern van de mens. De verhouding van God tot mens wordt erdoor bepaald. Namelijk, God heeft de mens geschapen als vrije wezens, die de mogelijkheid hebben om tegen zijn wil in te gaan. Mensen zijn geen geestelijke automaten die altijd doen wat God wil. Ze zijn vrij. Dit principe blijft eerst een hele tijd sluimeren, maar bij de Franse Revolutie wordt dat voor het eerst als politiek principe geponeerd en is sindsdien een fundamentele constante gebleven in ons denken over politiek. In de Verklaring van de Rechten van de Mens, die tijdens de Franse Revolutie is geproclameerd, meldt het eerste artikel: 'Alle mensen worden vrij en gelijk geboren', en dat principe wordt hernomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948.”
Hegel laat zien dat dit principe lang geleden begint en pas bij de Franse Revolutie een basisprincipe wordt van moderne staten. Dat moet natuurlijk allemaal in wetgeving worden ingebed, maar Hegel zegt heel duidelijk: 'Een moderne staat die naam waardig moet gebaseerd zijn op de vrijheid.' En daar kunnen dan allerhande dingen mislopen, zoals terreur, maar dat is de kern.”
“Dat principe van vrijheid is aanvankelijk eigenlijk abstract, een soort algemene idee. Een open deur, een waarheid als een koe. Alle mensen zijn vrij, wat betekent dat nu? Alle mensen zijn vrij, dat betekent blijkbaar dat ik de vrijheid zou hebben om allerhande dingen naar anderen te doen die Onze Lieve Heer zeker verboden heeft. Ja, ik ben toch vrij? Wat dan vanuit de vrijheid ontstaat is een soort recht van de sterkste. Vanuit die eigen dynamiek ontaardt de vrijheid in het tegendeel van wat vrijheid is. Want ik kan fijn mijn vrijheid vieren als ik sterker ben dan jij, dat betekent wel een totale verdwijnen van jouw vrijheid. Dat is die negativiteit, de dynamiek die niet alleen de geschiedenis, maar bijvoorbeeld ook ons denken over vrijheid voorstuwt.”
“Door scha en schande komen mensen erachter, dat het nodig is om vrijheid concreet te maken. Om dat doel te bereiken heb je wetgeving nodig die jouw vrijheid beschermt tegen mijn eventuele inbreuken daarop. Van het negatieve moment kun je zeggen: dat is alleen maar slecht. Echter, het laat ook zien dat die vrijheid inderdaad heel belangrijk is. De negativiteit is nodig omdat het laat zien hoe belangrijk die vrijheidsdynamiek is, meer bepaald hoe je die vrijheid moet opvatten opdat zij niet alleen de vrijheid van mij, maar de vrijheid van iedereen is. Wanneer die vrijheidsdynamiek, die in ons allen zit, niet op de één of andere manier in verband wordt gebracht met de vrijheid van anderen, dan krijg je een probleem. Die hele beweging van nadere bepalingen van wat vrijheid werkelijk is, is wat Hegel dialectiek noemt.”
Wat is dialectiek?
“Dialectiek is niet simpel: these, antithese, synthese. Dialectiek is de inwendige dynamiek van de werkelijkheid zelf, die vertrekt vanuit het eerste principe, dat nog vaag, abstract en vol interne tegenspraak zit. Dat interne principe (these) gaat zich ontwikkelen naar een bepaald extreem. Ik ben vrij, yes! In die vrijheid zit de grenzeloosheid ingebakken. In het zich ontplooien van dat moment komt die vrijheid tot zijn negatieve extreem dat feitelijk leidt tot een ontkenning van die vrijheid (antithese). In zijn totale antithese moet die extreme negativiteit zichzelf negeren, om tot een concrete vrijheid voor iedereen te komen (synthese). Dit is niet een uitwendige, maar een inwendige beweging.”
“Wat wel eens gezegd wordt in het kader van een dialectische kijk op de geschiedenis: de slinger gaat heen en weer. Dat zijn voor Hegel allemaal oppervlakkige formele schema's die geen enkele helderheid bieden. Het komt erop aan om de inwendige dynamiek van iets als vrijheid (of gelijkheid, of allerhande principes) te snappen. Om vervolgens te laten zien hoe die zich tot een bepaald extreem ontwikkelen en hoe dat extreem de hele uitgangspositie negeert. Dat is de negativiteit, die op haar beurt genegeerd moet worden. Anders gezegd: In de mate waarop die negativiteit de uitgangspositie zelf totaal negeert, dat aspect moet genegeerd worden. En dat is dan de synthese.”
“Met andere woorden, die vrijheid waarmee we begonnen, dat is de belangrijke idee. Die vrijheid is een eindeloos iets. Ik ga die vrijheid steeds verder uitbreiden, wat resulteert in de negatie van de vrijheid. De conclusie moet niet luiden: die vrijheid moet afgeschaft worden, want dan ben je weer terug bij af. Wat behouden moet worden is de innerlijke dynamiek die in de werkelijkheid (in dit geval: in de vrijheid) zit. Die innerlijke dynamiek maakt het mogelijk om de vrijheid niet abstract te denken, maar gerelateerdaan de vrijheid van anderen. Ik ben niet in mijn eentje op de wereld, ik ben hier samen met anderen. Het samenbrengen van dat moment is niet het afschaffen van de vrijheid, maar alleen het negeren van het extreem, van die negativiteit (een dubbele negatie) en dat resulteert in een adequate concretisering van wat vrijheid is.”
“Het is niet zo dat iemand zegt: 'Jongens, we slaan elkaar hier de koppen in. Laten we om het uit te houden met elkaar, die wetten bedenken.' Mensen komen zélf tot het inzicht dat een bandeloze vrijheid abstract blijft en in haar tegendeel dreigt te verkeren. Er is namelijk geen enkele mogelijkheid om die vrijheid inhoud te geven. Want iedere keer moet je voor en achter je kijken of er niet iemand is die jou naar het leven staat. Dus kom je erachter dat die vrijheid, die in eerste instantie heel fancy lijkt, toch niet zo'n goed idee is. Dan kom je uit bij de vrijheid die aan wetten gebonden is. En dan wordt er niet gezeurd over 'die verrekte wetten die mijn vrijheid aan banden leggen', nee, dan zie je in dat die wetten de concretisering zijn van vrijheid. Dankzij wetten kan mijn vrijheid reëel gestalte krijgen. En daarmee negeer je die negativiteit en kom je tot de synthese, in dit geval een concrete vrijheid.”
“Dus waar vrijheid en wet tegenover elkaar lijken te staan, blijkt het dat die veel meer met elkaar te maken hebben. Je hebt de vrijheid om alle dingen te doen waar je zin in hebt, maar als er geen arbeidswetgeving bestond of betaalde dienstverbanden, contracten, opzegvergoeding, nou dan was je wel snel klaar met je vrijheid, want dan kon je wel doen en laten wat je wilde, maar je had geen brood op de plank. Dat is wat Hegel abstract noemt. Dit is zijn dialectiek. Wel wat ingewikkelder, maar ook veel interessanter dan alleen maar dat stomme schema these-synthese-antithese. Daar zitten wel elementen van in, maar toch zou Hegel daarvan zeggen – ik geloof dat hij het zelfs eens uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen – 'dat heeft helemaal niets met dialectiek te maken'. Dialectiek is de immanente dynamiek in onder andere de geschiedenis en de posities die we innemen. Hetzelfde kun je zeggen over andere grote waarden van onze samenleving, bijvoorbeeld gelijkheid.”
Christendom
“Als je het christendom interpreteert, dan zie je ook daarbinnen die dynamiek. God die de wereld schept, zich daarin vervreemdt. De term vervreemding, als filosofische term, verwijst naar het negatieve moment van de dialectiek. De wereld is Gods schepping, maar God is oneindig en de wereld per definitie eindig. Hoe hangen die twee nu samen? De band tussen God en wereld komt het meest tot uitdrukking doordat God zijn zoon ter wereld brengt. Hij wordt mens en sterft uiteindelijk aan het kruis. Hegel zegt daarover letterlijk: 'God zelf is dood'. Heel beroemde uitspraak. Het extreem van het extreem van de negativiteit. Waar het absolute, God, in zijn extreme negativiteit sterft. Dat moment moet je radicaal serieus nemen, want het is fundamenteel voor de relatie tussen God en mens, maar dat wordt opgeheven door de verrijzenis. Uiteindelijk keert de wereld onder leiding van de verrezen Heer terug naar God. Niet meer vervreemd. Die vervreemding wordt die radicale negativiteit die de kruisdood van Jezus Christus is, die wordt zelf genegeerd.”
Opheffen
Dat is dus min en min is plus..
“Ja, in zekere zin, maar opnieuw zegt Hegel: 'Dat is helemaal fout wat je nu zegt, want dat is weer zo'n abstract erop geplakt schema.' Een rekensommetje. Waar en niet waar. Door dat zo te denken, vat je niet de interne dynamiek die erin zit.”
U zegt 'je moet het negeren'. Je negeert iets als twee dingen tegen elkaar weggestreept kunnen worden, dan kun je het gaan negeren.
“Dat is wel belangrijk, want dat klopt niet. De term opheffen (aufheben), waar men spreekt over het opheffen van die vervreemding, de motor van de dialectiek, heeft drie betekenissen:”
Afschaffen
Op een hoger niveau brengen
Bewaren
“Wat is er nu fout aan jouw min en min is plus? Daar zit dus wel het afschaffen in, het negatieve wordt opgeheven in de zin dat het wordt afgeschaft. Maar die andere twee niet.”
“Het mensworden van God, dat is geen minor detail, dat is fundamenteel voor het christendom. Meer nog, God voordat hij de wereld geschapen heeft, is niet dezelfde als God die zich veruitwendigt in de wereld. Er gebeurt iets, dus in die zin is het bewaren cruciaal. En tegelijkertijd is het op een hoger niveau brengen omdat die verzoening steeds op een hoger niveau gebeurt.”
Opvoeding
“Een ander voorbeeld, de dialectiek die met opvoeden te maken heeft. Een kind heeft allerhande mogelijkheden abstract in zich, maar die mogelijkheden moeten verwerkelijkt worden. Concreet: het leren van een taal. Alle kinderen hebben de mogelijkheid om een taal te leren, afgezien van specifieke uitzonderingen. Maar als er geen volwassenen zijn die tegen je aanpraten, zul je nooit een taal leren. Denk aan de wolfkinderen.”
“Voor zo'n kind is het een geweldige zelfvervreemding, vreemd genoeg, om die taal te leren. Waarom? Omdat ontwikkelingspsychologisch zo'n kind een soort oneindig verlangen heeft om opnieuw één te worden met de moederschoot en naar een leven zonder enig gebrek of differentiatie. Dat gaat natuurlijk niet, die weg terug is onmogelijk. Dat kind kan alleen verder komen als het iets wil. Tegen kleine kinderen die vreselijk lastig zijn, zeg je als ouders: 'Ja hoor eens, je moet wel zeggen wat je wilt! En als je niet zegt wat je wilt, dan kan ik daar ook niks mee.' Maar het verlangen van die kinderen is oneindig en ongedifferentieerd. En dan moeten ze verdikkeme zeggen wat ze willen! Dat is een radicaal moment van zelfvervreemding. Dat is een totale negativiteit, want wil het kind iets krijgen, dan moet het zijn eigen oneindige, ongedifferentieerde verlangen opgeven.”
“Dat gebeurt in de taal. Door de taal zegt een kind: 'ik wil een koekje'. Daarmee wordt het oneindige verlangen nooit ingevuld. Dat betekent dus dat wij als mensen gedoemd zijn om levenslang te blijven verlangen. Dat bedoelt Augustinus als hij zegt: 'Onrustig is ons hart, tot het rust vindt in U'. Die fundamentele onrust, die typisch is voor de mens, die heeft alles te maken met het totstandkomen van de taal. Dat is radicale zelfvervreemding, want het kind treedt toe tot een cultuur, een culturele orde waarin mensen met elkaar omgaan en gesproken wordt, waar verlangens geuit kunnen worden, dat is ontzettend belangrijk. Maar een hoog prijskaartje, want dat oorspronkelijk ongedifferenteerde verlangen, dat moet het daarmee opgeven. Dat ben je kwijt, maar er komt iets anders voor in de plaats.”
“Wat is opvoeden? Dat is voortdurend kinderen aanzetten tot dingen die ze aanvankelijk helemaal niet willen; waarom moet je nou zo hard werken, waarom moet je op school zitten? Maar aan het eind van de rit, ben je blij met de dingen die je gedaan hebt doordat jouw ouders jou daartoe hebben aangezet. Dat is opheffen. Achteraf zie je in dat die totale vervreemding (die stomme studie, stomme ouders, etcetera) dat dat niet iets vreemds is, maar dat dat jouw studie is! Dat dat maakt tot wie jij nu bent. Dat is de synthese. Dat je via een zelfreflectieproces tot inzicht en erkenning komt.”
Bijbel en Griekse literatuur
“De cruciale zin van het verhaal van de Emmaüsgangers: 'Moest de Heer dit alles niet meemaken om in zijn heerlijkheid binnen te gaan?' Dat is de dialectiek. Het inzicht dat dat noodzakelijk is voor de opheffing. Een ander voorbeeld, de Odyssea. Odysseus wordt door de goden gepest. Hij vertrekt uit zijn koninkrijk Ithaca, gaat naar Troje, voert daar die strijd en de goden hebben het een beetje met hem gehad. Zij verhinderen hem om terug te keren naar Ithaca, maar is gedoemd om tien jaar lang op zee rond te zwalken. Hij maakt vanalles mee, wat in de Odyssea beschreven wordt. Op het eind komt hij totaal bedroefd en totaal vervreemd aan op het eiland der Phaeaken met de knappe Nausicaä. Hij wordt daar vriendelijk ontvangen en aan de mooie Nausicaä vertelt hij wat hij allemaal heeft meegemaakt. Die avonturen bepalen wie Odysseus is, dat is niet iets vreemds, dat is wat Odysseus is. En pas als hij dat beseft en erkent dat die hele zwerftocht zijn tocht is, kan hij terugkeren naar zijn eiland Ithaca, de vrijers uitmoorden en opnieuw met zijn vrouw samen zijn. Daarom wordt dat hele project van Hegel ook wel de Odyssea van de geest genoemd. Een cirkelbeweging: de reis maken, tot inzicht komen dat het zijn reis is, dat hij daar ook verrijkt uitkomt en daarmee wordt de vervreemding opgeheven.”
Charlatan
“Hegel is één van de meest omstreden denkers in de hedendaagse filosofie. De analytische, Angelsaksische filosofen vinden hem gewoon een charlatan die alleen maar ingewikkelde begrippen naast elkaar zet – hoewel daar ook verandering in aan het komen is.”
Marx
“Aan de ene kant heeft Marx enorm veel van Hegel geleerd, maar aan de andere kant vindt hij dat de geschiedenis niet gestuurd wordt door de geest en het ideëele, maar door materiële onderbouw, d.w.z. het spel van productiemiddelen en sociale productieverhoudingen; de economische sector. Marx neemt de dialectiek over, maar de motor daarvan is een totaal andere.”
Blijft alles bewaard?
“Hegels visie op de werkelijkheid, in samenhang met zijn dialectische systeem wordt op fundamenteler niveau heel erg bekritiseerd. Volgens Hegel zelf heeft hij de dialectiek niet uitgevonden, maar heeft de werkelijkheid zelf een dialectische structuur. Het is zelfbeweging. Hegel ziet zichzelf als degene die deze structuur alleen maar begrippelijk filosofisch formuleert, meer doet hij niet. Door deze redenering ontstaat een soort paralogisme. Alles kan op de één of andere manier begrijpelijk gemaakt worden. Alles valt op z'n plaats en via het opheffen gaat niets verloren. Alles blijft uiteindelijk in één grote, allesomvattende synthese bewaard.”
“Is dat wel zo? Gaan er geen dingen onherroepelijk verloren? Is het zo dat alles wat de moeite waard was uit bijvoorbeeld de Middeleeuwen, met achterlating van het negatieve, wordt meegenomen? Of zijn er ook dingen die radicaal verloren zijn en waar we met de beste wil van de wereld geen toegang meer toe hebben? Met andere woorden, een hedendaagse filosofie verschilt met die van Hegel in die zin dat ze de fundamentele eindigheid van ons denken centraal stelt. Fundamentele eindigheid maakt dat er ook radicaal verlies is, we kunnen niet alles meenemen. Er is geen allesomvattende synthese die alles opheft.”
Holocaust: negatieve dialectiek
“Heidegger, maar ook andere filosofen, vragen zich af: is alles op te heffen, in de zin van bewaren? Is er inderdaad een progressieve lijn in de geschiedenis of moet je veel meer denken in termen van een negatieve dialectiek (term van Adorno), waar het alleen maar bergafwaarts gaat? De holocaust bewijst voor Adorno dus echt het ongelijk van Hegel. De holocaust is zo'n radicale ontkenning van de meest fundamentele menselijk waardigheid. 'Sorry,' zegt Adorno tegen Hegel, 'je kunt m'n dak op'. De gruwel van de Holocaust laat alleen maar zien dat de geschiedenis niet vooruit, maar achteruit is gegaan sinds de Verlichting. Hegel is in die zin een echte verlichtingsman. Hij gelooft in vooruitgang. Niet in een simpele, rechtlijnige vooruitgang gevoed door een naïef optimisme, maar een dialectische. Daarbinnen speelt de negativiteit weliswaar een grote rol, maar de vooruitgang staat centraal.”
Chaos
“Schopenhauer en Nietzsche vinden het beiden onzin dat alle chaos uiteindelijk toch nog op z'n pootjes terecht komt. In navolging van Schopenhauer zegt Nietzsche: 'Zeg meneer Hegel, eigenlijk is de wereld chaos en wat jij doet is daar toch een abstract schema op plakken'.”
Geschiedenis
“Ook vanuit geschiedeniswetenschap wordt Hegel kritisch bevraagd. Dit soort grote syntheses van de geschiedenis, hoe werkt dat? Dit kan niet kloppen, want ze doen de contingente werkelijkheid geweld aan.”
Systeemdrang
“Op het eind van zijn leven krijgt Hegel bovendien last van een bepaalde systeemdrang. Alles moet beantwoorden aan het dialectische plaatje.”
“Allerhande losse elementen en inzichten die Hegel vanuit zijn systeem heeft opgedaan, worden ook buiten zijn systeem nog steeds op waarde geschat. Bijvoorbeeld Hegels analyse van de Franse Revolutie die nog steeds beroemd is. Maar ook Hegels kritiek op de Verlichting en zijn duiding van het christendom. Al die dingen blijven fundamenteel.”
Waarom mag Hegel volgens u niet ontbreken in de Lucepedia?
“Omdat het denken van Hegel ook op een heel fundamentele manier het christelijk denken heeft beïnvloed. Hegels denken heeft dezelfde progressieve, doelmatige insteek als het christendom, dat in wezen een heilsgodsdienst is. Geschiedenis is voor Hegel fundamenteel een heilsgebeuren, in de intellectuele zin van het woord.”
Wissenschaft der Logik (1816)
Enzycklopädie der philosophischen Wissenschaften (1817)
Vorlesungen über die Philosophie der Geschichte (1820)