Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Bultmann, Rudolf » introductie » Rudolf Bultmann (1884-1976)

Rudolf Bultmann (1884-1976)

Luthers bijbeluitlegger 'voorbij de mythe'

Rudolf Bultmann wordt in 1884 geboren in Wiefelstede in Oldenburg, niet ver van Bremen. Zowel zijn vader als zijn beide grootvaders waren predikant. Na zijn gymnasium in Oldenburg studeert hij theologie in Tübingen, Berlijn en Marburg. In Berlijn volgt hij colleges bij onder andere de oudtestamenticus Hermann Gunkel en de kerkhistoricus Adolf von Harnack. Hij raakt sterk onder de invloed van de Duitse liberale theologie, die gekenmerkt wordt door optimistisch vooruitgangsgeloof en de wil religie en geloof volstrekt redelijk te verklaren. In 1910 promoveert hij in Marburg op een proefschrift over de relatie tussen de betoogtrant van Paulus en die van de cynische en stoïsche filosofen. Twee jaar later habiliteert hij zich aan dezelfde universiteit met een studie over de exegese van de kerkvader Theodorus van Mopsuestia. Hij is dan tot 1916 privaatdocent in Marburg, van 1916 tot 1920 buitengewoon hoogleraar in Breslau, en van 1920 tot 1921 hoogleraar in Gießen. Vanaf 1921 tot aan zijn emeritaat in 1951 is hij hoogleraar in Marburg, waar in de twintiger jaren de filosoof Martin Heidegger zijn collega is. In diezelfde periode keert Bultmann zich, zoals zovelen van zijn generatie, onder de indruk van de catastrofe van de Eerste Wereldoorlog, minstens ten dele af van de liberale theologie, en hij raakt met onder anderen Karl Barth betrokken bij het tijdschrift Zwischen den Zeiten (1923-1933). Gods woord, en de verkondiging daarvan, wordt nu de kern van zijn theologie. In de dertiger jaren sluit Bultmann zich aan bij de Bekennende Kirche, de groep binnen het Duitse protestantisme die zich verzet tegen het nationaalsocialisme. Rudolf Bultmann gaat in 1951 met emeritaat. In de periode daarna publiceert hij nog regelmatig, houdt hij in diverse Europese landen (waaronder Nederland) en in de Verenigde Staten voordrachten, en ontvangt hij verschillende onderscheidingen. Hij overlijdt in 1976, bijna 92 jaar oud.

 

Een selectie van Bultmanns belangrijkste werken: in 1921 wordt Die Geschichte der synoptischen Tradition gepubliceerd. Met dit boek heeft Bultmann zich geprofileerd als een van de leidende figuren van de methode van de Formgeschichte of vormkritiek. Historisch gezien, is er volgens Bultmann buitengewoon weinig over Jezus te zeggen. In Das Evangelium des Johannes (1941) ontwikkelt Bultmann een visie op de totstandkoming van dit evangelie die zeer invloedrijk is geweest. En in Theologie des Neuen Testaments (1953) geldt de verkondiging van Jezus niet als deel van de theologie van het Nieuwe Testament maar als vooronderstelling ervan; pas met het kerygma, de verkondiging van Jezus’ dood en opstanding, kan men van theologie van het Nieuwe Testament spreken.

 

Bultmanns beoefening van de theologie kenmerkt zich mede door een hoge mate van integratie van historisch-kritische exegese en systematische theologie, en in zekere zin ook van pastorale activiteit (Bultmann is zijn leven lang met een zekere regelmaat in kerkdiensten voorgegaan). Wat hij beoogde, was de boodschap van het Nieuwe Testament zó te interpreteren dat ze mensen van de twintigste eeuw werkelijk in de kern van hun bestaan kon raken. Een aantal begrippen uit Bultmanns theologie mogen zich in een tamelijk algemene bekendheid, minstens onder theologen, verheugen. Ik noem: mythe en ontmythologisering, en existentiale interpretatie.

 

Voor Bultmann is de mythe in wezen een poging te objectiveren wat niet te objectiveren is. In de mythe wordt God voorgesteld als een binnenwerelds wezen, waarover in binnenwereldse termen gesproken kan worden. Het Nieuwe Testament (en eigenlijk de hele Bijbel) veronderstelt, aldus Bultmann, een mythisch wereldbeeld. Dit wereldbeeld is volgens Bultmann voor de moderne mens absoluut ongeloofwaardig geworden. Betekent dit nu dat de bijbelse geschriften niet langer relevant zijn? Bultmann beantwoordt die vraag nadrukkelijk ontkennend: mythen, en dus ook de Bijbel met zijn mythische taal, zijn uitdrukking van een Daseinsverständnis, een verstaan van het menselijk bestaan. Om door de mythische taal van de Bijbel heen tot het erin uitgedrukte verstaan van ons bestaan te geraken, is Entmythologisierung, ontmythologisering, nodig.

 

Bultmann stelt dat men de Bijbel (en ook andere religieuze teksten) op twee manieren kan lezen, historisch en geschichtlich. Wanneer men de bijbelse geschriften historisch leest, dan beschouwt men ze als objecten, die wetenschappelijk onderzocht kunnen worden. In de tweede benadering, die Bultmann geschichtlich noemt, spreekt de tekst als subject mij als subject aan: ik word geconfronteerd met een Daseinsverständnis dat van mij een antwoord vraagt. In de eerste fase, die van de historische benadering, probeert men de mythische taal als historisch object te begrijpen, zodat ze in de tweede fase, die van de geschichtliche benadering, ontmythologiseerd kan worden en haar verstaan van het bestaan kan prijsgeven. Om eventuele misverstanden te voorkomen: de geschichtliche benadering veronderstelt de historische benadering. De laatste is niet een stap die men eventueel zou kunnen overslaan.

 

Ontmythologisering is dus een hermeneutische methode, een methode om teksten te interpreteren. Om te beginnen moet er, om een tekst überhaupt te kunnen interpreteren, sprake zijn van een zekere Vorverständnis: er moet sprake zijn van enig verstaan vooraf van de kant van de interpreet met betrekking tot datgene waar de tekst over gaat. Bultmann stelt dat het wezenlijk is voor de mens dat hij naar zijn eigen existentie vraagt, en precies in die vraag ligt het vereiste verstaan vooraf van God. Bultmann kiest voor de interpretatie van het Nieuwe Testament voor het begrippenapparaat van de existentiefilosofie, en dan met name voor de variant daarvan die Martin Heidegger (zie foto rechts) in Sein und Zeit (1927) ontwikkeld heeft.

 

Hoe Bultmann zich ontmythologisering en existentiale interpretatie verder voorstelt en er in zijn exegese mee werkt, wordt bijvoorbeeld duidelijk in zijn uitleg van het Evangelie van Johannes - waarop overigens veel kritiek gekomen is. Het Evangelie van Johannes zoals wij het nu kennen, is volgens Bultmann niet geheel identiek met het evangelie dat de evangelist ooit geschreven heeft. Bultmann reconstrueert vervolgens een oorspronkelijk Evangelie van Johannes, zonder kerkelijke redactie. De evangelist zou zich voor zijn weergave van de uitspraken van Jezus gebaseerd hebben op een bron met ‘openbaringsredevoeringen’. Bultmann meent die bron te kunnen aanwijzen, en hij karakteriseert haar als gnostisch van aard. De bron zou een van de vele varianten van de ‘gnostische mythe’ zijn, en de evangelist zou daarmee enerzijds door die gnostische mythe beïnvloed zijn, anderzijds diezelfde gnostische mythe ontmythologiseren. Johannes historiseert het neerdalen en opstijgen van de door God gezonden verlosser, hij maakt van het kosmologisch dualisme van de gnosis een beslissingsdualisme, hij reduceert de mythische boodschap van de verlosser tot een minimum, tot de paradox dat de mens Jezus God openbaart. Johannes is als het ware de eerste christelijke theoloog die het programma van ontmythologisering heeft uitgevoerd (hoewel in Bultmanns ogen ook Paulus al ontmythologiseert) en die aldus Bultmanns eigen programma van ontmythologisering sanctioneert.

 

De openbaring van de johanneïsche Jezus wordt op geen enkele manier van buitenaf gelegitimeerd, ze vindt haar legitimatie alleen in zichzelf. Geloof als antwoord op Jezus’ openbaring heeft dus, volgens Johannes zoals door Bultmann geïnterpreteerd, geen enkel houvast buiten de openbaring zelf. Geloven (dat ook kennen impliceert) betekent een beslissing tegen de wereld (Entweltlichung) en alles wat daarbij hoort, en vóór God. Zulk geloof is geen menselijke prestatie maar gave, en vindt zijn zekerheid uitsluitend in het horen van het woord van Jezus. Geloof is een overgang in de eschatologische Existenz, johanneïsch uitgedrukt: wie naar het woord van Jezus luistert en gelooft in degene die Hem gezonden heeft, is uit de dood naar het leven overgegaan (Johannes 5:24).

 

Ter afsluiting een karakterisering van Bultmanns theologie. Het is op de eerste plaats een theologie in de Duitse lutherse traditie. De aandacht voor het horen van het Woord waarin God op de mens toekomt, en de afwijzing van iedere poging uit de wereld en niet uit God te leven, in wat andere termen: van iedere poging zichzelf te rechtvaardigen, zijn in dit opzicht typerend. Bultmanns theologie is vervolgens een theologie van na de Verlichting. Bultmann probeert de moderne mens met zijn wetenschappelijke wereldbeeld en zijn afwijzing van een mythisch wereldbeeld volstrekt serieus te nemen, en deze mens te laten zien dat de christelijke boodschap ook na de Verlichting relevant is. Bultmanns theologie is op de derde plaats een postliberale theologie. Een mens kan uiteindelijk niet zichzelf redden; dat kan alleen God als de werkelijk Andere. Bultmann is wel verweten dat hij met zijn beroep op God en Gods handelen de ontmythologisering niet consequent heeft doorgevoerd: God zou nog als een laatste mythische rest in zijn theologie zijn achtergebleven. Bultmann heeft dat verwijt steeds verworpen: God handelt niet binnenwerelds, alleen het geloof kan Zijn voor de wereld verborgen handelen waarnemen.

 

Bultmann heeft ons volgens Maarten Menken drie dingen zeer indringend onder de aandacht gebracht. Op de eerste plaats: de Bijbel spreekt mythische taal, en die taal kan het verstaan van de bijbelse boodschap in de weg staan. Op de tweede plaats: de bijbelse boodschap spreekt mensen niet automatisch aan, maar er is een ‘vertaalslag’ nodig, van de taal van de Bijbel naar de taal van het heden. Bultmann zelf meende dat de taal van het heden die van de existentiefilosofie was. Op de derde plaats: goede historisch-kritische exegese is een conditio sine qua non voor een adequate vertaalslag. Bultmann heeft op dat terrein een fenomenale bijdrage geleverd aan de bijbelwetenschap.

 

Tot slot een kritische notitie. Het grote manco van Bultmanns theologie is naar Menkens gevoel de eenzijdige focus op het individu en op het heden, waarmee het aspect van de bijbelse boodschap wordt verdonkeremaand dat God ook een God is die toekomst schept, voor zijn gehele schepping. Die eenzijdigheid komt zeker voor een deel ook door Bultmanns gebrek aan aandacht voor het Oude Testament en de Joodse traditie.

Bovenstaande tekst is een samenvatting van de tekst over Rudolf Bultmann van Maarten Menken, 'Rudolf Bultmann: bijbeluitlegger voorbij de mythe' in: Jozef Wissink (red.), Toptheologen. Hoofdfiguren uit de theologie van vandaag, Tielt: Lannoo, 2006, pp. 88-109.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology
Externe link: Bestelinformatie
Externe link: Gedeeltelijk in te zien via Google Books