Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Schuld » introductie » Schuld

Schuld

Door DDr. Claudia Mariéle Wulf 

De achtergrond 

Het thema schuld en vergeving is niet ‘en vogue’. Het woord ‘schuld’ lijkt in onze tijd uitgewist te zijn. Wij vinden het echter terug als schuld toegewezen wordt – wat vaak gebeurt. De mentaliteit van de mensen zweeft tegenwoordig ergens tussen ‘onschuldigheidswaan’ en schuldcomplex. Daardoor wordt de verzoening met de eigen schuld en met de schuld van anderen verhinderd. Maar: waar verzoening niet lukt, daar lukt ook het leven niet. Verzoening is dus een van de zeer dringende thema’s in de internationale politiek en in de persoonlijke relaties; het mislukken is een van de diepste en uitdagendste problemen van de tegenwoordige tijd. Het lijkt alsof de wereld de grondslag van de verzoening vergeten is: de omgang met schuld en vergeving. Want verzoening kan alleen bereikt worden door een waarheidsgetrouwe schuldbelijdenis en een eerlijke vergeving. Hier is een andere vergeving nodig die een mens niet weet te schenken en die de agnostische maatschappij niet meer weet te vinden. 

De angst dat de schuld ontdekt wordt, leidt tot ‘coping strategies, die eigenlijk de schuld verleggen naar anderen of naar de omstandigheden. Vijf strategieën kunnen worden onderscheiden: delegatie, verklaring als banaliteit, relativering, ontkenning en resignatie. Schuld is of de schuld van anderen of de tragiek van het leven. Daarom zijn hier enkele differentiëringen nodig.

Mondigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid

Mondigheid is een voorwaarde om vrij te zijn, verantwoordelijkheid te kunnen dragen en dus schuldig te kunnen worden.
Wij noemen een mens moreel mondig
die vrij is en dus de mogelijkheid heeft iets te doen (kunnen),
die de moed en het doorzettingsvermogen heeft iets in daden om te zetten (durven),
die zelf bepaalt of in afhankelijkheid van de bevoegde autoriteit bepaalt welke waarde de belangrijkste is en daarom verwezenlijkt moet worden (mogen) en
die dan de waarde verwezenlijkt (dienen te doen)
en wel zonder gedwongen te zijn het te moeten doen.

Morele mondigheid is een doel en tegelijk een verplichting. Wie mondig is, is namelijk in volle mate verantwoordelijk voor zijn doen en laten. Vrij is een mens die van binnenuit bepaald zich tot iets kan verhouden (basale vrijheid) en die een bewuste beslissing voor of tegen iets kan nemen (handelingsvrijheid). Op grond van vrijheid is verantwoordelijkheid mogelijk en noodzakelijk. Op grond van vrijheid is daarom moraal mogelijk en noodzakelijk. Wie zijn vrijheid opgeeft, niet articuleert of op het verkeerde richt, is verantwoordelijk voor deze beslissing en wordt in de morele zin schuldig.

Het begrip schuld

Zedelijke schuld vindt plaats in relatie tot een waarde maar ook in relatie tot de eigen persoon. In de ervaring van schuld doet de mens de ervaring op dat essentiële relaties door hem werden verbroken. Hij ervaart zichzelf als diegene die de schade veroorzaakt heeft. Met andere woorden: hij ziet zichzelf als de persoon die hij nu net niet wil zijn. De relatie tot de eigen persoon breekt. Maar hier moeten we wel onderscheid maken tussen
(1) een oneigenlijke schuld in de zin van ‘iets schuldig blijven’ wat samenhangt met de eigen beperktheid en dus geen zedelijke schuld is,
(2) het schuldgevoel dat zich op een vermeende schuld betrekt – dit kan zelfs door de dader in het slachtoffer worden opgewekt – en
(3) de echte ervaring van schuld in die zin dat iemand zich als in zedelijke zin schuldig ervaart.

De echte schuldervaring heeft betrekking op schuld in een moraaltheologische en/of strafwettelijke zin. Reële schuld is de oorzaak. Schuld moet hier in de zin van het morele basisbegrip verstaan worden. Fenomenologisch uitgedrukt: schuldig worden betekent iets kwaads gedaan hebben – of alleen gedacht hebben – en dat willens en wetens. Schuldig worden kun je tegenover een persoon of een ding of tegen de waarheid. En ten slotte: schuld bestaat, ongeacht of iemand het als schuld erkent en de dader aanklaagt of niet.

Eerste stappen uit de schuld

Drie stappen zijn belangrijk om de weg uit de schuldcontext te vinden:
  1. de schuld erkennen: zich realiseren dat men schuldig geworden is, dat men iets gedaan of nagelaten heeft wat men niet mag doen of laten.
  2. voor zichzelf toegeven, dat men schuldig geworden is. Dat betekent: ik moet aanvaarden dat ik willens en wetens iets gedaan heb hoewel ik wist dat ik dat niet mocht doen. Dat zegt iets over de eigen persoon: ik kan schuldig worden. Als ik dat aanvaard, dan herstel ik de relatie tot de eigen persoon, maar er blijft dan een soort conflict in de zelfreferentie achter.
  3. de schuld bekennen, de schuld onder woorden brengen en om vergeving vragen. Dat is de conditie zonder welke vergeving niet mogelijk is.
Bovendien werd door de schuld een orde verstoord. Als de schuldige mens dat aanvaardt dan wil hij iets doen om de schade goed te maken. Dat is niet altijd mogelijk. Ook de vertrouwensbreuk blijft nog lang bestaan. Vaak kunnen mensen onderling geen echte verzoening vinden. De zoektocht naar verzoening wijst de mens dan boven zijn beperkte werkelijkheid uit; zij wijst hem naar God. In de schuld verliest de mens de relatie tot zichzelf, maar hij verbreekt ook de relatie tot anderen, soms ook tot de schepping of tot de waarheid. In alle relaties is God aanwezig zodat in het verbreken van één van deze relaties ook een mogelijke relatie tot God breekt.

De gevolgen van de schuld

De gevolgen van de schuld kunnen in de woorden berouw, boete, straf, schadeloosstelling en boetedoening gevat worden.
Schuld heeft gevolgen voor de dader, namelijk boete en straf. Het herstel van de innerlijke orde in de persoon heeft oefening nodig. De kerk kent daarvoor het instituut van de boete: de dader wordt uitgenodigd iets te doen wat hem helpt een nieuwe grondhouding in te oefenen die tegenover de oude daad staat. De schadeloosstelling moet zo goed mogelijk door de dader gebeuren. Vaak is dat een hunkering van de dader zelf: dat hij iets kan doen om het kwaad echt goed te maken. De gebroken relatie tot het slachtoffer kan zo misschien hersteld worden want er is een verlangen naar verzoening – ook naar praktische verzoening. 

Met ‘boetedoening’ wordt een zoektocht naar adequate vergelding uitgedrukt die soms door anderen wordt overgenomen. De boetedoening kan dus gedefinieerd worden als een plaatsvervangend herstel van de gebroken orde en als de plaatsvervangende hervatting van de relatie om daardoor de weg tussen slachtoffer en dader weer te effenen. De boetedoening ten aanzien van God is onvoorwaardelijke toewijding tot God die iets tegenover de eigen of de vreemde schuld wil stellen. Het is zo gezien de intensievere relatie, de grotere liefde.

Zonde – de verwoeste relatie tot God

Hiermee begint een nieuwe overweging: schuld wordt bewust ervaren als schuld tegenover God. Dat noemen wij ‘zonde’. De mens heeft werkelijk de mogelijkheid zijn verhouding tot God vrij te bepalen. Zonde is dus een relatiebegrip. ‘Het zedelijke leven blijkt het verschuldigde antwoord op de vrije initiatieven waarin Gods liefde de mens onbeperkt laat delen.’ De zondaar wil dit antwoord niet geven. Het gaat dus niet over het breken van normen en wetten, maar over de breuk van de relatie tussen God en mens. De mens kan impliciet of expliciet God negeren door zijn zonde door kleine vergeeflijke zonde, door de zwaarwegende zonde of door de doodzonde. De criteria zijn
(1) het belang van het onderwerp
(2) de bewustheid en
(3) de opzettelijkheid.

Hier vinden wij de grondrelaties terug: de binding aan de andere mens of aan de wereld (het voorwerp, ook de eigen persoon als deze het voorwerp is), de binding aan de eigen persoon als subject (vrijwilligheid) en de binding aan de waarheid (bewustheid). Alle relaties zijn in de binding aan God met elkaar verbonden; alle relaties dreigen dus vernietigd te worden.

Bovenstaande tekst is een bewerking van fragmenten uit het boek van Claudia Mariéle Wulf, Een antropologie van de christelijke ethiek. Beschuldigd – bevrijd – bemind. Inleiding in de moraaltheologie. Handboek moraaltheologie, deel 1, Almere: Parthenon, 2013.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Mariéle Wulf.
Externe link: Bestelinformatie