Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Esther Raaijmakers
Dossiers » Celibaat » introductie » Celibaat

Celibaat

Wat is het celibaat?

Het celibaat is geen uitvinding van het christendom, maar komt ook voor in andere godsdiensten. Een voorbeeld hiervan zijn de Vestaalse maagden in de Romeinse tijd. Zij onthielden zich gedurende hun hele diensttijd van seksuele gemeenschap en als zij hun taak hadden vervuld, mochten zij trouwen.

Het christelijk celibaat onderscheidt zich van andere godsdiensten omdat het gaat om een beslissing voor de rest van het leven. Geen tijdelijke, maar levenslange onthouding.

De rooms-katholieke Kerk kent niet alleen het priestercelibaat. Monniken en vrouwelijke religieuzen leggen de gelofte van kuisheid af wanneer zij het klooster intreden. Dit doen zij om zich volledig te kunnen toewijden aan Christus en de Kerk. In andere christelijke stromingen is het celibaat over het algemeen niet verplicht.

Ontwikkeling celibaat/historische wortels

Ideeën over celibaat ontstonden in de Vroege Kerk (2e tot 3e eeuw). Gelovigen zagen seksuele onthouding steeds meer als een ideaal. Zij associeerden maagdelijkheid met integriteit, onaangetast zijn en heelheid.

In de volgende eeuw zette deze ontwikkeling zich voort. Gelovigen koppelden seksualiteit aan het krijgen van kinderen en sterfelijkheid. Zij zagen de zwangerschap als een last die God na de zondeval aan vrouwen had gegeven (interpretatie van het zondevalverhaal in Genesis). Door seksuele onthouding, konden gelovigen hun sterfelijkheid overwinnen en hadden zij als het ware het gevoel dat zij al in de hemel leefden. Monniken en vrouwelijke religieuzen maakten als eerste de keuze om celibatair te leven.

Daaruit ontwikkelde zich het idee dat priesters, die een voorbeeld voor de gelovigen waren, celibatair moesten leven. Het ideaal was om ongehuwd te zijn en te leven zonder seksuele relaties. Hier zouden de leiders van de Kerk ook aan moeten voldoen.

Van de vierde tot de elfde eeuw is er op concilies gediscussieerd over de vraag wat er moest gebeuren met de vrouwen van priesters en bisschoppen. Het standpunt was een lange tijd dat zij moesten scheiden, of binnen het huwelijk aan seksuele onthouding moesten doen. Dat laatste kon tijdelijke onthouding zijn: als voorbereiding op de mis, of permanente seksuele onthouding. Uiteindelijk heeft het tot 1123 geduurd bij het Eerste Lateraans Concilie (vergadering van christelijke leiders) voordat het celibaat verplicht werd gesteld. Tot die tijd mochten priesters nog getrouwd zijn. Toch waren er al wel tussenfasen zichtbaar die leidden tot deze beslissing. De Kerk drong steeds meer aan op onthouding, in het bijzonder ter voorbereiding op de mis. Paus Gregorius IV en Nicolaas II verboden getrouwde priesters om voor te gaan in de eucharistie.

Het tweede, derde en vierde Lateraans Concilie bevestigde het verplichte priestercelibaat. Het was nu een officiële kerkregel. De Kerk verklaarde huwelijken van priesters die nog getrouwd waren, ongeldig. Naast spirituele idealen was er ook een praktische reden om het priestercelibaat verplicht te stellen. Dit had te maken met het erfrecht. Wanneer een priester overleed, liet hij zijn bezittingen (parochies, landerijen etc.) na aan vrouw en kinderen. Doordat de Kerk deze huwelijken ongeldig had verklaard, bleven de bezittingen van de Kerk.

Hoewel het priestercelibaat vanaf 1123 verplicht was, leefden bisschoppen en pausen tot het Concilie van Trente (1545-1563) vrijelijk samen met vrouwen. Dit leidde regelmatig tot buitenechtelijke kinderen.

Recente geschiedenis

Door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) kwam het celibaat weer in de belangstelling. Het was een periode waarin paus Johannes XXIII de Kerk meer bij de tijd wilde brengen. Een progressieve stroming onder priesters en theologen streefde ernaar om het celibaat weer onder de loep te nemen en te kijken of het nog relevant was voor deze tijd. De discussie tussen progressieve en conservatieve katholieken laaide hevig op. Progressieve theologen waren ervan overtuigd dat de Kerk het priestercelibaat in de komende jaren zou afschaffen. Dit was ook onder invloed van de grote maatschappelijke veranderingen in de jaren ‘60/’70 . Met dit vooruitzicht traden priesters alvast in het huwelijksbootje, maar zij kwamen bedrogen uit. Paus Paulus VI wilde het celibaat absoluut niet afschaffen. Dit onderstreepte hij in de Encycliek (een pauselijke brief aan de bisschoppen en gelovigen) Sacerdotales Caelibatus (1967).

Celibaat in relatie tot het seksueel misbruik

In februari 2010 kwam een berichtenstroom in de Nederlandse media op gang over geestelijken die kinderen zouden hebben misbruikt. Dit was naar aanleiding van een onthulling in het NRC-Handelsblad over vermeend seksueel misbruik van jongens door de Paters Salesianen in een internaat in ‘s Heerenberg. In een korte tijd kwamen honderden reacties van seksueel misbruik binnen bij Hulp & Recht, de instantie waar slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk zich kunnen melden. Het celibaat lag opnieuw onder vuur. Nu in relatie tot het seksueel misbruik waar een groep geestelijken in de rooms-katholieke Kerk zich schuldig aan heeft gemaakt.

Deze meldingen van seksueel misbruik stonden niet op zichzelf. Eerder kwamen soortgelijke berichten naar buiten in landen als Duitsland, Ierland, Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Oostenrijk en andere landen.

De Nederlandse bisschoppen stelden de commissie-Deetman aan om de aard en omvang van het seksueel misbruik door paters en priesters te onderzoeken, maar ook in hoeverre het celibaat ertoe heeft bijgedragen dat seksueel misbruik voorkwam. Zo zou een celibatair levende geestelijke, wanneer hij zijn seksuele gevoelens niet in goede banen kan leiden, kinderen kunnen misbruiken. Tevens zou de negatieve houding die de Kerk in het verleden ten opzichte van seksualiteit had, meegespeeld hebben. Toch zijn er veel wetenschappers die de relatie tussen het celibaat en seksueel misbruik ontkennen. Het is een verschijnsel dat in alle delen van de samenleving voorkomt.

Bijbelse teksten voor onderbouwing priestercelibaat

In de pastorale brieven in het Nieuwe Testament, waarvan men algemeen aanneemt dat ze afkomstig zijn uit de 2e eeuw, staan verschillende teksten over de eisen waaraan de kerkelijke leiders moeten voldoen.

1 Tim. 3:2 De leider van de gemeente moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw, matig, verstandig, bezonnen, gastvrij, bekwaam om te onderrichten.

1 Tim. 3:12 Diakens moeten mannen van één vrouw zijn, en hun kinderen en hun huis goed weten te leiden.

1 Tit. 1:6 De oudsten moeten onberispelijk zijn, het moeten mannen zijn van één vrouw, ze moeten kinderen hebben die gelovig zijn en niet in opspraak zijn geraakt wegens losbandigheid of tuchteloosheid.

Uit deze teksten blijkt dat kerkelijke leiders: de opziener (bisschop), de oudsten (priesters) en de diakens getrouwd mochten zijn, maar niet mochten hertrouwen. In de Griekse wereld heerste het ideaal dat een kerkelijke leider getrouwd was met één vrouw. Het celibaat speelde bij kerkelijk leiderschap nog geen enkele rol.

Voorstanders van het celibaat verwijzen naar Bijbelteksten van Jezus en Paulus.

Mat. 19:12 In deze tekst zegt Jezus: Want er zijn eunuchen die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn eunuchen die door de mensen zo gemaakt zijn, en er zijn eunuchen die zichzelf zo gemaakt hebben omwille van het koninkrijk der hemelen. Wie dat kan, moet het begrijpen.’

Uit deze tekst leiden zij af dat Jezus een voorstander zou zijn van seksuele onthouding, maar het is een mysterieuze uitspraak waarvan je moeilijk kunt zeggen dat dit de basis vormt voor het priestercelibaat. Belangrijker in de onderbouwing van het priestercelibaat is de tekst van Paulus.

1 Kor. 7:7-8 Ik zou wel willen dat alle mensen waren zoals ikzelf, maar ieder heeft nu eenmaal van God zijn eigen gave ontvangen, de een deze, de ander die. Tegen de ongehuwden en weduwen zeg ik: het is goed voor hen als zij blijven zoals ik. Bij deze Bijbelteksten is het opvallend dat er geen duidelijke koppeling is tussen functie en het celibaat. Paulus ziet de ongehuwde status vooral als een gave, niet als een last of opgave.

Na de invoering van het verplichte priestercelibaat werd Jezus op dit gebied een voorbeeld voor de priesters. In de bijbel staan namelijk geen aanwijzingen dat Jezus getrouwd was. In de traditie wordt algemeen aangenomen dat Jezus celibatair leefde.

De motieven voor het celibaat zijn wel veranderd. De vroege christenen streefden het celibaat na als blijk van de overwinning op de zonde en de sterfelijkheid. Terwijl het vanaf de middeleeuwen steeds meer gezien werd als navolging van Christus. Wat bij Paulus nog een gave was, die sommigen gegeven is en anderen niet, geldt nu als een opgave, een offer dat de priester brengt omwille van Christus. Want alleen als celibatair kan de priester beschikbaar zijn voor zijn parochianen.

Overigens kent de rooms-katholieke Kerk nog getrouwde priesters, maar wel in uitzonderingssituaties. Wanneer een gehuwde ambtsdrager uit een andere kerk rooms-katholiek wordt en priester wil worden, mag hij getrouwd blijven. De Kerk laat hiermee zien dat zij geen onnodige belemmeringen wil opwerpen wanneer iemand katholiek wil worden.

Uiteindelijk behoort het verplichte celibaat niet tot de kern van het priesterschap, omdat het een regel is die afkomstig is uit de discipline van de Kerk. De Kerk is vrij om deze regel wel of niet te handhaven. Het katholieke geloof staat boven het celibaat of de discipline.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Marian Geurtsen.